Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: WAO 06/02120-FRC
Uitspraak in het geding tussen
x wonende te y, eiseres,
gemachtigde mr. A.J. Wintjes, advocaat te Rotterdam,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (vestiging Rotterdam), verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 22 november 2005 heeft verweerder de ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) aan eiseres toegekende uitkering, welke laatstelijk was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 9 januari 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%.
Tegen dit besluit (hierna: het primaire besluit) heeft eiseres bij brief van 15 december 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 april 2006 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard in die zin dat de WAO-uitkering van eiseres met ingang van 9 januari 2006 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 15 mei 2006, aangevuld bij brief van 16 juni 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 6 juli 2006 een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft voorts bij fax-brieven van 20 en 26 oktober 2006 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2006. Aanwezig waren eiseres en haar gemachtigde. Deze heeft ter zitting met toestemming van verweerder nadere stukken, afkomstig van het RIAGG Rijnmond Noord west, in het geding gebracht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.
Geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO is degene die als recht-streeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Ingevolge artikel 18, vijfde lid, van de WAO wordt onder de eerstgenoemde arbeid verstaan alle algemeen ge-accep-teerde, dus gangbare arbeid, waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingevolge artikel 36, eerste lid, van de WAO herzien wanneer degene, aan wie zij is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde voor een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt.
Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de WAO gaat de herziening in op de dag, met ingang van welke de belanghebbende ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde voor een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten worden regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO.
2.2 Feiten welke als vaststaande worden aangenomen
Eiseres is tengevolge van depressieve klachten op 2 oktober 1995 uitgevallen voor haar werk als schoonmaakster. Met ingang van 29 september 1996 heeft verweerder de arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in toekenning van een uitkering ingevolge de WAO naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Met ingang van 25 oktober 1996 heeft verweerder de WAO-uitkering van eiseres herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij het in rubriek 1 vermelde primaire besluit heeft verweerder deze uitkering met ingang van 9 januari 2006 ingetrokken onder de motivering dat haar mate van arbeidsongeschiktheid alsdan minder dan 15% bedroeg.
Ter beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft de verzekeringsarts I. Sevinc op 6 september 2005 een Functionele Mogelijkhedenlijst (hierna: FML) opgesteld. Daarin zijn onder meer beperkingen aangegeven ten aanzien van de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
De arbeidsdeskundige P. Poortvliet heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres op basis van de FML een aantal gangbare functies geduid die eiseres ondanks de geconstateerde medische beperkingen zou moeten kunnen verrichten. Het loon dat met de mediaanfunctie daarvan verdiend kan worden ligt hoger dan het zogeheten maatvrouwinkomen. Op basis van deze onderzoeksresultaten heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Naar aanleiding van het namens eiseres tegen dit besluit ingediende bezwaar heeft de bezwaarverzekeringsarts R.M.E. Blanker overwogen
- dat de verzekeringsarts eiseres bij het onderzoek in voldoende mate haar klachten uiteen heeft laten zetten en dat deze arts op de klachten gericht lichamelijk en psychisch onderzoek heeft verricht, en
- dat de conclusie van de verzekeringsarts gebaseerd is op reeds in het dossier aanwezige gegevens, op de anamnese, op eigen medisch onderzoek en op een in het dossier aanwezige uitslag van een MRI uit Turkije. De verzekeringsarts heeft op basis van anamnestische gegevens van eiseres aangenomen dat zij aan osteoporose en fibromyalgie lijdt.
In de FML heeft de verzekeringsarts naar de opvatting van bezwaarverzekeringsarts Blanker beperkingen opgevoerd, die opvallend fors en niet verenigbaar met de onderzoeksbevindingen zijn en waarvoor een sluitende argumentatie ontbreekt. Reden waarom er in bezwaar naast een hoorzitting een aanvullend medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts is verricht. Deze heeft naar aanleiding van dat onderzoek op 25 april 2006 een tweede FML (hierna: FML II) opgesteld die minder fysieke en psychische beperkingen bevat dan de eerste FML (hierna: FML I). In FML II zijn onder andere lichtere beperkingen dan in FML I ten aanzien van de nekbelastbaarheid en zwaar fysieke taken aangehouden.
De beperkingen ten aanzien van koude, lawaai, traplopen, zitten en staan zijn vervallen en de noodzaak tot afwisseling van houding in het algemeen is vervallen. Er zijn beperkingen gehandhaafd ten aanzien van de rubrieken Persoonlijk functioneren (eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, maar pieken zijn af en toe wel mogelijk), Sociaal functioneren (omgaan met conflicten en eiseres is aangewezen op werk dat niet zwaar emotioneel belastend is en geen hoge eindverantwoordelijkheid met zich meebrengt), Aanpassing aan fysieke omgevingseisen (geen zware trillingen op hoofd/nek), Dynamische handelingen (werken met toetsenbord en muis, frequent (ver) reiken tijdens het werk, frequent buigen tijdens het werk, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, lopen, lopen tijdens het werk, klimmen), Statische houdingen (gebogen en/of getordeerd actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn, het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk) en Werktijden (eiseres kan tot de late avond werken).
Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt volgens bezwaarverzekeringsarts Blanker dat er bij eiseres geen sprake van osteoporose is. In de aangehouden beperkingen heeft hij naar zijn zeggen rekening gehouden met de fybromyalgie en bij de geduide functies zijn, voor zover medisch noodzakelijk, voldoende mogelijkheden voor afwisseling in houding.
Met betrekking tot de psychische klachten van eiseres overweegt de bezwaarverzekerings-arts dat de medicatie voor deze klachten ten opzichte van voorheen ongewijzigd is. De gesprekken van eiseres bij het RIAGG dateren van na de datum in geding en dienen volgens hem daarom buiten de herbeoordeling te blijven. Hij stelt dat de depressieve klachten een reactie op privé-omstandigheden vormen, zonder dat er sprake is van een evident beperkend depressief beeld. Het gaat zijns inziens niet om beperkingen/handicaps als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek, zodat het volstaat lichte beperkingen in de FML aan te houden . De bezwaarverzekeringsarts merkt tenslotte op dat het matig Nederlands spreken van eiseres geen gevolg van ziekte of gebrek is en daarom niet als beperking in de FML opgenomen kan worden.
De bezwaararbeidsdeskundige A.W. van Mastrigt heeft in zijn rapportage van 26 april 2006 nader onderzocht of de geduide functies geschikt te achten zijn voor eiser. De bezwaararbeidsdeskundige is tot de conclusie gekomen dat drie geduide functies niet geschikt zijn te achten, omdat eiseres niet aan de opleidingseisen voldoet. Het loon dat eiseres met de resterende geduide functies kan verdienen is 27% lager is dan haar maatvrouwloon.
Op grond hiervan heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit bij het bestreden besluit gegrond verklaard in die zin dat haar uitkering ingevolge de WAO met ingang van de mate van 9 januari 2006 wordt herzien naar een mate van arbeidsonge-schiktheid van 25 tot 35%.
2.3.1 Het standpunt van eiseres
Eiseres acht de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts onjuist en kan zich niet vinden in FML II. Er is geen dan wel onvoldoende rekening gehouden met de informatie van de fysiotherapeute Schmutzler die in bezwaar in het geding is gebracht en met de informatie van de internist Den Ouden-Muller die in beroep in het geding is gebracht.Uit die informatie volgt onder meer dat werkzaamheden waarbij steeds dezelfde beweging uitgevoerd moet worden en weinig lichaamsbeweging mogelijk is, zal leiden tot een toename van de klachten. Eiseres acht het noodzakelijk dat meer medische informatie over haar beschikbaar komt en wijst daarbij op haar fybromyalgie, rugafwijking en psychische klachten en op de behandeling van deze klachten bij een reumatoloog en het RIAGG. Uit haar medische bezwaren volgt dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden. Zij acht een nader onderzoek door een reumatoloog gewenst.
Ook arbeidskundig gezien kan zij de haar voorgehouden functies niet vervullen. Deze functies zijn niet geschikt wegens een te hoge belasting op repetitieve handelingen, precisiewerk, duurbelasting van armen en handen, te veel zittend werk met voetpedaalbediening, te weinig afwisseling met staan en lopen, te veel klantencontact, problemen oplossen, deadlines en productiepieken. Verder zijn een te hoog functieniveau en een te hoog niveau van beheersing van de Nederlandse taal vereist.
2.3.2 Het (nader toegelichte) standpunt van verweerder
De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn reactie van 27 juni 2006 op het beroepschrift aangegeven dat er geen nieuwe gronden ten opzichte van de gronden in bezwaar zijn aangevoerd en verwijst naar zijn rapportage in de bezwaarprocedure. Hij wijst er op dat de informatie van de fysiotherapeut, de fybromyalgie en de rugklachten in bezwaar reeds duidelijk zijn meegewogen.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn reactie van 3 juli 2006 op het beroepschrift met betrekking tot de geschiktheid van de geduide functies puntsgewijs nader gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Er geldt geen beperking ten aanzien van repetitieve handelingen, fijnmotorische handelingen en probleemoplossend vermogen. Er is geen sprake van veelvuldige deadlines of productiepieken. Productiepieken zijn af en toe toegestaan. Mede gezien de beperkingen ten aanzien van zitten, heeft de bezwaarverzekeringsarts al overwogen dat alle geduide functies voldoen aan de eis dat afwisseling van houding mogelijk is. Het aangepaste Schattingsbesluit verondersteld dat basale kennis van de Nederlandse taal aanwezig is. De bezwaararbeidsdeskundige ziet geen aanleiding om zijn standpunt inzake de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres te herzien.
Beoordeeld dient te worden of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 25 tot 35%. Daarbij dient de rechtbank te toetsen of verweerder de beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen zoals vastgelegd in FML II, in staat is met ingang van 9 januari 2006 de haar voorgehouden arbeid te verrichten.
De rechtbank ziet aanleiding om allereerst de juistheid van het arbeidskundig oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, te bezien.
Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank gaat er vanuit dat eiseres alleen in Turkije lager onderwijs heeft gevolgd. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 25 april 2006 aangegeven dat eiseres aardig Nederlands verstaat, maar dat zij het duidelijk minder spreekt. Tijdens de zitting van de rechtbank van 27 oktober 2006 heeft de echtgenoot van eiseres aangegeven dat zij ondanks diverse pogingen geen Nederlands heeft kunnen leren.
Blijkens de “Arbeidsmogelijkhedenlijst” vereist de geduide functie produktiemedewerker (draadbomen) (Sbc-code 111180) dat Nederlands kan worden gelezen en geschreven. Ten aanzien van het al dan niet voldoen van eiseres aan de voor die functie gestelde beheersing van de Nederlandse taal heeft de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 3 juli 2006 gesteld dat basale kennis van het Nederlands onder het aangepaste Schattingsbesluit verondersteld wordt aanwezig te zijn.
Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten van 8 juli 2000 (hierna: Schattingsbesluit) bevat regels betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO. Ingevolge artikel 9, onderdeel a, van het Schattingsbesluit wordt bij de bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen in aanmerking genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene het meest kan verdienen. Onder algemeen geaccepteerde arbeid wordt mede arbeid begrepen waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Deze arbeid wordt nader omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies, die ieder ten minste drie arbeidsplaatsen vertegenwoordigen.
Blijkens de “Regeling Nadere invulling algemeen gebruikelijke bekwaamheden” wordt onder “mondelinge beheersing van de Nederlandse taal” als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van het Schattingsbesluit verstaan: het verstaan en spreken van de Nederlandse taal voorzover dit nodig is bij functies waarvoor geen opleiding dan wel een opleidingsniveau tot afgerond basisonderwijs vereist is. Nu eiseres niet of nauwelijks Nederlands kan spreken, had verweerder de functie produktiemedewerker (draadbomen) niet aan de schatting ten grondslag mogen leggen. Omdat in dit geval door het wegvallen van laatstgenoemde functie minder dan drie geduide functies resteren (namelijk de functies “Produktiemedewerker textiel, geen kleding”, SBC-code 272043 en “Chauffeur bijzonder vervoer (bestel -/personenwagen)”, SBC-code 282101), moet worden vastgesteld dat het bestreden besluit op een onvoldoende arbeidskundige grondslag berust. Het beroep van eiseres is reeds deswege gegrond en het bestreden besluit dient onder gegrondverklaring van het daartegen gerichte beroep wegens strijd met artikel 9, onderdeel a, van het Schattingsbesluit, te worden vernietigd.
Indien verweerder bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar overweegt door nadere functieduiding de uitkering van eiseres te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 80 tot 100%, zal hij de klachten waarvoor eiseres sedert maart 2006 onder behandeling staat, mede in aanmerking moeten nemen en daarbij onder meer de vraag moeten beantwoorden sedert welke datum die klachten eiseres eventueel belemmeren de aan haar voor te houden arbeid te verrichten.
Nu eiseres op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht om schadevergoeding heeft verzocht, zal verweerder zich in zijn nieuwe beslissing op het bezwaar van 15 december 2006 tevens hieromtrent dienen uit te laten.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 644,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat verweerder binnen 6 weken na heden met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 22 november 2005 beslist,
bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het door haar betaalde griffiegeld van € 38,-- vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,-- en wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F.C. Francken.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 november 2006.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.