ECLI:NL:RBROT:2006:AZ3038

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
242878/ HA ZA 05-2105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begroting van nodeloze proceskosten in civiele procedure tussen Posterholt en Fortis

In deze civiele procedure tussen de besloten vennootschap EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ POSTERHOLT B.V. (hierna: Posterholt) en de naamloze vennootschap FORTIS BANK NEDERLAND N.V. (hierna: Fortis) heeft de rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2006 uitspraak gedaan. Posterholt vorderde een schadevergoeding van € 120.000,= van Fortis, terwijl Fortis verweer voerde en in voorwaardelijke reconventie een bedrag van € 5.500,= vorderde. De rechtbank heeft vastgesteld dat Posterholt de verkeerde partij had gedagvaard, aangezien Fortis niet de rechtsvoorgangster was van de partij die het bouwterrein had verkocht. Fortis stelde dat de verkopende partij N.V. Beleggings-instelling Metro was, die in 2004 was gefuseerd met Mees Pierson ECAZ Maatschappij B.V.

Tijdens de comparitie heeft Posterholt het verweer dat de verkeerde partij was gedagvaard niet weersproken, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat de vorderingen van Posterholt niet toewijsbaar waren. De rechtbank heeft Posterholt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Fortis, die tot dat moment waren begroot op € 2.655,=.

In reconventie heeft Fortis gesteld dat Posterholt onrechtmatig had gehandeld door nodeloze kosten te veroorzaken door de verkeerde partij te dagvaarden. De rechtbank heeft de schade wegens nodeloze kosten vastgesteld op € 4.000,=, en heeft Posterholt ook in de proceskosten van de reconventionele vordering veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 242878/ HA ZA 05-2105
Uitspraak: 4 oktober 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ POSTERHOLT B.V.,
hierna ook te noemen: Posterholt,
gevestigd te Deventer,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur: mr. H.E. Schweers,
advocaat: mr. F.J.M. Kobossen,
- tegen -
de naamloze vennootschap FORTIS BANK NEDERLAND N.V.,
hierna ook te noemen: Fortis,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur: mr. P.W. Tubbergen,
advocaat: mr. M.H. den Otter.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 12 juli 2005 en de producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord, tevens van eis in voorwaardelijke reconventie, met de producties 1 tot en met 4;
- het tussenvonnis van 1 februari 2006, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van de comparitie van 6 juni 2006.
2. Het geschil
Posterholt vordert - verkort weergegeven - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Fortis te veroordelen tot betaling van € 120.000,= met rente en kosten.
Fortis heeft verweer gevoerd tegen deze vordering en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van Posterholt in de proceskosten.
In voorwaardelijke reconventie, te weten voor het geval wordt geoordeeld dat Fortis in deze geen partij is, vordert Fortis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Posterholt te veroordelen tot betaling van € 5.500,= en van de proceskosten.
Posterholt heeft ter comparitie verweer gevoerd tegen deze reconventionele vorderingen.
3. De beoordeling.
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
3.1 Posterholt heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Fortis, als rechtsopvolgster van Credit Lyonnais Bank Nederland, aansprakelijk is voor de schade als gevolg van bodemverontreiniging in door laatstgenoemde in 1991 aan Posterholt verkocht bouwterrein.
3.2 Fortis heeft in de eerste plaats als verweer aangevoerd dat de verkopende partij niet een rechtsvoorgangster van Fortis is geweest, doch N.V. Beleggings-instelling Metro, in 2004 door middel van fusie opgegaan in Mees Pierson ECAZ Maatschappij B.V. Ter onderbouwing van deze stellingen heeft Fortis verwezen naar de koopakte en naar uittreksels uit het handelsregister. Fortis concludeert dat Posterholt de verkeerde partij heeft gedagvaard en zij om deze reden in haar vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Vervolgens heeft Fortis inhoudelijk verweer gevoerd.
3.3 Ter comparitie heeft Posterholt het formele verweer dat de verkeerde partij is gedagvaard niet weersproken en heeft zij zich dienaangaande gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit verweer van Fortis, dat deugdelijk is gemotiveerd en is onderbouwd door middel van stukken, slaagt dan ook. De vorderingen van Posterholt jegens Fortis zijn derhalve niet toewijsbaar. Posterholt dient als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten te dragen.
3.4 De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, is vervuld, zodat deze vordering beoordeling behoeft. Fortis heeft hieraan ten grondslag gelegd dat Posterholt jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij Fortis nodeloze kosten heeft laten maken voor het voeren van inhoudelijk verweer bij conclusie van antwoord en voor het bijwonen van de comparitie, door Fortis begroot op € 4.500,= respectievelijk € 1.000,=. Fortis stelt dat zij Posterholt na het uitbrengen van de dagvaarding er op heeft gewezen dat de verkeerde partij is gedagvaard, met het verzoek de procedure te royeren en eventueel opnieuw tot dagvaarding over te gaan, teneinde aldus nodeloze kosten te voorkomen. Posterholt heeft hieraan ten onrechte geen gevolg gegeven, aldus Fortis.
3.5 Gesteld noch gebleken is dat Posterholt, nadat zij door Fortis er op was gewezen dat de verkeerde partij was gedagvaard, op enig moment (vóór de conclusie van antwoord) de juistheid van die stelling heeft betwist. Posterholt heeft deze stelling evenmin ter comparitie betwist. Voorts is gesteld noch gebleken dat Fortis bij het voorstel de procedure te royeren voorwaarden heeft gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van vergoeding van reeds gemaakte kosten, laat staan voorwaarden die voor Posterholt in redelijkheid niet aanvaardbaar waren.
Door in deze omstandigheden niet, ter voorkoming van kosten zijdens Fortis, in te stemmen met het verzoek van Fortis de procedure te royeren, heeft Posterholt in strijd met de zorgvuldigheid gehandeld die zij ten opzichte van de belangen van Fortis in acht diende te nemen. Hieraan doet niet af de door Posterholt ter comparitie gedane suggestie dat Fortis bij conclusie van antwoord had kunnen volstaan met het formele verweer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de advocaat van Fortis zich als redelijk en bekwaam handelend advocaat opgesteld door bij conclusie van antwoord (subsidiair) ook inhoudelijk verweer te voeren, zodat Posterholt dit Fortis thans niet kan tegenwerpen. Posterholt is dan ook schadeplichtig jegens Fortis.
3.6 Gebleken is dat de aanmerkelijke kans bestaat dat ingeval Posterholt besluit opnieuw tot dagvaarding over te gaan - van Mees Pierson ECAZ Maatschappij B.V., volgens de in deze procedure overlegde stukken de meest gerede partij - de advocaat van Fortis (eveneens) voor die gedaagde zal gaan optreden en aldus de werkzaamheden ten behoeve van de in deze procedure opgestelde conclusie van antwoord in de nieuwe procedure in elk geval ten dele kan benutten.
Gelet hierop en voorts bij gebreke van een specificatie van het gevorderde bedrag, zal de rechtbank de schade wegens nodeloze kosten naar redelijkheid begroten op € 4.000,=, waarin is begrepen het bedrag aan proceskosten dat op basis van de liquidatietarieven in conventie zou worden toegekend, zijnde € 2.842,=. In conventie wordt de veroordeling in de kosten wegens procureurssalaris dan ook op nihil begroot.
De gebruikelijke systematiek van begroting van proceskosten op basis van de zogenoemde liquidatietarieven staat naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niet in de weg.
3.7 Posterholt dient als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij de kosten van de reconventie te dragen.
4. De beslissing
De rechtbank
in conventie:
wijst de vorderingen van Posterholt af;
veroordeelt Posterholt in de proceskosten, aan de zijde van Fortis tot op heden begroot op € 2.655,= wegens vast recht;
in reconventie:
veroordeelt Posterholt tot betaling aan Fortis van € 4.000,= (vierduizend euro);
veroordeelt Posterholt in de proceskosten, aan de zijde van Fortis tot op heden begroot op € 384,= wegens salaris procureur;
voorts in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans.
Uitgesproken ter openbare zitting.
[1694]