ECLI:NL:RBROT:2006:AY7863
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. de Gruijl-van Benthem
- Rechtspraak.nl
Vernietiging erkenning en terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderalimentatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de vernietiging van de erkenning van hun kinderen en de terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderalimentatie. De man, die de kinderen op 28 december 1988 had erkend, vorderde een bedrag van € 20.649,33 van de vrouw, dat hij had betaald aan kinderbijdrage, nadat zijn erkenning was vernietigd. De man stelde dat door de vernietiging van de erkenning zijn onderhoudsplicht jegens de kinderen met terugwerkende kracht was komen te vervallen. De vrouw daarentegen betwistte deze vordering en stelde dat de man onderhoudsplichtig was gebleven, ongeacht de vernietiging van de erkenning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn vordering baseerde op de vernietiging van de erkenning, maar oordeelde dat de erkenning een familierechtelijke relatie creëert tussen de erkenner en het kind. De rechtbank benadrukte dat de erkenner niet per se de biologische vader hoeft te zijn en dat de man zijn stelling dat hij onjuist was geïnformeerd over zijn biologische vaderschap niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de vernietiging van de erkenning niet betekent dat de kosten die de man heeft gemaakt voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, teruggevorderd kunnen worden. Dit zou in strijd zijn met het consumptief karakter van die uitgaven.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de juridische implicaties van erkenning en de gevolgen van vernietiging daarvan in het kader van alimentatieverplichtingen.