RECHTBANK ROTTERDAM
sector kanton
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAAL TRANSPORTBEDRIJF
JOH. HURKMANS & ZONEN B.V.,
gevestigd te Veghel,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. B. Koeten, DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,
rolgemachtigde: Maas-Delta deurwaarders te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUSSON HUIJSMAN SHIPPING B.V.,
gevestigd te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. F.J. Langelaar te Hellevoetsluis,
rolgemachtigde: P. Krebbers, gerechtsdeurwaarder te Rotterdam.
Partijen worden hierna aanduid als Hurkmans, respectievelijk Husson Huijsman.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- inleidend exploot van dagvaarding van 22 december 2005, met producties;
- incidentele conclusie primair houdende exceptie van onbevoegdheid, subsidiair houdende incidentele conclusie tot voeging,
tevens houdende conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie, , met producties;
- conclusie van antwoord in het incident;
- vonnis van 6 april 2006, waarbij de kantonrechter zich bevoegd heeft verklaard om van het geschil kennis te nemen en waarbij de voorliggende zaak is gevoegd met de zaak onder zaaknummer 691504;
- conclusie van repliek in conventie en van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
- conclusie van dupliek in conventie en van repliek in voorwaardelijke reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie, met producties.
2.1. In de periode van 18 oktober 2004 tot en met 2 december 2004 heeft Hurkmans in opdracht en voor rekening van Husson Huijsman diverse transporten uitgevoerd. De hierop betrekking hebbende nota’s zijn tot een bedrag van € 3.371,27 onbetaald gelaten.
Dit geldt ook voor de transporten die Hurkmans in opdracht en voor rekening van Husson Huijsman in de periode van 3 december 2004 tot en met 23 december 2004 heeft uitgevoerd, en die onderwerp van de zaak met zaaknummer 691504 zijn.
2.2. Op 11 november 2004 heeft Hurkmans in opdracht van Husson Huijsman 12 ton suiker (in 12 big bags) in Duitsland op een van haar vrachtwagens geladen, met bedoeling om deze op de 12e november 2004 in Antwerpen te lossen.
Naar zeggen van Husson Huijsman en háár opdrachtgever is deze lading nimmer in Antwerpen gelost. De opdrachtgever van Husson Huijsman heeft de door haar in dit verband geleden schade ad € 8.182,80 bij Husson Huijsman in rekening gebracht.
2.3. Het totaal van de over de periode van 18 oktober 2004 tot en met 23 december 2004 door Hurkmans aan Husson Huijsman in rekening gebrachte – en onbetaald
gebleven – vrachtpenningen beloopt het bedrag van € 8.182,80.
2.4. Op de vervoersovereenkomst van 11 november 2004 en de andere vervoersovereenkomsten die aan de onbetaald gebleven facturen ten grondslag liggen, is het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (het CMR) van toepassing.
Voor zover te dezen van belang, houdt artikel 32 van dit CMR in dat rechtsvorderingen verjaren door verloop van een jaar en dat deze termijn in geval van volledig verlies op zijn laatst gaat lopen vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder. Wanneer geen sprake is van (geheel of gedeeltelijk) verlies c.q. schade of vertraging, vangt de verjaringstermijn aan na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting van de overeenkomst.
Het 2e lid van dit artikel luidt:
Een schriftelijke vordering schorst de verjaring tot aan de dag, waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. …. Verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen schorsen de verjaring niet.
Het 3e lid van dit artikel luidt:
Met inachtneming van de bepalingen van het tweede lid, wordt de schorsing van de verjaring beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de zaak aanhangig is. Hetzelfde geldt voor de stuiting van de verjaring.
Het 4e lid van artikel 32 CMR luidt:
Een verjaarde vordering kan ook niet meer in de vorm van een vordering in reconventie of van een exceptie worden geldend gemaakt.
3.1.1. Hurkmans vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Husson Huijsman zal veroordelen tot betaling van € 3.838,36 (waarin begrepen een bedrag van € 486,10 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met de wettelijke rente als nader in de dagvaarding gespecificeerd, een en ander met veroordeling van Husson Huijsman in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.1.2. Husson Huijsman betwist de hoogte van de gevorderde hoofdsom niet.
Volgens haar is de vordering van Hurkmans verjaard. Verder beroept Husson Huijsman zich op verrekening met haar schadevordering, die zij heeft geleden door het algeheel verlies van de 12 ton suiker die Hurkmans op 11 november 2004 in Duitsland heeft geladen doch niet in België heeft gelost.
3.1.3. Tegen het beroep van Husson Huijsman op verrekening met haar schadevordering heeft Hurkmans aangevoerd dat deze (vermeende) vordering van Husson Huijsman verjaard is.
3.2. In voorwaardelijke reconventie
Voor het geval verrekening niet zou zijn toegestaan, vordert Husson Huijsman dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Hurkmans zal veroordelen tot betaling van € 8.182,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2004, althans vanaf de dag van eis in reconventie (9 februari 2006) tot de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van € 662,= aan buitengerechtelijke kosten, een en ander met veroordeling van Hurkmans in de kosten van de procedure.
Ook hier voert Hurkmans het verweer dat de vordering van Husson Huijsman is verjaard.
4. De beoordeling van het geschil
4.1.1. Het meest verstrekkend verweer tegen de vordering van Hurkmans is het beroep op verjaring van deze vordering. In dit verband stelt Husson Huijsman dat de lading had moeten worden afgeleverd op 12 november 2004 en dat er tot het uitbrengen van de dagvaardingen op 22 december 2005 meer dan één jaar verlopen is.
Hierbij ziet Husson Huijsman over het hoofd dat de vordering van Hurkmans ziet op de vrachtpenningen voor diverse transporten (en niet alleen op dat van 11/12 november 2004) die Hurkmans in opdracht en voor rekening van Husson Huijsman heeft verricht. Voor deze vorderingen vangt de verjaringstermijn van één jaar aan zodra drie maanden na het sluiten van de vervoersovereenkomst zijn verstreken.
Het eerste – onbetaald gelaten – transport dateert van 18 oktober 2004. Nu gesteld noch gebleken is dat de hieraan ten grondslag liggende overeenkomst ruim een maand voor die datum tot stand is gekomen, gaat de kantonrechter ervan uit dat de overeenkomst kort voor 18 oktober tot stand gekomen is. Dit impliceert dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de vordering tot betaling van de kosten voor de diverse transporten, de verjaringstermijn nog lopende was.
4.1.2. Indien de veronderstelling dat de overeenkomst(en) kort voor het daadwerkelijke transport is (zijn) gesloten, niet juist mocht zijn, dan nog gaat het beroep van Husson Huijsman op verjaring van de vordering van Hurkmans niet op: alsdan heeft te gelden dat het om vorderingen tot nakoming van verbintenissen gaat, waarvan de verjaring ingevolge artikel 3:317 lid BW wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning. Nu Hurkmans (in elk geval nog) op 31 augustus 2005 Husson Huijsman tot betaling heeft gemaand, is op 1 september 2005 (artikel 3:319 lid 1 BW) voor alle nog openstaande facturen een nieuwe verjaringstermijn gaan lopen van één jaar. Deze was nog niet verschenen toen Hurkmans tot dagvaarding overging.
4.1.3. Husson Huijsman stelt dat zij – door algeheel verlies van de lading suiker die op 12 november 2004 door Hurkmans in Antwerpen gelost had moeten worden – schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.182,80, welk bedrag zij in verrekening wenst te brengen met het bedrag dat zij aan transportkosten aan Hurkmans verschuldigd is.
Nu Hurkmans deze vordering betwist, zou een bewijsopdracht in de rede liggen. Een dergelijke bewijsopdracht kan echter achterwege blijven, indien de stelling van Hurkmans dat de – vermeende – vordering verjaard is, moet worden gevolgd. In dit geval immers kan – wat er ook van de vordering zij – Husson Huijsman jegens Hurkmans haar (pretense) aanspraken niet meer in rechte afdwingen.
4.1.4. Bij de beoordeling van dit onderdeel van het geschil stelt de kantonrechter voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 lid 4 van het CMR de bevoegdheid tot verrekening een einde neemt zodra de vordering, die men in compensatie wil brengen, verjaard is. Een verjaarde vordering kan immers volgens het CMR niet alleen niet meer in de vorm van een vordering in reconventie geldend worden gemaakt, maar ook niet meer in de vorm van een exceptie. Weliswaar wijkt ten aanzien van deze exceptie het CMR af van artikel 6:131 lid 2 BW, doch te dezen dient het CMR te worden gevolgd, nu het hier om een bepaling gaat waarvan niet kan worden afgeweken (artikel 41 CMR) én het CMR van hogere orde is dan de Nederlandse wetgeving.
4.1.5. Het beroep op verrekening, dat Husson Huijsman tegen de vordering van Hurkmans heeft gedaan, dateert van 9 februari 2006. Volgens het CMR gaat de verjaringstermijn van één jaar bij verlies van goederen lopen van de 30ste c.q. de 60ste dag na inontvangstneming van de goederen door de vervoerder. Nu de suiker in Duitsland is geladen op 11 november 2004, is de verjaringstermijn voor de schadevordering van Husson Huijsman op zijn laatst gaan lopen op 10 januari 2005. Tussen 10 januari 2005 en 9 februari 2006 is meer dan een jaar verstreken, zodat het er in beginsel voor gehouden moet worden dat de vordering van Husson Huijsman verjaard is. Husson Huijsman stelt echter dat de verjaring geschorst is, hetgeen een uitzondering op eerdergenoemd beginsel rechtvaardigt indien en voor zover aangenomen kan worden dat er sprake is van een schorsing van tenminste 31 dagen.
4.1.6. Op 24 november 2004 – en kennelijk ook nog op 1 december 2004 –, heeft Husson Huijsman Hurkmans aansprakelijk gesteld voor het verlies van de lading suiker, hetgeen in beide gevallen per fax is geschied. Bij brief van 3 december 2004 heeft Hurkmans de claim uitdrukkelijk van de hand gewezen. Nadien, en wel op 25 januari 2005, heeft Husson Huijsman bij brief aan Hurkmans medegedeeld dat zij overgegaan is tot verrekening van haar schadevordering met de openstaande facturen van Hurkmans.
Volgens Hurkmans is de verjaring geschorst geweest van 1 december 2004 tot
3 december 2004; volgens Husson Huijsman heeft de schorsing van de verjaring een aanvang genomen op 25 januari 2005 en is deze schorsing niet geëindigd omdat Hurkmans bij haar afwijzing van de vordering de bij die vordering gevoegde ‘originele factuur’ niet heeft teruggezonden. In dit verband verwijst Husson Huijsman naar artikel 32 lid 2 CMR.
4.1.7. Indien de stelling van Hurkmans juist is, dat de verjaring geschorst is geweest van 1 tot 3 december 2005, behoeft de stelling van Husson Huijsman dat de schorsing is ingetreden op 25 januari 2005 geen bespreking, omdat volgens het CMR de verjaring van een vordering slechts eenmaal kan worden geschorst.
De stelling van Hurkmans over de schorsing behoeft echter geen bespreking, omdat de stelling van Husson Huijsman over de schorsing in elk geval niet gevolgd kan worden.
Onder de (originele) bijlagen die retour gezonden dienen te worden om te bewerkstelligen dat de schorsing van de verjaring een einde neemt, zijn slechts die stukken begrepen die de pretense vordering moeten staven. Hieronder is niet begrepen de factuur, waarmee het bedrag van die pretense vordering in rekening wordt gebracht.
Overigens komt het geenszins aannemelijk voor dat op 25 januari 2005 de ‘originele factuur’ van 22 december 2004 als bijlage bij de brief is meegezonden.
4.1.8. Een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering van Hurkmans voor toewijzing gereed ligt, nu hiertegen geen ander verweren zijn gevoerd dan dat die vordering verjaard is, c.q. dat de hoogte van die vordering te verrekenen is met het bedrag dat Husson Huijsman aan schade zou hebben geleden.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Husson Huijsman in de kosten van de procedure veroordeeld worden.
4.2.1. Nu het beroep van Husson Huijsman op verrekening niet wordt gehonoreerd, is de voorwaarde, waaronder de vordering in reconventie aanhangig is gemaakt, in vervulling gegaan. Hiermee komt de kantonrechter dus toe aan een beoordeling van deze vordering.
4.2.2. Husson Huijsman vordert in reconventie de veroordeling van Hurkmans tot betaling van € 8.182,80, vermeerderd met rente en kosten.
In de met deze zaak gevoegde zaak vordert Husson Huijsman hetzelfde bedrag in (voorwaardelijke) reconventie.
De kantonrechter begrijpt dit alles aldus dat Husson Huijsman in beide zaken in totaal een bedrag van € 8.182,80 vordert en per zaak slechts aanspraak maakt op de door Hurkmans in conventie gevorderde hoofdsom, en deze te vermeerderen met rente en kosten.
Aldus begrepen, kan de vordering van Husson Huijsman worden aangemerkt als te blijven beneden de competentiegrens van de kantonrechter en is de kantonrechter dus bevoegd om van de vordering in reconventie kennis te nemen.
4.2.3. Voor zover de stellingen van partijen in conventie en in reconventie gelijkluidend zijn, verwijst de kantonrechter voor de beoordeling hiervan naar hetgeen in conventie is overwogen.
In reconventie stelt Husson Huijsman daarenboven nog dat haar vordering niet is verjaard omdat zij haar vordering in reconventie binnen drie maanden na dagtekening van de dagvaardingen heeft ingesteld.
In deze stelling kan Husson Huijsman niet worden gevolgd omdat deze geen steun vindt in het recht.
4.2.5. Dit alles brengt met zich dat de vordering van Husson Huijsman zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal zij in de kosten van de procedure veroordeeld worden.
rechtdoende in conventie:
veroordeelt Husson Huijsman tot betaling van € 3.838,36 (drieduizend achthonderdachtendertig euro en zesendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 433,19 vanaf 4 december 2004;
€ 476,00 vanaf 18 december 2004;
€ 1.329,90 vanaf 24 december 2004;
€ 644,02 vanaf 2 januari 2005;
€ 458,15 vanaf 9 januari 2005;
telkens tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Husson Huijsman in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van Hurkmans worden vastgesteld op € 263,93 aan verschotten en op
€ 600,= aan salaris voor de gemachtigde, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis, tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
rechtdoende in reconventie:
- wijst de vordering van Husson Huijsman af;
- veroordeelt Husson Huijsman in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van Hurkmans worden vastgesteld op nihil aan verschotten en op € 200,= aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W.M. Dekkers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.