ECLI:NL:RBROT:2006:AZ4908
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- A. de Boer
- M. van Belzen
- J. van de Kar
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding ex artikel 89 Sv voor ten onrechte ondergane hechtenis van Mohamed El B.
In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, nevenvestigingsplaats 's-Gravenhage, werd het verzoekschrift van Mohamed El B. behandeld, die schadevergoeding vroeg voor de dagen die hij in verzekering en voorlopige hechtenis had doorgebracht. Verzoeker, geboren in 1984, had een schadevergoeding van in totaal € 817.000,= aangevraagd, vermeerderd met diverse andere kosten. De rechtbank heeft op 10 oktober 2006 het verzoek in raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie primair concludeerde tot afwijzing van het verzoek. De officier stelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om verzoeker een vergoeding toe te kennen, gezien zijn langdurige betrokkenheid bij de strafbare organisatie rond andere verdachten. Subsidiair werd geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek voor de dagen in detentie, maar met toepassing van het standaardtarief.
De rechtbank overwoog dat de schadevergoeding ex artikel 89 Sv alleen kan worden toegekend indien de schade het rechtstreekse gevolg is van de detentie. De rechtbank stelde vast dat verzoeker 428 nachten in detentie had doorgebracht en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij niet had kunnen werken. De rechtbank kende een vergoeding toe van € 250,= per dag voor de periode in verzekering en € 200,= per dag voor de periode in voorlopige hechtenis, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 88.550,=.
De rechtbank wees echter andere verzoeken af, zoals de vergoeding voor gederfde studiefinanciering en vervoerskosten van familie, omdat deze niet onder artikel 89 Sv vielen. De rechtbank concludeerde dat de schade die verzoeker had geleden voornamelijk het gevolg was van de vervolging en de publieke aandacht, en niet van de detentie zelf. De beschikking werd uitgesproken op 7 november 2006 door de rechters A. de Boer, M. van Belzen en J. van de Kar.