ECLI:NL:RBROT:2006:AZ3430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
731130
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.C.W.M. Dekkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in een aansprakelijkheidskwestie met betrekking tot asbestblootstelling

In deze zaak vorderde een erfgename van een overleden werknemer een schadevergoeding van de verzekeringsmaatschappij Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. De werknemer was overleden aan mesothelioom, vermoedelijk als gevolg van asbestblootstelling tijdens zijn werk bij Verolme Machinefabriek IJsselmonde N.V. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en verwees de zaak naar de sector Civiel Recht. De kantonrechter oordeelde dat de vordering, hoewel arbeidsgerelateerd, niet onder de competentie van de kantonrechter viel. De erfgename had de verzekeringsmaatschappij aangesproken op basis van artikel 7:954 van het Burgerlijk Wetboek, dat regelt dat een benadeelde onder bepaalde voorwaarden rechtstreekse betaling van de verzekeraar kan verlangen. De kantonrechter benadrukte dat de bevoegdheid om van de vordering kennis te nemen bij de sector Civiel Recht ligt, en dat de relatie met de arbeidsovereenkomst niet voldoende was om de zaak onder de kantonrechter te brengen. De kantonrechter verwierp ook de argumenten van de erfgename die verwezen naar eerdere uitspraken, omdat deze niet vergelijkbaar waren met de huidige situatie. Uiteindelijk werd de zaak verwezen naar de sector Civiel Recht, en werd de erfgename veroordeeld in de kosten van het incident.

Uitspraak

INCIDENTEEL VONNIS VAN DE RECHTBANK ROTTERDAN
sector kanton
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres pro se en
in haar hoedanigheid van erfgename van
[erflater],
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. R.F. Ruers te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gedaagde,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. M. de Vries te Arnhem.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres], respectievelijk Allianz.
1. Het verloop van de procedure
Bij inleidende dagvaarding van 12 juni 2006 heeft [eiseres] gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
? voor recht zal verklaren dat Allianz, als gedaagde en als verzekeraar van Verolme, jegens [erflater] en [eiseres] verwijtbaar tekort is geschoten en daardoor jegens [eiseres] schadeplichtig is geworden;
? Allianz zal veroordelen tot vergoeding van de immateriële schade, begroot op
€ 50.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop bij [erflater] de diagnose mesothelioom werd gesteld, tot de dag der algehele voldoening;
? Allianz zal veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade krachtens de artikelen 6:107 en 6:108 BW, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2005, de datum waarop [erflater] is overleden, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
? Allianz zal veroordelen tot betaling van € 1.750,19 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening,
een en ander met veroordeling van Allianz in de kosten van de procedure.
Bij incidentele conclusie heeft Allianz gevorderd dat de rechtbank, sector kanton, zich onbevoegd verklaart om van de vordering van [eiseres] tegen Allianz kennis te nemen en dat de procedure zal worden verwezen naar de sector civiel recht van deze rechtbank, een en ander met veroordeling van [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
Bij conclusie van antwoord in het incident heeft [eiseres] geconcludeerd dat de sector kanton bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Allianz niet ontvankelijk zal verklaren in haar incidentele vordering, althans haar deze vordering zal ontzeggen, met veroordeling van Allianz in de kosten in het incident.
1. De beoordeling
2.1. Bij de beoordeling van de incidentele vordering gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten:
? [erflater] is van 27 januari 1958 tot 31 augustus 1962 in loondienst werkzaam geweest bij Verolme Machinefabriek IJsselmonde N.V. te Rotterdam (hierna verder aan te duiden als Verolme);
? Op 20 april 2005 is bij [erflater] de diagnose mesothelioom gesteld; op 19 juli 2005 is hij overleden;
? Verolme heeft als rechtspersoon opgehouden te bestaan. Verolme had bij Allianz een verzekering tegen aansprakelijkheid afgesloten.
2.2. Van [eiseres] stelt dat Driespong bij Verolme is blootgesteld aan asbest. Naar haar mening is het alleszins aannemelijk dat deze blootstelling de voor [erflater] fatale asbestziekte heeft veroorzaakt.
Van [eiseres] spreekt rechtstreeks de aansprakelijkheidsverzekeraar van Verolme aan met een beroep op het op 1 januari 2006 in werking getreden artikel 7:954 BW.
2.3. Eerdergenoemd artikel 7:954 BW luidt – voor zover te dezen relevant – aldus:
1. Indien in geval van een verzekering tegen aansprakelijkheid de verzekeraar ingevolge artikel 941 de verwezenlijking van het risico is gemeld, kan de benadeelde verlangen, dat indien de verzekeraar een uitkering verschuldigd is, het bedrag dat de verzekerde daarvan terzake van de schade van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald.
2. De benadeelde kan zonder melding deze betaling verlangen indien de verzekerde een rechtspersoon was die heeft opgehouden te bestaan en de verplichting tot vergoeding van de schade van de benadeelde niet op een ander is overgegaan.
3. ….
….
2.4. Artikel 7:954 BW handelt over de uitkering, die de verzekeringmaatschappij onder de met haar afgesloten aansprakelijkheidsverzekering aan de verzekerde verschuldigd is. Onder omstandigheden kan de benadeelde, die niet de verzekerde is, rechtstreekse betaling van deze uitkering verlangen. Het gaat dan echter nog steeds over de uitkering, waarop een ander krachtens de verzekeringsovereenkomst recht kan doen gelden en dus om een (geld)vordering uit een verzekeringsovereenkomst. Of, en zo ja tot welk bedrag, de verzekeringmaatschappij gehouden is tot uitkering, wordt (mede) bepaald door de polisvoorwaarden, die bij de rechtstreekse actie van de benadeelde ook aan deze kunnen worden tegengeworpen.
Dit brengt met zich dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de voorliggende vordering kennis te nemen. Dat er een relatie is met een arbeidsovereenkomst, maakt niet dat de voorliggende kwestie kan worden beschouwd als ‘betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst’.
2.5. Waar [eiseres] ter staving van haar stelling dat de kantonrechter bevoegd is om van de voorliggende zaak kennis te nemen, verwijst naar het vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Schiedam, kan haar dit niet baten: in die zaak immers ging het niet om de nabestaande van een werknemer die de aansprakelijkheidsverzekeraar van de werkgever in rechte had betrokken, maar om de nabestaande van een werknemer die de werkgever uit wanprestatie aansprak.
2.6. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op.
Vóór de inwerkingtreding van het huidige verzekeringsrecht heeft men ook reeds naar oplossingen gezocht om te bewerkstelligen dat de verzekeringsgelden rechtstreeks aan de benadeelde werden uitgekeerd, met name in situaties waarin deze anders ‘het nakijken had’. De kantonrechter heeft hier met name het oog op arbeidsongevallen, waarin de verzekeringsmaatschappij nog niet tot uitkering was overgegaan op het moment dat de werkgever in staat van faillissement kwam te verkeren. In dergelijke situaties gebeurde het dat de curator de vordering van de werkgever op de aansprakelijkheidsverzekeraar aan de benadeelde werknemer cedeerde. Wanneer de werknemer onder die omstandigheden de verzekeringmaatschappij rechtstreeks aansprak, diende deze zijn vordering aanhangig te maken bij de sector civiel recht en niet bij de kantonrechter (cfr HR 20 januari 2006; JAR 2006/50).
2.7. Een en ander leidt tot de conclusie dat de zaak verwezen moet worden naar de sector civiel recht van deze rechtbank in de stand waarin deze zich bevindt. Partijen worden erop gewezen dat zij alsdan uitsluitend bij procureur kunnen verschijnen.
2.8. Als de in het incident in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de kosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart zich onbevoegd om van de vordering van [eiseres] tegen Allianz kennis te nemen;
- verwijst de zaak naar de openbare rolzitting van woensdag 22 november 2006 van de sector civiel recht van deze rechtbank in de stand waarin deze zich bevindt;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, welke kosten tot op heden aan de zijde van Allianz worden vastgesteld op € 600,= aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W.M. Dekkers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.