ECLI:NL:RBROT:2007:BA6202
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- A.G. Scheele-Mülder
- M.C. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek in een jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2007 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich in een procedure bevond betreffende de ondertoezichtstelling van haar vijf minderjarige kinderen. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. M.H.J. Soutendijk-van Appeldoorn, de rechter die de zaak behandelde. Verzoekster stelde dat de rechter objectief partijdig was omdat zij een medewerker van Bureau Jeugdzorg had toegelaten om namens de stichting te spreken zonder dat deze een schriftelijke volmacht kon overleggen. Verzoekster voerde aan dat dit in strijd was met de Wet op de jeugdzorg, die een duidelijke scheiding tussen zorgverleners en indicatiestellers vereist.
De wrakingskamer heeft het griffiedossier van de procedure bestudeerd, inclusief het proces-verbaal van de zitting van 6 april 2007, waar het wrakingsverzoek werd behandeld. Tijdens deze zitting was niemand aanwezig om het verzoek te ondersteunen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de wraking ongegrond was en heeft het verzoek afgewezen. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de aangevoerde argumenten van verzoekster en de verdediging van de rechter. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter de medewerker van Bureau Jeugdzorg had toegelaten, niet voldoende was om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank benadrukte dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve partijdigheid van de rechter en dat de vrees van verzoekster voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.