ECLI:NL:RBROT:2006:AZ6567
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging huwelijkse voorwaarden op grond van dwaling na echtscheiding
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2006, vorderde de vrouw de vernietiging van huwelijkse voorwaarden die bij haar huwelijk met de man waren opgesteld. De huwelijkse voorwaarden bepaalden dat er geen huwelijksgoederengemeenschap zou bestaan. De vrouw stelde dat zij ten tijde van het opstellen van deze voorwaarden de gevolgen niet had kunnen begrijpen, omdat zij de Nederlandse taal niet machtig was. Het huwelijk was op 15 januari 2004 ontbonden, en de vrouw voerde aan dat zij niet goed was voorgelicht over de vermogensrechtelijke gevolgen van de huwelijkse voorwaarden. De man voerde gemotiveerd verweer en betwistte de claims van de vrouw.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat zij in dwaling verkeerde bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank stelde vast dat de vrouw niet had aangetoond welke voorstelling van zaken zij destijds had en dat zij niet had kunnen begrijpen wat de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden waren. De rechtbank concludeerde dat het beroep op dwaling faalde, omdat de vrouw geen andere feiten of omstandigheden had aangevoerd die de huwelijkse voorwaarden zouden kunnen vernietigen. De vordering van de vrouw werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.