ECLI:NL:RBROT:2007:BA3264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
279702 F2 RK 07-490
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Lokven-van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling vaderschap door bijzondere curator in internationale context

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot vaststelling van het vaderschap van een minderjarige, ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam. De zaak betreft een minderjarige die geboren is uit een relatie tussen een Kaapverdische moeder en een vader die zowel de Nederlandse als de Kaapverdische nationaliteit bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel in beginsel het recht van Kaapverdië van toepassing is, er voldoende redenen zijn om Nederlands recht toe te passen. Dit is gebaseerd op de sterke banden van de vader met Nederland, waar hij sinds 1996 woont en waar hij ook de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.

De rechtbank heeft overwogen dat de moeder en de minderjarige geen gemeenschappelijke nationaliteit hebben, wat betekent dat het recht van de gewone verblijfplaats van het kind van toepassing is. De bijzondere curator heeft het verzoek om vaderschap vastgesteld, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er een rechtens te respecteren belang bestaat bij de vaststelling van het vaderschap, omdat dit terugwerkt tot de geboorte van het kind en het kind mogelijk de nationaliteit van de vader kan verkrijgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, die in de geboorteakte van de minderjarige staat vermeld, ook daadwerkelijk de biologische vader is, zoals bevestigd door een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot vaststelling van het vaderschap toegewezen, maar heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. Van Lokven-van der Meer, rechter tevens kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak : 3 april 2007
Zaaknummer : 279702
Rekestnummer : F2 RK 07-490
Beschikking in de zaak van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, verzoekster,
hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg,
gevestigd te 3012 KJ Rotterdam, Westblaak 131,
procureur mr. D. Schaap,
-- tegen -[vader],
wonende te [adres],
in persoon verschenen,
in welke zaak belanghebbende is:
[belanghebbende],
wonende te Kaapverdië,
niet verschenen.
In deze zaak is als bijzondere curator opgetreden:
mr. M.P.G. Rietbergen, advocaat en procureur te Rotterdam,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
Het verloop van de procedure
Op 28 februari 2007 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van Bureau Jeugdzorg tot vaststelling van het vaderschap van [vader] ten aanzien van de hierna genoemde minderjarige.
Bij conclusie van 26 maart 2007 heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Van de zijde van de bijzondere curator is een brief ingekomen, gedateerd 30 maart 2007.
Van de zijde van verzoekster is een brief met bijlagen ingekomen, gedateerd 2 april 2007.
De zaak is behandeld op 3 april 2007. Ter zitting is van de zijde van verzoekster een pleitnota met producties overgelegd.
De vaststaande feiten
Op 5 april 1989 is te Santa Cruz in Kaapverdië uit [moeder] (hierna te noemen: de moeder) geboren: [minderjarige] (hierna: de minderjarige).
Volgens de (vertaling van de) geboorteakte is de minderjarige een zoon van [vader].
Bij beslissing van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, van 18 september 2006 is Bureau Jeugdzorg benoemd tot tijdelijk voogdes over de minderjarige.
[vader] is geboren op 18 juni 1966 te Santa Catarina in Kaapverdië. Hij heeft zowel de Nederlandse als de Kaapverdische nationaliteit.
De moeder heeft de Kaapverdische nationaliteit.
De minderjarige heeft de Kaapverdische nationaliteit.
De beoordeling
Of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt ingevolge artikel 6, lid 1 van de Wet conflictenrecht afstamming bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder. Voor toepassing van deze regel van internationaal privaatrecht is bepalend het tijdstip van de indiening van het verzoek.
[vader] en de moeder hadden ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de Kaapverdische nationaliteit als gemeenschappelijke nationaliteit. Op het verzoek is derhalve in beginsel het recht van Kaapverdië van toepassing.
De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vraag welk recht op het verzoek van toepassing is voorts in aanmerking dat [vader] sinds februari 1996 woonplaats heeft in Nederland en niet voornemens is buiten Nederland woonplaats te gaan houden. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat [vader] thans reeds geruime tijd, te weten sinds het jaar 2000, naast de Kaapverdische nationaliteit tevens de Nederlandse nationaliteit bezit.
Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [vader] thans de sterkste banden heeft met Nederland en dat wat betreft de vraag welke van zijn nationaliteiten moet worden aangemerkt als zijn effectieve nationaliteit, moet worden aangeknoopt bij die van zijn woonplaats. Derhalve dient de Nederlandse nationaliteit van [vader] te worden beschouwd als zijn effectieve nationaliteit.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat er in dit geval niet kan worden gesproken van een gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder in de zin van artikel 6, lid 1 van de Wet conflictenrecht afstamming. Nu ook een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de man en de moeder ontbreekt, moet het recht worden toegepast van de gewone verblijfplaats van het kind.
De rechtbank zal daarom Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van het vaderschap.
Ingevolge artikel 1:207, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan een verzoek tot vaststelling van het vaderschap slechts worden gedaan door de moeder en het kind. Verzoekster moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
Nu de bijzondere curator het verzoek namens de minderjarige heeft overgenomen, wordt het verzoek hierna verder beoordeeld als zijnde ingediend door de bijzondere curator namens de minderjarige.
Op grond van de geboorteakte van de minderjarige en de daarvan opgestelde vertaling door een beëdigd vertaler voor de Portugese taal staat vast dat [vader] bij de burgerlijke stand te Kaapverdië te boek staat als de vader van de minderjarige. Het is dan de vraag of er onder deze omstandigheden nog een rechtens te respecteren belang bestaat bij het verzoek dit nogmaals vast te stellen.
Dat belang is volgens verzoekster en de bijzondere curator aanwezig, omdat gerechtelijke vaststelling van het vaderschap terug werkt tot aan de geboorte van het kind en het kind door die vaststelling de nationaliteit van de vader verkrijgt.
Zelfs indien tezijnertijd mocht blijken dat door het uitspreken en vervolgens registreren van de uitspraak houdende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap dit verkrijgen door de minderjarige van de (Nederlandse) nationaliteit van de vader niet is of kan worden bereikt, dan nog zijn verzoekster en de bijzondere curator van mening dat er belang bestaat bij het verzoek, omdat in die situatie door middel van een procedure bij de rechtbank ’s-Gravenhage op grond van de Wet op het Nederlanderschap zal worden getracht alsnog de Nederlandse nationaliteit voor de minderjarige te bewerkstelligen.
Gelet op voormelde argumentatie van (verzoekster en) de bijzondere curator is de rechtbank van oordeel dat er voldoende rechtens te respecteren belang bestaat bij het verzoek.
Met betrekking tot de gevraagde vaststelling van het vaderschap overweegt de rechtbank het volgende:
In de akte van geboorte van de minderjarige, opgemaakt te Kaapverdië, is [vader] vermeld als de vader van de minderjarige.
Bij voormelde brief van 2 april 2007 is overgelegd een schriftelijke verklaring van de moeder, waarin zij onder meer meedeelt dat zij op de hoogte is van het verzoek, dat zij met het verzoek instemt en dat zij geen gebruik wil maken van haar recht om door de rechter gehoord te worden.
Ter zitting van 3 april 2007 heeft [vader] bevestigd dat hij de biologische vader is van de minderjarige en hij heeft meegedeeld in te stemmen met hetgeen wordt verzocht.
Op initiatief van verzoekster heeft bij het Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden een vergelijkend DNA onderzoek plaats gevonden naar de verwantschap tussen [vader] en de minderjarige. Het van dit onderzoek opgemaakte rapport d.d. 19 maart 2007 is overgelegd. Als conclusie van het onderzoek is daarin onder meer vermeld:
“…….
Op grond van de resultaten van dit DNA onderzoek kan worden geconcludeerd dat een biologische verwantschap tussen de onderzochte personen niet uit te sluiten is.
…….
Anders gezegd, het is voor meer dan 99,99% zeker dat [vader], geb. datum: 18-6-1966, de biologische vader is van [minderjarige], geb. datum: 5-4-1989.
…….”
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat [vader] de vader is van de minderjarige.
Het verzoek wordt daarom toegewezen.
De beslissing
Op het verzoek, voor zover dat is gedaan door verzoekster:
Verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek.
Op het verzoek, zoals dit is overgenomen door de bijzonder curator:
Stelt vast dat [vader], geboren op 18 juni 1966 te Santa Catarina, Kaapverdië, de vader is van [minderjarige], geboren op 5 april 1985 te Santa Cruz, Kaapverdië, uit [moeder], geboren op 28 december 1968 te Santa Cruz, Kaapverdië.
Stelt vast dat de griffier een afschrift van deze beschikking zendt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage op voet van het bepaalde in artikel 1:20e, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Lokven-van der Meer, rechter tevens kinderrechter, in bijzijn van Faaij, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.