3. De beoordeling
De feiten.
3.1 Tussen partijen staan de navolgende feiten vast:
a. Eiseres, geboren op 2 oktober 1968, is op 1 maart 1993 als bestuurster van een personenauto een verkeersongeval overkomen.
b. Gedaagde heeft als WAM-verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval voor eiseres erkend.
c. Op verzoek van gedaagde is bij beschikking van deze rechtbank van 6 november 1996 een voorlopig deskundigenonderzoek gelast door neuroloog prof. dr. J.C. Koetsier en psychiater dr. G.F. Koerselman.
d. Koerselman heeft op 22 januari 1997 verslag uitgebracht.
e. Koetsier heeft op 24 februari 1997 verslag uitgebracht, waarin de bevindingen van Koerselman zijn verwerkt. Het verslag houdt in, voor zover hier van belang:
“1.(…)
bij het onderzoek vermeldt betrokkene de lichamelijke klachten van hoofdpijn, vermoeidheid en last van de ogen alsmede nekpijn, concentratie-zwakte en overgevoeligheid voor geluid, slapeloosheid en moeheid.
2. (…)
bij psychiatrisch onderzoek worden geen psychiatrische afwijkingen vastgesteld. Bij het onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor concentratie- of geheugenproblemen van relevante betekenis. Bij het onderzoek van de beweeglijkheid van de halswervelkolom wordt een normale beweeglijkheid vastgesteld, waarbij betrokkene wel pijn aangeeft in de uiterste stand. Bij het neurologische onderzoek worden geen afwijkingen gevonden. Bij revisie van het röntgenonderzoek van de halswervelkolom, welke kort na het relevante ongeval bij betrokkene gemaakt is, worden geen afwijkingen van traumatische aard gezien.
3. (…)
hoewel bij het onderzoek geen afwijkingen worden gevonden, passen de klachten van betrokkene bij het postwhiplashsyndroom volgens de criteria van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie.
4. (…)
hoewel bij onderzoek geen afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunnen de klachten van betrokkene als realistisch worden beschouwd en enkel en alleen als gevolg van het ongeval worden beschouwd.
5. (…)
zuiver als gevolg van de klachten van betrokkene is zij in lichte mate beperkt bij bovenhandse activiteiten en activiteiten, waarbij zij ver moet reiken of repeterende bewegingen in het hoofd/halsgebied moet maken, terwijl zij ook minder goed in staat is tot het verrichten van zwaar tillende arbeid, maar in staat moet worden geacht om tot vijftien kilo ineens, enige malen per uur, te tillen. Hierdoor is zij beperkt in het dagelijks leven, met name bij de zware huishoudelijke activiteiten, zoals ramen lappen, stofzuigen en dergelijke, en in de vrijetijdsbesteding, zodat zij het tennisspelen alsmede het schoolslag zwemmen heeft moeten staken. Bij het verrichten van loonvormende arbeid is zij beperkt voorzover de genoemde activiteiten van toepassing zijn.
6. (…)
naar onze mening bestaat er ten aanzien van de aanwezige klachten een eindtoestand, daar het ongeval langer dan twee jaar geleden plaatsvond.
7. (…)
8. (…)
volgens de richtlijnen van de AMA-guide, vierde editie, kan in psychiatrisch opzicht geen invaliditeit worden vastgesteld, terwijl ook op somatisch gebied volgens deze richtlijnen geen percentage kan worden berekend, met name omdat er geen geobjectiveerde bewegingsbeperking van de halswervelkolom is. Volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (editie 1994) is er echter sprake van een postwhiplashsyndroom, waarbij de klachten van betrokkene aanzienlijk zijn, zodat een percentage van 5% op de gehele mens moet worden aangenomen. Dit is het maximale percentage.
(…)”.
f. Revalidatiearts dr. W.C.G. Blanken, de medisch adviseur van eiseres, heeft bij brieven van 21 januari 2003 en 12 april 2005 de advocate van eiseres geadviseerd.
g. Gedaagde heeft als voorschotten onder algemene titel op 29 februari 1996 fl. 10.000,= betaald en op 11 september 1997 wederom fl. 10.000,=, zijnde in totaal € 9.075,60. Voorts heeft gedaagde € 1.121,07 aan voertuigschade uitbetaald en een bedrag van € 6.806,70 wegens buitengerechtelijke kosten.