ECLI:NL:RBROT:2007:BA3252
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.A.M. Ahsmann
- L.A.C. van Nifterick
- D.C.J. Peeck
- Rechtspraak.nl
Wrakingszaak tegen rechter in ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige
In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2007 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter, die als vice-president en kinderrechter in de sector civiel recht fungeerde. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de gemachtigde van verzoeker op 26 februari 2007, naar aanleiding van een beschikking van de rechter van 25 januari 2007, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van het minderjarige kind van verzoeker werd verlengd tot 13 maart 2007. De wrakingskamer heeft het griffiedossier van de verzoekschriftprocedure bestudeerd en op 12 maart 2007 de behandeling van het wrakingsverzoek gehouden.
Verzoeker voerde aan dat de rechter partijdig was, onder andere vanwege haar nevenfuncties bij de Raad voor de Kinderbescherming en de Vereniging voor Familie- en Jeugdrecht. Hij stelde dat deze functies de schijn van vooringenomenheid wekten, vooral omdat de rechter betrokken was bij de behandeling van rapporten die door verzoeker zouden worden aangevochten. De rechter had ook een procespartij gehoord buiten aanwezigheid van verzoeker en zijn gemachtigde, wat volgens verzoeker een schending van zijn rechten was.
De rechtbank oordeelde dat de argumenten van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de wraking ongegrond was en wees het verzoek af, waarbij de beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters.