ECLI:NL:RBROT:2006:AZ3043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
241456 KG/ZA 557-2005
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbod gebruik achternaam door minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2006, vorderde de vader in kort geding dat de moeder zou worden verboden om de minderjarige kinderen aan te duiden met haar geslachtsnaam. De partijen, die in 1999 gescheiden waren, hebben drie kinderen die oorspronkelijk de geslachtsnaam van de vader dragen. Na de scheiding zijn de moeder en de kinderen echter de achternaam van de moeder gaan gebruiken. De vader stelde dat hij als wettige vader het recht heeft dat zijn kinderen zijn geslachtsnaam dragen, en dat dit in het belang van de kinderen is. De moeder en de kinderen daarentegen voerden aan dat zij al jarenlang de naam van de moeder gebruiken en dat dit hen meer aanspreekt, vooral gezien de slechte relatie met de vader.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van de naam van de moeder door de kinderen reeds lange tijd plaatsvond, met medeweten van de vader, die dit niet expliciet had verboden. De rechter benadrukte dat het recht om een geslachtsnaam te voeren toebehoort aan het kind zelf en dat er geen wettelijke bepaling is die de vader het recht geeft om te eisen dat de kinderen zijn geslachtsnaam dragen. De rechter concludeerde dat het belang van de kinderen en de moeder om de naam [gedaagde] te blijven gebruiken zwaarder weegt dan het belang van de vader. De vordering van de vader werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de rechten van ouders en de belangen van kinderen in naamgeving na een scheiding. De rechter nam in overweging dat de kinderen al geruime tijd de naam van de moeder gebruikten en dat een wijziging van deze situatie mogelijk schadelijk zou zijn voor hun welzijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaaknummer : 241456
Rolnummer : 557-2005
Uitspraak : 13 november 2006
VONNIS in kort geding in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. R. van den Boogert,
advocaat mr. Ch. M. de Ruiter,
- t e g e n -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. H.J. Wieman-Bart.
Partijen worden nader aangeduid als “de vader” respectievelijk “de moeder”.
1 Het verder verloop van het geding
Bij vonnis d.d. 30 augustus 2005 is de verdere behandeling van de zaak aangehouden.
De zaak is thans verder behandeld ter zitting d.d. 1 november 2006, alwaar de raadsman van de vader is verschenen, terwijl de vader volgens mededeling van zijn raadsman niet is verschenen in verband met ziekte. De moeder is in persoon verschenen, alsmede haar raadsvrouwe.
De twee oudste kinderen, ouder dan 12 jaar, zijn tijdens kinderverhoren, tot het houden waarvan op verzoek van de moeder en de kinderen door de voorzieningenrechter, tevens in zijn hoedanigheid van kinderechter, is besloten, gehoord, waarbij overigens elk kind afzonderlijk is gehoord.
2 Het geschil
De vader vordert de moeder te verbieden de minderjarige kinderen van partijen in enig maatschappelijk - of familieverband aan te duiden onder de geslachtsnaam [gedaagde], zulks op straffe van een dwangsom ad € 10.000,= ineens en € 1.000,= per overtreding of per dag waarop in strijd met het voorgaande wordt gehandeld. Voorts vordert de man de moeder te veroordelen binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan de instanties en organisaties waar de vrouw de kinderen onder de naam [gedaagde] heeft laten registreren, schriftelijk te berichten dat de geslachtsnaam van de kinderen [eiser] luidt en dat zij onder die naam dienen te worden geregistreerd, zulks op straffe van een dwangsom ad
€ 10.000,= ineens en € 1.000,= per overtreding of per dag waarop in strijd met het voorgaande wordt gehandeld.
Het verweer strekt ertoe de vordering af te wijzen kosten rechtens.
3 De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, wordt, mede gelet op de overgelegde stukken, voor zover de inhoud daarvan niet is weersproken, van de volgende gegevens als vaststaand uitgegaan.
Partijen zijn getrouwd geweest en gescheiden in 1999; hun 3 kinderen waren ten tijde van de echtscheiding respectievelijk 8, 7 en 3 jaar oud, thans zijn zij 16, 14 en 10 jaar oud.
De kinderen zijn bij hun moeder blijven wonen. De ouders hebben gezamenlijk gezag.
De moeder en de kinderen zijn in verband met de moeite met de echtscheiding en het omgaan met de vader regelmatig, ook recent, onder behandeling van een psycholoog.
De kinderen hebben de naam van de vader, [eiser], als geslachtsnaam.
Enige tijd na de echtscheiding zijn de moeder en de kinderen de naam van de moeder, [gedaagde], als achternaam voor de kinderen gaan gebruiken, hetgeen samenhangt met de echtscheiding en de houding van de vader, zoals door hen opgevat, welke zij in beduidende mate als niet positief zien. De laatste anderhalf jaar is er in het geheel geen contact tussen de vader en de kinderen, ook niet schriftelijk bij verjaardagen.
In het dagelijks leven wordt door de moeder en de kinderen de naam [gedaagde] gebruikt, behoudens in de gevallen, waarin dat in de praktijk niet blijkt te kunnen, bij voorbeeld bij reispapieren van de kinderen. In een dergelijke situatie wordt de (in het paspoort vermelde) geslachtsnaam [eiser] gebruikt.
De vader weet van het gebruik van de naam [gedaagde] als achternaam in ieder geval sedert het schooljaar 2002-2003. In overgelegde schoolrapporten van de kinderen van dat jaar en van daarop volgende jaren staat als achternaam van de kinderen vermeld [gedaagde]. Deze schoolrapporten hebben de kinderen in de loop der tijd steeds aan hun vader laten zien.
De vader heeft de onderhavige kortgeding procedure aangespannen, nadat hem bekend was geworden, dat de moeder het voornemen had een formele wijziging van de geslachtsnaam te trachten te bewerkstelligen. De moeder is er inderdaad toe overgegaan een verzoek tot wijziging ingevolge het Besluit geslachtsnaamswijziging in te dienen. Dit verzoek is overigens daarna niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek niet aan het vereiste voldeed, dat het door beide ouders gezamenlijk als dragers van het gezamenlijk gezag met gezamenlijk goedvinden dient te worden ingediend. Daarna is omtrent de geslachtsnaamswijziging door de moeder een procedure in het kader van de geschillenregeling ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening ex artikel 1: 253a B. W. geëntameerd. In afwachting van laatst vermelde procedure is de onderhavige kortgeding procedure aangehouden. De uitkomst van de procedure ex artikel 1: 253a B. W. is inmiddels bekend en deze houdt in, dat de geslachtsnaam [eiser] ongewijzigd blijft.
De vader heeft de onderhavige kortgeding vordering gehandhaafd.
De standpunten van partijen
Het standpunt van de vader:
Hij heeft vastgesteld, dat de vrouw de geslachtsnaam [eiser] al enige tijd niet meer gebruikt en de kinderen ook onder deze naam her en der heeft laten inschrijven.
De vrouw weigert ondanks zijn herhaald dringend verzoek het gebruik van de naam te staken.
Het belang van de kinderen verzet zich tegen wijziging van de geslachtsnaam. Het ontstaan van een loyaliteitsprobleem acht hij niet uitgesloten. Het betreft een niet door hem geaccordeerd gebruik door de vrouw van haar geslachtsnaam voor de kinderen. De geslachtsnaam [eiser] is van groot belang voor de band van de kinderen met de familie, waartoe hij als natuurlijke vader behoort.
Hij is van mening, dat hij als wettige vader een eigen recht heeft, dat zijn kinderen zijn geslachtsnaam dragen, welke zij ingevolge de bij de geboorte geldende bepalingen ingevolge het Burgerlijk Wetboek hebben gekregen. Deze bepalingen beogen de vader het recht toe te kennen, dat de uit het huwelijk van partijen geboren kinderen zijn geslachtsnaam dragen. In beginsel dienen de kinderen derhalve daadwerkelijk onder die wettelijke geslachtsnaam aan het maatschappelijk leven deel te nemen.
Het verweer van de moeder:
Het gebruik van de achternaam [gedaagde] in plaats van de geslachtsnaam dateert van betrekkelijk kort na de echtscheiding en duurt inmiddels dus al jaren. Het destijds ingevoerde gebruik hangt samen met de zeer plotselinge wijze, waarop de man een einde aan het huwelijk heeft gemaakt, terwijl toentertijd de omgang tussen de kinderen en hun vader niet goed van de grond kwam.
De vader heeft niet een eigen recht, dat de kinderen de geslachtsnaam voeren, hooguit een eigen belang. Het belang van de kinderen, die gewend zijn aan het gebruik van de naam [gedaagde] en zich in het geheel niet kunnen voorstellen om die niet langer in het dagelijkse leven te gebruiken, is echter groter. Zij verwacht ingeval van een eventuele toewijzing van de vordering van de man eerder een verdere verslechtering dan een verbetering van de band tussen de kinderen en hun vader.
De standpunten van de gehoorde kinderen, kort samengevat:
[de dochter]:
Ik heb mijn vader nu voor het laatst anderhalf jaar geleden gezien. De relatie loopt dus niet goed. Niet zo lang na de echtscheiding wist mijn vader al, dat wij ons [gedaagde] waren gaan noemen. Ik was toen 9 jaar. Ik ben nu 16. Ik zat in groep 5 of 6. Toen stond al op mijn rapport de naam [de dochter]. Dat rapport heb ik hem laten zien. Met die naam is het eigenlijk vanzelf gegaan. Niet bewust denk ik, maar de naam [gedaagde] is er automatisch ingekomen. Ik zou het heel erg vinden om nu ineens de naam [eiser] te moeten gaan gebruiken. Mijn vader heeft later ook mijn rapporten gezien, steeds dus met de naam [de dochter]. Ook hebben wij (kinderen) 2 jaar geleden nog tegen mijn vader gezegd, dat we eigenlijk ook officieel [gedaagde] wilden heten. Maar mijn vader heeft toen gezegd, dat hij graag wil, dat zijn naam voortgaat. Nu de officiële naamswijziging dus niet doorgaat, vind ik, dat het moet blijven zoals het steeds geweest is, dus dat wij de naam [gedaagde] blijven gebruiken. Dat zijn we gewend en dan alleen de naam [eiser] gebruiken, als dat bij bepaalde papieren nodig is.
[de zoon]:
Ik heb de afgelopen 6 jaar de achternaam [gedaagde] gebruikt. Dat is kort nadat mijn vader had verteld, dat hij wegging. Bij de overstap naar een nieuwe school [school] zijn we ook daar de naam [gedaagde] gaan gebruiken. Daarom staat de naam ook op de rapporten. Mijn vader zag de rapporten altijd. Hij is pas echt bezwaar gaan maken toen er een officieel verzoek om de naam te wijzigen aankwam. Hij heeft wel gezegd het vervelend te vinden, dat wij de naam [gedaagde] gebruiken. Wij hebben een keer gevraagd om officieel [gedaagde] te mogen heten. Toen heeft hij gezegd, dat wij ons [eiser] moesten noemen. Hij heeft ons niet echt verboden de naam [gedaagde] te gebruiken. Hij mopperde er wel over. Nu de naamswijziging is afgewezen, laat ik mij niet door hem dwingen. Er heeft al heel veel stress in gezeten. Ik vind het belangrijk om [gedaagde] te blijven heten na alles wat er is gebeurd tussen mij en hem. Niemand kent mij ook met de naam [eiser].
4 De beoordeling
Uit vermelde feiten blijkt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, dat het gebruik door de moeder en de kinderen van de naam van de moeder, [gedaagde], als achternaam voor de kinderen in plaats van de geslachtsnaam [eiser], reeds dateert vanaf betrekkelijk korte tijd na de in 1999 plaatsgevonden echtscheiding(zij het ook, dat het tijdstip niet precies is aangegeven), terwijl de vader van dat gebruik in ieder geval sedert het schooljaar 2002-2003 via de schoolrapporten, waarop de naam [gedaagde] stond, op de hoogte was.
De voorzieningenrechter is verder, gelet op de vaststaande feiten en de verklaringen van de kinderen, van oordeel, dat de vader, hoezeer hij op zichzelf afwijzend stond tegenover het gebruik van de naam [gedaagde] in plaats van de geslachtsnaam [eiser], het gebruik van de naam in ieder geval tegenover de kinderen in de loop der jaren niet uitdrukkelijk heeft verboden, terwijl ook niet is gesteld of gebleken, dat de man ooit enig handelen jegens de vrouw en de kinderen heeft ondernomen om het verdere gebruik van de naam [gedaagde] feitelijk te beletten. De voorzieningenrechter concludeert in verband met het
vorenvermelde, dat er sprake is van een aan de vader bekend reeds jaren niet gebruiken van de geslachtsnaam, waarmee de vader het niet eens was, maar hetwelk hij wel heeft gedoogd.
Met betrekking tot het gebruik van de geslachtsnaam is, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, in de eerste plaats van belang vast te stellen, dat het het kind is, dat gerechtigd is de (bij de geboorteaangifte bepaalde) geslachtsnaam te voeren. Het voeren van de geslachtsnaam is een recht van alleen de persoon c.q. het kind. Overigens is het met betrekking tot het voeren van een andere naam, hetgeen zich hier voordoet, niet wettelijk uitgesloten, dat een kind in het dagelijks leven in plaats van de geslachtsnaam de naam van de andere ouder als achternaam hanteert.
In de tweede plaats is er, anders dan de man stelt, geen wettelijke bepaling aan te wijzen, op basis waarvan de man als vader een eigen recht heeft op het dragen door de kinderen van de geslachtsnaam.
In verband met het in dit geval bestaande family life, als bedoeld in artikel 8 EVRM, is de voorzieningenrechter van oordeel, dat er wel sprake is van een in beginsel in aanmerking te nemen belang van de vader bij het voeren van de geslachtsnaam door de kinderen. Het belang van de vader is echter in dit geval niet het enige in aanmerking te nemen belang. De moeder en de kinderen hebben gemotiveerd naar voren gebracht, dat zij hunnerzijds belang hebben bij het dragen van de naam [gedaagde] in plaats van de geslachtsnaam, welk belang evenzeer in aanmerking moet worden genomen bij de uiteindelijke afweging van belangen.
Gelet op de omstandigheid, dat de kinderen de naam [gedaagde] al vele jaren in het dagelijks leven dragen, met medeweten van de vader, terwijl die situatie door hem is gedoogd, en gelet op de omstandigheid, dat de moeder en de kinderen uitdrukkelijk voortzetting van de bestaande praktijk willen, is de voorzieningenrechter van oordeel, dat van de moeder en de kinderen niet gevergd kan worden, dat zij afzien van verder gebruik in het dagelijks leven van de naam [gedaagde] en verplicht zouden worden de gegroeide situatie te veranderen en de geslachtsnaam te gaan voeren.
Bij afweging van enerzijds het belang van de vader bij het voeren van de geslachtsnaam en anderzijds het vermelde belang van de moeder en de kinderen, moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan laatstgenoemd belang van de moeder en de kinderen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
De vordering van de vader moet derhalve worden afgewezen, waarbij de vader als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure wordt veroordeeld.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst af de vordering van de vader;
veroordeelt de vader in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de moeder bepaald op € 192,= aan verschotten en op € 1.054,= aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van Naujoks, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2006.
15/328