ECLI:NL:RBROT:2006:AY6242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
263864 HA/RK 06-100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.F.L.M. van der Grinten
  • M.J.A.M. Ahsmann
  • J. Sap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in civiele jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 juli 2006 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. [X], rechter in de rechtbank. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens de behandeling van een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [Y]. Tijdens de zitting op 6 juli 2006 heeft de raadsman van verzoeker de rechter gewraakt, omdat hij meende dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de processtukken en het faxbericht van de raadsman van verzoeker.

De rechter ontkende de gewraakte mededelingen te hebben gedaan, en het proces-verbaal van de zitting bevestigde niet dat de rechter dergelijke uitspraken had gedaan. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feitelijke grond was voor de wraking, aangezien de stellingen van verzoeker niet konden worden onderbouwd. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak benadrukt het belang van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, en dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de afwijzing van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
Zaaknummer : 263864
Rolnummer : HA RK 06-100
Uitspraak : 14 juli 2006
BESLISSING van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. [X], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 26 juni 2006 is door de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in deze rechtbank, van welke kamer de rechter deel uitmaakt, behandeld:
- het verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam (hierna: Jeugdzorg) tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting van [Y], minderjarig kind van verzoeker;
- het verzoekschrift van Jeugdzorg tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een residentiele instelling van [Z], minderjarig kind van verzoeker;
- het verzoek ex artikel 1:259 e.v. van het Burgerlijk Wetboek van verzoeker met betrekking tot genoemde minderjarigen.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van stukken uit de griffiedossiers van de hiervoor genoemde verzoekschriftprocedures, waarin zich onder meer bevinden:
- de door de griffier uitgewerkte notulen van de zitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken op 26 juni 2006;
- het proces-verbaal van de zitting van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken op 29 mei 2006, op welke zitting voormelde procedures door de rechter werden verwezen naar de meervoudige kamer.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 6 juli 2006, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker met zijn raadsman mr. P.J.A. Prinsen, de rechter, alsmede mr. B.J. de Groot, advocaat van de minderjarige [Y].
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het fax-bericht met bijlage d.d. 6 juli 2006 van de raadsman van verzoeker.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.a
Voorafgaand aan de zitting van 29 mei 2006 is de minderjarige [Y] (hierna: [Y]) door de rechter gehoord. Ter zitting van 29 mei 2006 heeft de rechter kort verslag gedaan van dit kinderverhoor, waarbij zij onder meer heeft meegedeeld dat [Y] zou hebben verklaard dat:
- hij begrip heeft voor de plaatsing, alhoewel hij liever thuis bij zijn vader is en
- de plek waar hij nu zat, ’t Poortje, in zijn beleving de beste, of liever de minst akelige plek tot nu toe was. Deze laatste mededeling van [Y] zou door de rechter zijn gebracht met de woorden: “Een geluk bij een ongeluk is, althans een gelukkige bijkomstigheid is nog dat [Y] vindt dat de plek waar hij nu zit …”
2.1.b
In een door [Y] geïnitieerd telefoongesprek op 1 juni 2006 heeft hij aan de raadsman van verzoeker verteld dat:
- hij niet heeft gezegd dat hij begrip heeft voor de plaatsing; hij heeft daar helemaal geen begrip voor; hij wil zo snel mogelijk naar huis, naar zijn vader en de ondertoezichtstelling moet ophouden;
- hij niet heeft gezegd dat ’t Poortje de minst slechte plek tot nu toe is; dat is hem niet gevraagd; er is hem alleen gevraagd hoe hij het vindt als de plaatsing en de onder-toezichtstelling worden verlengd; hij heeft gezegd dat hij naar huis wil en dat ’t Poortje nog erger is dan al die plekken waar hij geplaatst is.
Daarnaast heeft [Y] reeds in een persoonlijk gesprek met de raadsman van verzoeker in februari/maart 2006 ondubbelzinnig te kennen gegeven dat hij wil dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing eindigen.
2.1.c
Op grond van het vorenstaande, alsmede op grond van de lange voorgeschiedenis die de genoemde procedures ten aanzien van de minderjarigen bij deze rechtbank hebben, is bij verzoeker het vermoeden gerezen dat de rechter vooringenomen is en onvoldoende onbevangen is om de zaken verder te behandelen. Deze niet-onbevangenheid is gebaseerd op het groepsdenken van de verschillende betrokken autoriteiten, die zich aan elkaar conformeren en niet meer in staat zijn objectief en onafhankelijk te luisteren naar wat [Y] naar voren brengt.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
2.3
Mr. B.J. de Groot heeft ter zitting meegedeeld dat de weergave van de gebeurtenissen, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 29 mei 2006, correct is. Zij bevestigt dat de mededeling dat volgens [Y] ’t Poortje de minst slechte plek is, door haar is gedaan, zoals ook blijkt uit de stukken.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
De stelling van verzoeker dat de rechter vooringenomen en niet onbevangen is, is gebaseerd op het gegeven dat volgens de raadsman van verzoeker door de rechter tijdens de zitting van 29 mei 2006 de mededelingen, zoals aangehaald onder 2.1.a, zijn gedaan.
Dat de rechter tijdens die zitting [Y] aldus heeft geciteerd staat niet vast.
De rechter ontkent dat zij dergelijke mededelingen heeft gedaan. Daarvan blijkt ook niet uit het van de zitting opgemaakte proces-verbaal, waar (slechts) staat dat [Y] tijdens het aan de zitting voorafgaande verhoor heeft verklaard “dat hij het liefst bij de vader wil wonen”. Tenslotte heeft mr. De Groot bevestigd dat het proces-verbaal van de zitting van 29 mei 2006 op dit punt een correcte weergave inhield.
Nu niet vaststaat dat de rechter de door de raadsman gewraakte mededelingen heeft gedaan, valt de feitelijke grond voor de wraking weg. Het verzoek is mitsdien ongegrond.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. [X].
Deze beslissing is gegeven op 14 juli 2006 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. M.J.A.M. Ahsmann en mr. J. Sap, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.