ECLI:NL:RBROT:2006:AY7490

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/650049-06
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bezuijen
  • mr. Geurts-de Veld
  • mr. Koningsveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door onvoorzichtig gedrag met een aansteker leidt tot aanzienlijke schade en vrijspraak van primair ten laste gelegd feit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte H.H., die werd beschuldigd van brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat door aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag van de verdachte met een brandende aansteker brand is ontstaan in haar woning, wat heeft geleid tot aanzienlijke materiële schade. De woning van de verdachte is vrijwel geheel uitgebrand en er is ook brandschade ontstaan aan de belendende percelen. Tijdens de zitting op 15 augustus 2006 is gebleken dat de rechtbank niet onomstotelijk kon vaststellen dat de verdachte opzettelijk de brand heeft gesticht, wat heeft geleid tot een vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank heeft, gelet op de vrijspraak en de omstandigheden van de zaak, besloten een aanzienlijk lagere gevangenisstraf op te leggen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht reclasseringscontact en opname in een zorgboerderij voor behandeling.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade had geleden tot een bedrag van € 69.274,89, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat een deel van de vordering, ter hoogte van € 8.697,00, toewijsbaar was, terwijl het overige deel niet ontvankelijk werd verklaard en alleen bij de burgerlijke rechter kon worden aangebracht. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Parketnummer: 10/650049-06
Datum uitspraak: 23 augustus 2006
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
H. H.,
geboren op 19..... te,
(voorheen) verblijvende aan de ..... te Rotterdam,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichtingen .....,
raadsvrouw: mr. L.H.J. Smit, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2006.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 tot en met A2, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Bos heeft gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
VRIJSPRAAK
Het primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
TOELICHTING OP DE VRIJSPRAAK
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het strafdossier heeft de rechtbank niet onomstotelijk kunnen vaststellen dat verdachte opzettelijk de brand heeft gesticht. Het bewijs hiervoor bestaat uitsluitend uit de verklaring van de heer J.C.K., welke verklaring door verdachte zelf wordt betwist.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals vermeld in de aangehechte bijlage, aangeduid als B1. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
subsidiair,
- Het aan haar schuld te wijten zijn van brand, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander ontstaat.
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Door aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag van verdachte met een brandende aansteker is er brand in haar woning ontstaan. De brand begon bij de bank in de woonkamer en greep snel om zich heen. Hierdoor is aanzienlijke materiële schade ontstaan. De woning van verdachte is vrijwel geheel uitgebrand en er is ook brandschade ontstaan aan de belendende percelen. Een bejaarde buurvrouw heeft als gevolg van de bij de brand ontstane rookontwikkeling ademhalingsproblemen opgelopen, waarvoor zij voor korte tijd in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Eén van de katten van verdachte is bij de brand om het leven gekomen.
Dit is een ernstig feit. Door aldus te handelen is er gevaar ontstaan voor de medebewoners van de flat en is het risico ontstaan dat naast haar eigen woning ook de andere in de flat aanwezige woningen door de brand zouden worden verwoest. Het optreden van de brandweer heeft dit kunnen voorkomen. Ook in het algemeen veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van beperkte duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat zij blijkens het op haar naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. ..... 2006 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Hierin wordt aanleiding gezien een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank houdt rekening met de door de psycholoog, drs. I.I. Schultze, en de psychiater,
dr. P.C.A. van der Graaff, opgemaakte rapportages d.d. 12 juli 2006 en 14 juli 2006. Uit deze rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis, die de gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van het feit hebben beïnvloed. De psycholoog en de psychiater concluderen tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlasteglegde. De rechtbank neemt deze conclusies over.
Voorts hebben de psycholoog en psychiater geadviseerd om verdachte verplicht door de reclassering te laten begeleiden waarbij deze erop toeziet dat verdachte zich ambulant psychiatrisch laat behandelen.
Reclassering Nederland heeft zich in haar rapportages d.d. 26 juni en 4 augustus 2006, opgemaakt door J.E. Vreman, reclasseringsmedewerker, bereid verklaard hieraan haar medewerking te verlenen.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting medegedeeld dat verdachte door de reclassering is aangemeld voor een project bij Exodus Nederland te Drenthe. Het betreft een project voor begeleid wonen in een zorgboerderij voor een periode van twee jaar, waarbij verdachte 24-uurs woonbegeleiding in combinatie met ambulante behandeling krijgt bij bijvoorbeeld GGZ Drenthe, waarmee een passende invulling kan worden gegeven aan het advies dat door de psychiater en de psycholoog is gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij graag aan dit project wil deelnemen.
Gelet op de bij verdachte bestaande problematiek en de noodzaak van behandeling zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel opleggen, met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringstoezicht en opname in de zorgboerderij van Exodus Nederland te Drenthe, dan wel een soortgelijke instelling.
De rechtbank ziet in het belang van bovengenoemde behandeling en de noodzakelijke voorafgaande en aansluitende begeleiding door de reclassering aanleiding om een proeftijd van drie jaar op te leggen.
Gelet op de vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde komt de rechtbank tot het opleggen van een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ EN SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: C, ..... Rotterdam. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 69.274,89.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. Het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de brandschade inboedel en opstal ..... weg te Rotterdam (met factuurnummer: 06.....) voor een bedrag van € 8.697,00 is, als onvoldoende weersproken, toewijsbaar.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard, dat dit gedeelte van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het grootste gedeelte van de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 158 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt;
dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in de zorgboerderij van Exodus Nederland te Drenthe of een soortgelijke instelling, om daar te worden behandeld gedurende een termijn van 2 jaar of zoveel korter als degene die met de behandeling is belast, na overleg met voornoemde reclasseringsinstelling, wenselijk acht en voorts dat de veroordeelde zich gedurende de opname zal gedragen naar de aanwijzingen van genoemde inrichting;
- verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling;
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 8.697,00 en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan ..... te Rotterdam te betalen € 8.697,00 (zegge: achtduizendzeshonderzevenennegentig euro);
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige gedeelte van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
- legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 8.697,00 (zegge: achtduizendzeshonderzevenennegentig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 173 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Bezuijen, voorzitter,
en mrs. Geurts-de Veld en Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2006.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.