ECLI:NL:RBROT:2006:AZ3997
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Westdorp
- B.H. Franke
- F.J. Lourens
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering en heropening van het onderzoek in een strafzaak met internationale rechtshulp
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2006, betreft het een ontnemingsvordering in het kader van een strafzaak. De verdachte, geboren in 1984 en gedetineerd in PI Noord Holland Noord, had te maken met een vordering van de officier van justitie, die op 23 oktober 2006 was ingediend. Deze vordering was gebaseerd op artikel 328 jo. 324 van het Wetboek van Strafvordering en had betrekking op de noodzaak om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen. De rechtbank had eerder op 6 juni 2006 het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, waarbij de stukken aan de Rechter-Commissaris waren overgedragen om getuigen te horen en verdere ambtshandelingen te verrichten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stand van zaken en de voortgang van het rechtshulpverzoek naar China, dat bij het Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken (BIRS) ligt. De vertraging in het indienen van dit verzoek was te wijten aan de noodzaak van een risico-analyse door de Liaison Officier in China. Tijdens de raadkamer op 20 november 2006 werd benadrukt dat het belang van de verdediging om getuigen in China te horen nog steeds aanwezig was, maar de rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor afdoening van de zaak nog niet in zicht was.
De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie beoordeeld. De officier van justitie had gemotiveerd aangegeven dat de heropening van het onderzoek noodzakelijk was voor spoedeisende maatregelen. De rechtbank concludeerde echter dat er op dat moment niet voldoende spoedeisend belang was om de vordering te rechtvaardigen. Daarom werd de vordering tot heropening van het onderzoek afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.