ECLI:NL:RBROT:2007:BA3912

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
250644 / HA ZA 05-3350
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de bank in een drie-partijenovereenkomst met betrekking tot effectenportefeuilles en de gevolgen van dekkingstekorten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, gaat het om de zorgplicht van Fortis Bank (Nederland) N.V. jegens de eisers, die als beleggers optraden in een drie-partijenovereenkomst met de niet-effectenkredietinstelling Nieuwe Doelen Effecten N.V. De eisers hebben Fortis aangeklaagd omdat zij van mening zijn dat de bank tekort is geschoten in haar verplichtingen, met name in de bewaking van de margin en de bestedingsruimte van hun effectenportefeuilles. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gedurende bepaalde perioden dekkingstekorten hebben bestaan en dat Fortis transacties heeft uitgevoerd terwijl deze tekortkomingen aanwezig waren. Dit leidde tot aanzienlijke verliezen voor de eisers, die in totaal claimen dat zij door deze tekortkomingen een schade van circa 344.695 euro hebben geleden.

De rechtbank heeft in haar vonnis de verantwoordelijkheden van Fortis uiteengezet, waarbij het belang van de zorgplicht van de bank in de effectenhandel werd benadrukt. Fortis werd geconfronteerd met een verzwaarde stelplicht, omdat zij de partij was die over de meeste informatie beschikte en verantwoordelijk was voor de administratieve afhandeling van de transacties. De rechtbank heeft Fortis in de gelegenheid gesteld om de benodigde informatie te verstrekken over de dekking in de relevante perioden, zodat de eisers hun vorderingen verder konden onderbouwen.

De zaak is complex, met verschillende argumenten van beide partijen over de vraag of Fortis al dan niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft de verdere procedure aangehouden, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten verder toe te lichten en de benodigde gegevens aan te leveren. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor financiële instellingen om transparant te zijn in hun communicatie met cliënten, vooral in situaties waarin risico's en verantwoordelijkheden niet duidelijk zijn gedefinieerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 250644 / HA ZA 05-3350
Uitspraak: 28 maart 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. [eiser],
wonende te [plaats],
2. de besloten vennootschap [eiser sub 2],
hierna te noemen: [eiser sub 2],
gevestigd te [plaats],
eisers,
procureur mr. J.R. Maas,
- tegen -
de naamloze vennootschap FORTIS BANK (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: Fortis,
procureur mr. H.E. Schweers.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 16 november 2005, met de producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord, met de producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van repliek, houdende vermeerdering van eis;
- de conclusie van dupliek.
2 Het geschil
De gewijzigde vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. (primair:) te verklaren voor recht dat Fortis toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens eisers;
II. (subsidiair:) te verklaren voor recht dat Fortis onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers;
(en zowel primair als subsidiair:)
III. Fortis te veroordelen tot vergoeding van de door eisers geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. Fortis te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten ad € 5.160,=, alsmede in de kosten van deze procedure.
Fortis heeft de vorderingen bestreden en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van eisers, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.
3 De beoordeling
3.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de navolgende vaststaande feiten en omstandigheden.
a. Op 14 april 1999 is een driepartijen-overeenkomst gesloten tussen [eiser sub 2] (als “cliënt”), de niet-effectenkredietinstelling Nieuwe Doelen Effecten N.V. (als “commissionair”; hierna te noemen: Nieuwe Doelen) en de effectenkredietinstelling Generale Bank Nederland N.V., rechtsvoorgangster van Fortis, (als “de Bank”, hierna aan te duiden als Fortis). Op 14 september 1999 is een gelijkluidende overeenkomst tussen [eiser] en voornoemde andere partijen gesloten. De effecten van eisers zijn feitelijk pas op 6 november 1999 bij Fortis gedeponeerd.
b. Op grond van de beide driepartijen-overeenkomsten (hierna gezamenlijk aangeduid als: de Overeenkomsten) is Nieuwe Doelen als vermogensbeheerder opgetreden en heeft Fortis effectenrekeningen en één of meer geldrekeningen geopend en aangehouden (in de overeenkomsten ook gezamenlijk aangeduid als: de Rekening).
Op de Overeenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden van Fortis van toepassing.
c. De artikelen 4 van de Overeenkomsten luiden:
“4.1 Cliënt machtigt hierbij Commissionair om, in opdracht van Cliënt, Transacties uit te voeren.
4.2 Indien er sprake is van vermogensbeheer tussen Cliënt en Commissionair, machtigt Cliënt hierbij Commissionair om voor rekening en risico van Cliënt Transacties uit te voeren. De inhoud van deze volmacht dient nader te worden vastgelegd in een tussen Commissionair en Cliënt gesloten Beleggingsovereenkomst, conform het door AEX voorgeschreven model.
4.3 Indien een opdracht tot het verrichten van Transacties rechtstreeks door Cliënt aan de Bank wordt gegeven, is de Bank gehouden die opdracht door te geven aan Commissionair.
4.4 De Bank is op generlei wijze verantwoordelijk dan wel aansprakelijk voor (i) het door Commissionair gevoerde beleggingsbeleid, (ii) de nadere afspraken met betrekking tot de volmacht zoals vastgelegd in de Beleggingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4.2 hiervoor en (iii) de door Commissionair voor rekening en risico van Cliënt verrichte Transacties.”
d. De Overeenkomsten bepalen in artikel 6.2 voor transacties in aandelen en/of obligaties:
“Debitering van de Rekening en/of afgifte c.q. overboeking van aandelen en/of obligaties geschiedt uitsluitend indien en voor zover het saldo van de Rekening en de overige verplichtingen van Cliënt jegens de Bank uit hoofde van, voortvloeiende uit of in samenhang met deze overeenkomst die debitering en/of afgifte c.q. overboeking toestaan, waarbij mede in aanmerking wordt genomen de door de Bank te bepalen onderpandswaarde van de aandelen en/of obligaties en tegoeden geadministreerd op de Rekening“.
Artikel 6.3 bevat een onherroepelijke machtiging tot liquidatie in geval van een onaanvaardbare debetstand en/of onderdekking.
Artikel 7.3 en 7.4 van de Overeenkomsten bevatten met artikel 6.2 en 6.3 overeenstemmende bepalingen voor transacties in opties, edele metalen, futures en/of overige special products.
Artikel 8 (“Margin terzake Transacties in opties en futures”) houdt onder meer in:
“(…) 8.2 Marginoverschrijdingen in de portefeuille van Cliënt zijn niet toegestaan. Indien zich desondanks marginoverschrijdingen zouden voordoen, dan zal Commissionair, zo mogelijk in overleg met Cliënt, zorg dragen voor zodanige maatregelen dat de vereiste dekking op zo kort mogelijke termijn weer wordt bereikt. De Bank zal zorg dragen voor de marginbewaking en marginberichtgeving jegens Cliënt en Commissionair.
8.3 In geval van marginoverschrijding komen de Bank dezelfde rechten toe als omschreven in de artikelen 6.3 en 7.4.”
e. Bij brief van 27 oktober 1999 aan [eiser] heeft Fortis hem een effectenkrediet van maximaal € 60.000,= en een marginfaciliteit van maximaal € 20.000,= aangeboden, waarbij wordt uitgegaan van 70% van de bevoorschottingswaarde van de effectenportefeuille, zoals nader in de brief omschreven.
Bij brief van 29 september 2000 is een nieuw effectenkrediet van maximaal € 30.000,= en een marginfaciliteit van maximaal € 100.000,= aangeboden.
Bij brief van 9 maart 2001 is een effectenkrediet van maximaal € 70.000,= en een marginfaciliteit met een limiet van € 45.000,= aangeboden.
f. Bij brief van 23 oktober 2000 aan [eiser sub 2] heeft Fortis haar een effectenkrediet van maximaal € 85.000,= en een marginfaciliteit van maximaal € 45.000,= aangeboden, waarbij dezelfde uitgangspunten zijn opgenomen als voormeld ten aanzien van [eiser]. Bij brief van 9 maart 2001 is een effectenkrediet van € 120.000,= aangeboden.
g. Per 7 september 2002 zijn de driepartijen-overeenkomsten beëindigd. Nieuwe Doelen is gefailleerd. Eisers hebben Fortis in 2005 benaderd in verband met verliezen die zich in de effectenportefeuilles van eisers zouden hebben voorgedaan.
3.2 Grondslag van de vorderingen
3.2.1 Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat Fortis, als uitvoerende instelling, heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht jegens eisers als beleggers, zoals voortvloeiend uit de Overeenkomsten en zoals ten aanzien van de bewaking van bestedingsruimte en de marginbewaking ook vastgelegd in artikel 28 lid 2 respectievelijk leden 3 en 4 van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999).
Eisers stellen dat Fortis effectentransacties - zowel optie- als aandelentransacties - heeft verricht tijdens perioden van dekkingstekorten, alsmede dat Fortis hen niet heeft gewaarschuwd voor de ontstane risico’s en tekorten.
3.2.2 Ter onderbouwing stelt [eiser], onder verwijzing naar productie 3 bij dagvaarding, dat in zijn portefeuille sprake was van dekkingstekorten in de perioden:
- van 20 april 2000 tot 31 mei 2000;
- van 1 september 2000 tot 28 december 2000; en
- van 8 februari 2001 tot 12 juli 2001.
Voorts stelt hij dat het saldo van de effectenrekening het maximum van -/- € 30.000,= overschreed gedurende de periode van 8 november 1999 tot 12 juli 2001, alsmede dat het saldo van de marginfaciliteit het maximum van € 100.000,= overschreed in de periode van 29 september 2000 tot 16 januari 2000 (rechtbank: bedoeld zal zijn 2001).
[eiser] stelt dat Fortis desondanks nieuwe - tot een verlies van circa 344.695,= leidende - (short) putopties heeft geschreven in de perioden:
- van 20 april 2000 tot 31 mei 2000;
- van 1 september 2000 tot 28 december 2000.
3.2.3 Ter onderbouwing stelt [eiser sub 2], onder verwijzing naar productie 6 bij dagvaarding, dat sprake was van een dekkingstekort in de periode van 15 maart 2000 tot 7 februari 2001, dat het saldo van de effectenrekening het maximum van -/- € 85.000,= overschreed in de periode van 11 maart 2000 tot 15 juni 2001 en dat het saldo van de marginfaciliteit het maxium van € 45.000,= overschreed in de periode van 25 november 1999 tot 24 oktober 2000.
[eiser sub 2] stelt dat Fortis desondanks - tot een verlies van circa € 80.471,= (zijnde € 170.000,= minus € 89.529,=; zie repliek onder 67) leidende - nieuwe (short) optieposities heeft geopend in de periode van dekkingstekorten.
3.2.4 Eisers hebben voor het overige in hun betoog niet steeds een uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de weigeringsplicht bij dekkingstekorten en de verplichtingen in het kader van de marginbewaking.
3.3 Bestedingsruimte
3.3.1 De Overeenkomsten bevatten in de artikelen 6.2 en 7.3 (zoals hiervoor onder 3.1 aangegeven) een regeling voor de situatie dat sprake is van een dekkingstekort (een weigeringsplicht). De strekking hiervan stemt overeen met het in de onderhavige periode van toepassing zijnde artikel 28 lid 2 NR 1999, dat inhoudt:
“De effecteninstelling onthoudt zich van het uitvoeren van een transactie voor rekening van een cliënt, indien de effecteninstelling constateert dat de op naam van de cliënt aanwezige saldi ontoereikend zijn om de verplichtingen te voldoen die voortvloeien uit die transactie.”
Hieruit volgt dat indien en voor zover Fortis transacties heeft uitgevoerd op momenten waarop sprake was van een dekkingstekort zij (toerekenbaar) is tekortgeschoten jegens [eiser] c.q. [eiser sub 2]. Dit uitgangspunt is op zichzelf ook niet in discussie tussen partijen.
3.3.2 In de eerste plaats heeft Fortis als verweer aangevoerd dat de door eisers gestelde perioden van dekkingstekorten een onjuist beeld geven. Fortis heeft bij conclusie van antwoord als producties 10 en 11 eigen overzichten overgelegd.
3.3.3 [eiser] heeft bij repliek uit het hem betreffende Fortis-overzicht geconcludeerd dat er dekkingstekorten bestonden in de perioden
- van 20 april 2000 tot en met 31 mei 2000;
- van 18 september 2000 tot en met 21 december 2000 en
- 9 februari 2001 tot en met 12 juli 2001.
[eiser sub 2] heeft bij repliek uit het haar betreffende Fortis-overzicht geconcludeerd dat er dekkingstekorten bestonden in de perioden
- van 9 mei 2000 tot en met 13 juli 2000 en
- van 23 oktober 2000 tot en met 18 mei 2001.
Deze conclusies vinden steun in de Fortis-overzichten en zijn door Fortis bij dupliek ook niet bestreden, zodat in deze procedure van de juistheid hiervan zal worden uitgegaan. Hierbij gaat de rechtbank er van uit dat de Fortis-overzichten alle beursdagen in genoemde perioden omvatten (behalve voor wat betreft de hierna in overweging 3.3.4 onder c te noemen periode) en zich derhalve in de genoemde perioden geen dagen hebben voorgedaan waarop er geen dekkingstekort was.
3.3.4 In aanvulling hierop heeft [eiser] (bij repliek onder 30 en 31) aangevoerd:
(a) dat ook reeds vóór 20 april 2000 sprake moet zijn geweest van een dekkingstekort, nu op die datum het tekort € 115.056,= beliep en Fortis heeft aangevoerd (al) op 3 februari 2000 Nieuwe Doelen melding te hebben gemaakt van een dekkingstekort;
(b) dat gegevens over de periode van juni tot en met augustus 2000 ontbreken, terwijl uit brieven aan Nieuwe Doelen zou blijken dat ook in deze maanden sprake was van aanzienlijke dekkingstekorten.
Verder heeft [eiser sub 2] aangevoerd:
(c) dat (binnen de hiervoor genoemde periode van 23 oktober 2000 tot en met 18 mei 2001) gegevens over de periode februari tot en met april 2001 ontbreken, terwijl ook in die maanden sprake is geweest van dekkingstekorten.
3.3.5 Eisers zijn bij repliek niet, althans niet gemotiveerd, teruggekomen op de door hen bij dagvaarding gestelde perioden waarin sprake zou zijn van dekkingstekorten. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat eisers bij repliek de grondslag van hun vorderingen nader hebben geconcretiseerd in de onder 3.3.3 en 3.3.4 genoemde perioden.
3.3.6 Bij dupliek (onder 20 e.v.) heeft Fortis verweer gevoerd ter zake van de onder 3.3.4 genoemde perioden en in het bijzonder aangevoerd dat het aan eisers is hun vordering op dit punt deugdelijk te onderbouwen.
Naar het oordeel van de rechtbank miskent Fortis dat zij op dit onderdeel in deze procedure een verzwaarde stelplicht heeft, nu zij de partij is die geacht moet worden de beschikking te hebben over alle benodigde informatie - die zij ingevolge de Overeenkomsten ook diende te administreren - en over de benodigde deskundigheid om die op adequate wijze te presenteren in deze procedure, opdat eisers hun stellingen daarop (nader) kunnen baseren. Daarbij is in aanmerking genomen dat eisers bij dagvaarding reeds hebben voldaan aan hun gehoudenheid hun vorderingen in dat stadium van de procedure voldoende feitelijk te onderbouwen. Fortis zal in de gelegenheid worden gesteld aan deze stelplicht te voldoen door verstrekking van een overzicht van de dekking in de drie hiervoor onder 3.3.4 genoemde perioden, zulks waar nodig voorzien van een deugdelijke toelichting. De zaak zal hiervoor naar de rol worden verwezen voor conclusie na tussenvonnis aan de zijde van Fortis. Volledigheidshalve wordt Fortis verzocht tevens aan te geven welke kredietfaciliteiten [eiser sub 2] had in de periode tot de acceptatie van de bij brief van 23 oktober 2000 aangeboden kredietfaciliteiten.
3.3.7 Voor wat betreft de hoogte van de dekkingstekorten heeft Fortis, onder verwijzing naar haar als producties 10 en 11 overgelegde eigen overzichten, bij conclusie van antwoord de juistheid van de door eisers gestelde dekkingswaarden gemotiveerd betwist.
Bij repliek (onder 23 e.v.) hebben eisers de uit de Fortis-overzichten volgende bedragen van de dekkingstekorten niet, althans niet gemotiveerd, bestreden, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan.
Uit het bij voornoemde conclusie na tussenvonnis door Fortis te verstrekken nadere overzicht zal (moeten) blijken wat de hoogte van de dekking was in de onder 3.3.4 genoemde perioden.
3.3.8 Fortis betwist op zichzelf niet dat op momenten dat (volgens haar eigen overzichten) dekkingstekorten bestonden, transacties zijn uitgevoerd voor eisers. Fortis heeft niet gesteld dat sprake was van tot vermindering van de tekorten leidende transacties. Hieruit volgt dat Fortis jegens eisers toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen en dientengevolge de daardoor door eisers geleden schade dient te vergoeden, zulks behoudens de beoordeling van het eigen schuld-verweer van Fortis (zie hierna onder 3.6).
3.3.9 Bij dagvaarding hebben eisers aangegeven dat de daarbij overgelegde eigen reconstructies (producties 4 en 8) slechts een indicatie bieden van de omvang van de transacties, er daarbij van uitgaande dat een schadestaatprocedure zal volgen voor de vaststelling van de hoogte van de schade. Reeds om deze reden wordt het standpunt van Fortis (zie dupliek onder 40) verworpen dat eisers hun vorderingen hebben beperkt tot verlies in verband met shortposities.
Na overlegging door Fortis (conclusie van antwoord, producties 12 en 13) van door haar opgestelde overzichten van (tot verlies leidende) transacties, is tussen partijen (alleen) nog discussie blijven bestaan over de in acht te nemen perioden en over de maatstaf voor berekening van de schade ingeval van assigment van opties.
Fortis dient haar overzicht van uitgevoerde (tot verlies leidende) transacties - bij conclusie na tussenvonnis - aan te passen aan hetgeen hiervoor is overwogen over de in acht te nemen perioden.
Voorts dient Fortis voor alle perioden ook de transacties te vermelden die volgens de berekeningswijze van eisers bij assigments tot verlies hebben geleid. Duidelijk is dat Fortis haar verweer dienaangaande heeft gehandhaafd, doch beoordeling daarvan zal eerst plaatsvinden nadat eisers hebben kunnen reageren op hetgeen Fortis daarover bij dupliek (m.n. onder 39) heeft aangevoerd.
3.3.10 Niet valt in te zien dat het eisers niet mogelijk zou zijn om op basis van het voorgaande tot een nadere onderbouwing en begroting van de door hen geleden schade te komen, zodat een schadestaatprocedure overbodig is. Eisers zijn in de gelegenheid bij antwoordconclusie na tussenvonnis deze nadere begroting en onderbouwing te verstrekken, waarbij het in de rede ligt de vorderingen te wijzigen.
Fortis dient in de gelegenheid te worden gesteld hierop bij nadere conclusie te reageren.
3.4 Marginbewaking
3.4.1 Eisers hebben zich beroepen op de Overeenkomsten en op artikel 28 lid 2 en 3 NR 1999. [eiser] heeft aangevoerd dat het saldo van de marginfaciliteit het maximum van € 100.000,= overschreed in de periode van 29 september 2000 tot 16 januari 2001. [eiser sub 2] heeft aangevoerd dat het saldo van de marginfaciliteit het maximum van € 45.000,= overschreed in de periode van 25 november 1999 tot 24 oktober 2000. Eisers verwijzen daarbij naar de producties 3 en 6, kolom H.
3.4.2 Fortis heeft de gestelde perioden van marginoverschrijdingen niet betwist, noch de stelling van eisers dat Fortis niet heeft ingegrepen en na de vijf-dagentermijn niet is overgegaan tot het sluiten van posities en/of liquidatie van (een deel van) de portefeuilles.
Hieruit volgt dat Fortis wegens schending van artikel 8.2 van de Overeenkomsten en van artikel 28 lid 4 NR 1999 toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens eisers en dientengevolge de daardoor door eisers geleden schade dient te vergoeden, zulks behoudens de beoordeling van het eigen schuld-verweer van Fortis (zie hierna onder 3.6).
3.4.3 Nu eisers, zoals hiervoor onder 3.2.4 overwogen, niet steeds een uitdrukkelijk onderscheid hebben gemaakt tussen de weigeringsplicht bij dekkingstekorten en de verplichtingen in het kader van de marginbewaking, dient Fortis in het door haar te verstrekken overzicht van de dekking in de drie hiervoor onder 3.3.4 genoemde perioden tevens de margindekkingen voor eisers te vermelden, alsmede de tot verlies leidende transacties bij marginoverschrijdingen.
Eisers kunnen hierop bij antwoordconclusie reageren.
3.5 Overige zorgplicht
3.5.1 Voorts hebben eisers Fortis verweten dat zij niet aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan, in het bijzonder dat zij eisers niet hebben gewaarschuwd voor de risico’s van dekkingstekorten en dat zij bij het - op eigen initiatief - aanbieden van (verhogingen van) effecten- en marginkredieten eisers niet heeft gewezen op de risico’s daarvan.
Fortis heeft van haar kant aangevoerd dat zij geen waarschuwingsplicht had ten aanzien van tijdens dekkingstekorten uitgevoerde transacties (dupliek 47 tot en met 51), noch ten aanzien van risico’s van kredietverhogingen (dupliek 52 tot en met 55).
Fortis stelt voorts dat eisers door middel van een aantal brieven wel degelijk zijn gewaarschuwd. Fortis beroept zich op brieven aan Nieuwe Doelen en aan eisers (conclusie van antwoord 43 en 44), op de aanbiedingen van nieuwe kredieten en de desbetreffende begeleidende brieven (conclusie van antwoord 74), alsmede op de aan eisers gestuurde positieoverzichten (conclusie van antwoord 75).
Uit de producties waarop Fortis zich beroept, volgt dat aan [eiser] c.q. [eiser sub 2] - naast brieven in verband met kredietverhogingen - brieven in verband met overschrijdingen zijn gestuurd op:
- 23 oktober 2000
- 9 maart 2001
- 21 en 23 mei 2001;
en aan Nieuwe Doelen op:
- 10, 17 en 23 mei 2000
- 7 en 30 juni 2000
- 27 juli 2000
- 8 en 25 september 2000
- 13 oktober 2000
- 20 november 2000
- 5 en 20 december 2000.
Eisers hebben gesteld dat zij niets wisten van de waarschuwingen aan Nieuwe Doelen voor dekkingstekorten (repliek 22) en dat zij in de door hen ontvangen brieven niet zijn gewaarschuwd voor de risico’s.
3.5.2 Nu de ter zake van dekkingstekorten en marginoverschrijdingen gestelde grondslagen reeds tot schadeplichtigheid leiden, valt vooralsnog niet in te zien dat eisers belang hebben bij beoordeling van voornoemde (aanvullende) verwijten, zulks behoudens in het kader van de weging van de omstandigheden die van belang kunnen zijn bij het hierna te noemen eigen schuld-verweer. Eisers zullen zich evenwel hierover kunnen uitlaten bij antwoordconclusie, waarop Fortis kan reageren bij nadere conclusie.
3.6 Eigen schuld-verweer
3.6.1 Fortis heeft als verweer aangevoerd dat sprake is van eigen schuld zijdens eisers nu deze op de hoogte waren van dekkingstekorten en van het uitvoeren van transacties gedurende perioden van dekkingstekorten, zonder evenwel zelf schadebeperkende stappen te ondernemen (conclusie van antwoord 72 tot en met 76; dupliek 57 tot en met 59).
Eisers hebben aangevoerd dat geen sprake was van eigen schuld, aangezien zij het beheer van de portefeuilles uit handen hadden gegeven aan Nieuwe Doelen en alle initiatieven tot beleggingstransacties zijn uitgegaan van Nieuwe Doelen. Voorts stellen eisers dat zij geen beleggingsdeskundige waren en niet op de hoogte waren van de risico’s van dekkingstekorten. Voorts stellen eisers dat uit de positieoverzichten niet (direct) blijkt welke beleggingstransacties zijn verricht in een bepaalde periode en dat van hen niet kon worden verwacht dat zij aan de hand van de overzichten de individuele beleggingstransacties zou achterhalen (repliek 77 tot en met 84).
3.6.2 Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich in de te nemen conclusies nader uit te laten over het eigen schuld-verweer, toegespitst op de te onderscheiden (hiervoor onder 3.3.3 en 3.3.4 genoemde) perioden. Daarbij dient tevens te worden betrokken:
- de vraag of uitsluitend sprake is geweest van opdrachten van Nieuwe Doelen aan Fortis, dan wel (ook) van rechtstreekse opdrachten door eisers aan Fortis;
- de vraag welke betekenis toekomt aan bekendheid van Nieuwe Doelen met dekkings- en/of margintekorten bij de beoordeling van het eigen schuldverweer, zulks tegen de achtergrond van de in de Overeenkomsten geregelde verhoudingen tussen partijen;
- de vraag of, en zo ja op welke wijze, Nieuwe Doelen heeft gereageerd op aan haar gestuurde brieven over dekkingstekorten en/of marginoverschrijdingen, waaronder te begrijpen reacties richting eisers alsmede reacties richting Fortis;
- de vraag in hoeverre Nieuwe Doelen op de hoogte was van de aanbiedingen tot verhoging van kredietfaciliteiten en de acceptaties daarvan door eisers.
Het ligt voorts op de weg van Fortis een concreet en gemotiveerd onderscheid te maken tussen de gestelde eigen schuld van eisers aan het ontstaan van schade en de gestelde eigen schuld wegens het uitblijven van schadebeperkende maatregelen (vergelijk S.B. van Baalen, Zorgplichten in de effectenhandel, Deventer 2006, pagina 414 en volgende).
3.7 Verdere procedure
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden, met inbegrip van die over de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
4 De beslissing
De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 25 april 2007 voor conclusie na tussenvonnis, teneinde Fortis in de gelegenheid te stellen zich uit te laten als onder 3.3.6, 3.3.7, 3.3.9, 3.4.3 en 3.6.2 aangegeven;
verstaat dat eisers in de gelegenheid worden gesteld hierop bij antwoordconclusie na tussenvonnis te reageren, waarbij zij zich tevens kunnen uitlaten als onder 3.3.10, 3.5.2 en 3.6.2 aangegeven, waarop Fortis kan reageren bij nadere conclusie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans.
Uitgesproken in het openbaar.
[1694]