ECLI:NL:RBROT:2006:AZ6567

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
226682 / HA ZA 04-2976
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huwelijkse voorwaarden op grond van dwaling na echtscheiding

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2006, vorderde de vrouw de vernietiging van huwelijkse voorwaarden die bij haar huwelijk met de man waren opgesteld. De huwelijkse voorwaarden bepaalden dat er geen huwelijksgoederengemeenschap zou bestaan. De vrouw stelde dat zij ten tijde van het opstellen van deze voorwaarden de gevolgen niet had kunnen begrijpen, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was. Het huwelijk was op 15 januari 2004 ontbonden, en de vrouw voerde aan dat zij niet goed was voorgelicht over de vermogensrechtelijke gevolgen van de huwelijkse voorwaarden. De man voerde gemotiveerd verweer en betwistte de claims van de vrouw.

De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat zij in dwaling verkeerde bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank stelde vast dat de vrouw niet had aangetoond welke voorstelling van zaken zij destijds had en dat zij niet had kunnen begrijpen wat de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden waren. De rechtbank concludeerde dat het beroep op dwaling faalde, omdat de vrouw geen andere feiten of omstandigheden had aangevoerd die de huwelijkse voorwaarden zouden kunnen vernietigen. De vordering van de vrouw werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 226682 / HA ZA 04-2976
Vonnis van 27 december 2006
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.P. Vandervoodt,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. K.L. ten Have.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 maart 2005 met de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 mei 2005;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
2.1 Partijen zijn op 19 november 1992 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Voor de huwelijkssluiting, te weten 19 oktober 1992, hebben partijen huwelijkse voorwaarden laten opmaken, welke onder meer inhouden dat tussen partijen geen enkele vorm van huwelijksgoederengemeenschap zal bestaan.
2.2 Bij beschikking van 17 oktober 2003 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 15 januari 2004 in de daartoe bestemde registers is ingeschreven.
Het geschil
3.1 De vrouw vordert bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis vernietiging van de destijds op 19 oktober 1992 naar aanleiding van het huwelijk tussen partijen opgemaakte huwelijkse voorwaarden en voorts te bepalen dat de echtelijke woning tussen partijen bij (gelijke) helfte wordt verdeeld.
3.2 De vrouw stelt daartoe, in het licht van de vaststaande feiten, dat zij ten tijde van het opstellen van de huwelijkse voorwaarden de gevolgen daarvan niet heeft kunnen begrijpen aangezien zij de Nederlandse taal niet machtig was. De man heeft verzuimd om haar omtrent de vermogensrechtelijke gevolgen van die huwelijkse voorwaarden in te lichten, aldus de vrouw.
3.3 De man voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
4.1 Gelet op het verweer van de man dient allereerst te worden beoordeeld de vraag of de dagvaarding nietig dient te worden verklaard vanwege het feit dat de dagvaarding niet voldoet aan het vereiste van artikel 111 lid 3 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering. Dit verweer slaagt niet, nu op dit verzuim niet de sanctie van nietigheid staat.
4.2 Daarmee wordt toegekomen aan de vraag of de huwelijkse voorwaarden, gelijk de vrouw stelt, vernietigd dienen te worden. In dat kader betoogt zij dat zij ten tijde van het opmaken van die huwelijkse voorwaarden nog geen jaar in Nederland was, zodat zij de Nederlandse taal niet machtig was en de Engelse taal slechts gedeeltelijk. Noch de man noch de notaris of enig ander persoon heeft haar voorgelicht omtrent de (rechts)gevolgen van de tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden. De huwelijkse voorwaarden zijn haar niet in concept-vorm verstrekt, ze zijn niet vertaald in de Thaise of Engelse taal, noch is haar op een voor haar begrijpelijke wijze voorgehouden wat de strekking is van deze huwelijkse voorwaarden. De vrouw stelt dat zij de draagwijdte van de huwelijkse voorwaarden nooit heeft begrepen totdat zij in de echtscheidingsprocedure ermee werd geconfronteerd. Voorts stelt de vrouw dat zij nooit volledige scheiding van vermogens heeft gewild en dat zij meende dat het bezoek aan de notaris behoorde tot de noodzakelijke voorbereidselen van het huwelijk. De man voert gemotiveerd verweer.
4.3 De rechtbank begrijpt uit haar stellingen dat de vrouw een beroep op dwaling doet omtrent het totstandkomen van deze huwelijkse voorwaarden, zodat de huwelijkse voorwaarden voor vernietiging in aanmerking komen. Ingevolge artikel 6:228 lid 1 Burgerlijk Wetboek is een overeenkomst, die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar, indien een van de gevallen van lid 1 van dat artikel zich voordoet. Daartoe is allereerst vereist dat de vrouw als dwalende duidelijkheid dient te verschaffen omtrent de toentertijd bij haar levende voorstelling van zaken en omtrent de destijds bestaande werkelijke stand van zaken. De stellingen van de vrouw (r.o. 4.2) bieden hierin geen enkel inzicht. Immers, niet is duidelijk welk huwelijksvermogensregime de vrouw (destijds) voor ogen had ervan uitgaande dat een ieder bekend is dat met een huwelijk vermogensverschuiving plaatsvindt. Integendeel, het betoog van de vrouw betreft enkel het handelen en nalaten van de man en het feit dat zij niet heeft kunnen en hoeven begrijpen wat de (rechts)gevolgen zijn van de tussen hen opgemaakte huwelijkse voorwaarden. Aldus heeft de vrouw geen enkel begin van bewijs gegeven over de toentertijd bij haar levende voorstelling van zaken, noch omtrent de destijds werkelijke stand van zaken. Dit heeft als gevolg dat de rechtbank zich geen oordeel kan vormen inzake de tussen beide bestaande discrepantie. Gelet ook op het verweer van de man, komt de rechtbank tot het oordeel dat de vrouw haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd om een beroep op dwaling te kunnen doen. Voor bewijslevering is bijgevolg geen plaats. Het beroep op dwaling faalt derhalve.
4.4 Nu de vrouw geen andere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan de huwelijkse voorwaarden eventueel zouden kunnen worden vernietigd, dient de vordering van de vrouw te worden afgewezen.
4.5 De proceskosten zullen worden gecompenseerd, nu partijen ex-echtelieden zijn.
De beslissing
De rechtbank
- wijst de vordering af;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier