ECLI:NL:RBROT:2006:AY6197
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheid voor schuld na faillissement van een der (ex-)echtgenoten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen IDM Financieringen B.V. en [X]. De zaak betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid van [X] voor een schuld die voortvloeit uit een geldleningsovereenkomst die zij in 1993 samen met haar toenmalige echtgenoot [Y] is aangegaan met InterBank N.V., de rechtsvoorganger van IDM. Na de echtscheiding van [X] en [Y] in augustus 1998 ging [Y] in december 1998 failliet. In het faillissement werd een akkoord bereikt, dat op 8 februari 2000 werd gehomologeerd. IDM ontving een bedrag van € 1.837,60, dat in mindering werd gebracht op de vordering van IDM op [Y] en [X]. IDM vorderde vervolgens betaling van [X] van een bedrag van € 26.967,90, vermeerderd met rente en kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] en [Y] op grond van de overeenkomst hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld. De rechtbank oordeelde dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [X] niet is geëindigd door het faillissement van [Y]. IDM heeft haar rechten jegens [X] behouden, ondanks het faillissementsakkoord. De rechtbank overwoog dat [X] niet in de gelegenheid was gesteld om te ageren tegen het akkoord en dat IDM haar verhaalsrecht niet had opgegeven. De rechtbank oordeelde dat de vordering van IDM op [X] niet onverkort kon worden toegewezen, gezien de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van IDM toegewezen tot de helft van het bedrag dat [X] en [Y] verschuldigd waren in maart 2000, en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding, 17 januari 2005, toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.C.A.T. Frima.