ECLI:NL:RBROT:2007:BA6057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/641102-07
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Poiesz
  • A. van der Kolk
  • J. Koningsveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging wegens verzoek tot overdracht aan Duitsland

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die geboren is in 1986 in Roemenië en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Arnhem. De officier van justitie had een verzoek ingediend tot overdracht van de strafvervolging aan de Bondsrepubliek Duitsland. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat er een verzoek tot overdracht liep. Volgens artikel 552v van het Wetboek van Strafvordering mag de officier van justitie niet tot vervolging overgaan zolang het verzoek tot overdracht niet is ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie haar verzoek tot overdracht pas na het uitgaan van de dagvaarding heeft ingetrokken. Dit was in strijd met de wet, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging. De rechtbank heeft tevens besloten dat de voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang moest worden opgeheven. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verdachte onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld, aangezien de vervolging niet kan doorgaan onder de gegeven omstandigheden.

Uitspraak

Parketnummer: 10/641102-07
Datum uitspraak: 22 mei 2007
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem, Huis van Bewaring De Berg, te Arnhem,
raadsman, mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2007.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 en A2, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
Door de raadsman van de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging omdat er een verzoek ligt tot overdracht van de strafvervolging van verdachte aan de Bondsrepubliek Duitsland. Na het starten van een dergelijke procedure mag de officier van justitie ingevolge artikel 552v van het Wetboek van Strafvordering niet tot vervolging overgaan van de verdachte, behoudens ingeval van intrekking van het verzoek tot overdracht, aldus de raadsman. Nu de zaak aanhangig is gemaakt niettegenstaande het verzoek tot overdracht dient de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard en dient de voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang te worden opgeheven.
Overwogen wordt als volgt.
De verdachte is op 13 februari 2007 aangehouden en op 14 februari 2007 in verzekering gesteld.
Bij brief van 16 april 2007 heeft de officier van justitie aan de verdachte kennis gegeven van haar voornemen tot overdracht van de strafvervolging aan de Bondsrepubliek Duitsland.
Op 3 mei 2007 is de verdachte gedagvaard ter zitting van heden. Bij brief van 16 mei 2007 heeft de officier van justitie aan de verdachte mededeling gedaan dat zij haar voornemen tot overdracht zou intrekken hetgeen zij, zoals zij vandaag ter terechtzitting heeft verklaard, vervolgens ook daadwerkelijk heeft gedaan.
Deze gang van zaken is niet in overeenstemming met het gestelde in artikel 552v lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (welk artikel in artikel 552wa van het Wetboek van Strafvordering uitdrukkelijk van toepassing wordt verklaard in zaken zoals de onderhavige waarin de tussenkomst van de Minister van Justitie niet is vereist) waarin onder meer is bepaald dat de officier van justitie, nadat een voorstel als bedoeld in artikel 552t is gedaan, de strafzaak tegen de verdachte niet ter terechtzitting aanhangig kan maken, behoudens in geval van intrekking van dat verzoek. Nu de officier van justitie haar verzoek eerst ná het (doen) uitgaan van de dagvaarding heeft ingetrokken kan zij op dit moment niet worden ontvangen in de vervolging van de verdachte. Dit leidt er tevens toe dat de voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang moet worden opgeheven.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden en
beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Poiesz, voorzitter,
en mrs. Van der Kolk en Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Mathoera, griffier.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.