ECLI:NL:RBROT:2006:AY6107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/3477
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over misbruik economische machtspositie door CR Delta in de rundveeverbeteringssector

In deze zaak heeft eiseres, K.I. Samen B.V., een rundveeverbeteringsorganisatie, een klacht ingediend tegen CR Delta, een concurrent in de sector van kunstmatige inseminatie, wegens vermeend misbruik van een economische machtspositie. De klacht, ingediend op 21 oktober 1999, betrof de toegang van CR Delta tot gegevens in het NRS Informatie Systeem (NIS) en het landelijke Identificatie en Registratiesysteem (I&R), waarvan eiseres stelde dat deze onbeperkt was en dat dit CR Delta een oneerlijk voordeel gaf in de markt. De klacht werd in eerste instantie afgewezen door de Nederlandse Mededingingsautoriteit, die oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat CR Delta zich schuldig had gemaakt aan misbruik van haar machtspositie.

De rechtbank heeft de zaak op 22 februari 2006 behandeld en geconcludeerd dat de klacht ongegrond was. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht naar de feiten en omstandigheden. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat CR Delta zich op ongeoorloofde wijze toegang had verschaft tot de gegevens van eiseres en dat de toegang tot de I&R-gegevens voor CR Delta beperkt was tot die van haar eigen klanten. De rechtbank benadrukte dat de proportionaliteit van het onderzoek door de autoriteit in acht was genomen en dat de klacht van eiseres niet voldoende onderbouwd was.

De uitspraak van de rechtbank bevestigde dat de mededingingswetgeving niet was overtreden en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Eiseres werd in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak, maar de rechtbank concludeerde dat de klacht ongegrond was en dat de autoriteit op juiste wijze had gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: MEDED 04/3477 - WILD
Uitspraak
in het geding tussen
K.I. Samen B.V., gevestigd te Panningen, eiseres,
gemachtigde: mr. R. Snel, advocaat te Groningen,
en
de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, verweerder,
gemachtigden: mr. J.J.M. Sluijs en mr. A.S.M.L. Prompers,
met als derde-partij
CRV Holding B.V., voorheen CR Delta VRV Holding B.V. (hierna: CR Delta),
gemachtigde: mr. A.R. Bosman, advocaat te Brussel.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 21 oktober 1999 heeft eiseres bij verweerder op grond van artikel 24, eerste lid, van de Mededingingswet (hierna: Mw) een klacht ingediend tegen CR Delta. Bij brieven van 13 december 1999, 1 juni 2001 en van 6 juni 2002 heeft eiseres de klacht nader omschreven dan wel uitgebreid.
Bij besluit van 7 november 2002 heeft verweerder, voor zover hier van belang, de klacht afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 12 december 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 oktober 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het besluit van 11 oktober 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 22 november 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft bij brief van 10 november 2005 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 5 december 2005 heeft CR Delta een schriftelijke zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2005, alwaar voor partijen hun gemachtigden zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Algemeen
Ingevolge artikel IX, tweede lid, van de op 1 juli 2005 inwerking getreden Wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2005, 172), treedt ten aanzien van bezwaar of beroep tegen een besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingautoriteit op grond van de Mededingingswet zoals die luidde tot 1 juli 2005, de raad van bestuur van de Nederlandse mededingingsautoriteit, in de plaats van de directeur-generaal. In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de (voormalige) directeur-generaal.
2.2 Feiten en standpunten van partijen
2.2.1 Relevante feiten en omstandigheden
Eiseres is een rundveeverbeteringsorganisatie die actief is op het terrein van kunstmatige inseminatie. Eiseres produceert en levert hoofdzakelijk genetisch materiaal en daarmee verwante diensten aan rundveebedrijven. Het bedrijf Holland Genetics, een productdivisie van de coöperatie CR Delta, is een concurrent van haar. Holland Genetics ontwikkelt, produceert, verkoopt en distribueert genetisch materiaal. Een andere productiedivisie van CR Delta, het Koninklijk Nederlands Rundvee Syndicaat (hierna: NRS), beheert het NRS Informatie Systeem (hierna: NIS) en het landelijke Identificatie en Registratiesysteem (hierna: I&R). Het NIS verzamelt gegevens over fok- en melkvee bijvoorbeeld betreffende afstamming, melkcontrole en inseminatie, en bewerkt deze tot informatieproducten, zoals Melkproductieregistratie-uitslagen, stambomen en stamboekcertificaten. De gegevens zijn doorgaans afkomstig van veeverbeteringsbedrijven (hierna: VVB’s), kunstmatige inseminatiebedrijven (hierna: KI’s), veehouders, en derden, zoals accountants en dierenartsen, die voor het verkrijgen van deze gegevens activiteiten hebben verricht voor een veehouder. De gegevens die worden opgeslagen in het NIS zijn derhalve niet alleen van CR Delta, maar ook van andere partijen afkomstig. De informatieproducten die het NIS levert, bepalen tezamen met de aangeleverde gegevens de waarde van een rund in het economisch verkeer. Een VVB en een KI kunnen in beginsel alleen gegevens opvragen voor activiteiten die zij hebben verricht voor een veehouder. Voor het opvragen van gegevens voor andere activiteiten dienen zij te beschikken over een machtiging van de desbetreffende veehouder. Deze regels voor het ontsluiten van gegevens gelden voor alle VVB’s en KI’s (zowel voor CR Delta als voor met dit bedrijf concurrerende ondernemingen). In het I&R zijn voor runderen gegevens over geboorte, aanvoer, dood, import, export en slacht opgeslagen. Door middel van het I&R kunnen dieren, indien dat noodzakelijk is, bijvoorbeeld in verband met een veeziekte, snel worden opgespoord. De verantwoordelijkheid voor het I&R berust bij het Ministerie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De kosten voor de instandhouding van dit systeem worden in rekening gebracht bij de veehouder, die tevens wettelijk verplicht is ervoor te zorgen dat de relevante gegevens worden gemeld bij het I&R. Tot september 2001 werd het I&R onder verantwoordelijkheid van de Gezondheidsdienst voor Dieren door CR Delta/NRS beheerd. Hierna heeft het I&R Bureau de I&R taken overgenomen, maar CR Delta/NRS treedt nog steeds als beheerder op.
2.2.2 De klacht
De in dit geding aan de orde zijnde klacht van eiseres betreft de stelling dat Holland Genetics onbeperkt toegang heeft tot alle gegevens in het NIS en het I&R, waaronder ook de gegevens die betrekking hebben op (klanten van) eiseres. CR Delta zou onder andere, bij het versturen van gegevens over de melkcontrole, veehouders - en in het bijzonder DHZ (doe het zelf)-veehouders, hetgeen veehouders zijn die zelf insemineren - benaderen voor de afname van spermaproducten door een kortingsbon voor de bestelling van genetisch materiaal bij Holland Genetics. CR Delta kan zich op oneigenlijke gronden toegang verschaffen tot alle NIS-gegevens en I&R-gegevens (waaronder de gegevens van haar concurrenten), waardoor CR Delta een grote voorsprong verkrijgt op eiseres.
2.2.3 Het primaire besluit
In zijn besluit van 7 november 2002 heeft verweerder de klacht afgewezen, omdat op grond van de beschikbare informatie onvoldoende aannemelijk was dat CR Delta gebruik zou hebben gemaakt van specifieke gegevens uit het NIS om daarmee ondernemingen die niet een bepaalde dienst bij haar afnemen, te benaderen. Er was derhalve onvoldoende bewijs voor de stelling dat artikel 24, eerste lid, van de Mw zou zijn geschonden.
2.2.4 Het bezwaar
In bezwaar heeft eiseres gegevens aangeleverd die het ongeoorloofde gebruik van gegevens door CR Delta zouden moeten bewijzen. Eiseres heeft bijvoorbeeld gewezen op een door CR Delta na de MKZ-crisis aan een veehouder verstuurde brief betreffende inseminatie-activiteiten, wiens naam door CR Delta foutief was gespeld. Deze veehouder maakt deel uit van een overlegstructuur van CR Delta, maar de brieven die hij in die context krijgt, zijn correct gespeld. In het I&R is evenwel zijn naam niet correct gespeld, hetgeen aantoont dat CR Delta deze gegevens aan dit systeem heeft ontleend.
Eiseres heeft voorts een aantal exportcertificaten overgelegd, waaruit zou blijken dat CR Delta gebruik zou hebben gemaakt van gegevens die niet voor haar toegankelijk zouden moeten zijn.
2.2.5 Reactie CR Delta
Bij brief van 8 maart 2004 heeft CR Delta aan verweerder een rapport gezonden met de titel ‘De omgang door NRS B.V. met de toegang tot het NRS Informatie Systeem (NIS)’ (hierna: NIS-rapport).
2.2.6 Het bestreden besluit
In het bestreden besluit heeft verweerder gewezen op het NIS-rapport, waarin de normen zijn vastgelegd voor de wijze waarop CR Delta toegang heeft tot de verschillende data. Verweerder heeft vastgesteld dat eiseres deze normen onderschrijft maar de mening is toegedaan dat deze niet worden nageleefd. Over de door eiseres aangeleverde gegevens waaruit deze niet-naleving zou blijken, heeft verweerder het volgende opgemerkt.
De foutieve spelling van de naam van de veehouder die te boek staat als relatie van CR Delta, kan worden verklaard uit het feit dat de adresgegevens in het NIS, op basis waarvan CR Delta zijn MKZ-mailing heeft verzonden, gesynchroniseerd zijn met de adresgegevens in het I&R. Over het registreren en het toegankelijk maken van de DHZ-status van veehouders heeft verweerder naar voren gebracht dat CR Delta in kader van haar eigen netwerk kennis van deze status heeft en op basis daarvan een groot bestand aan DHZ-adressen kan opbouwen. Dat CR Delta bij het leveren van bepaalde diensten reclame voor haar KI-diensten maakt, kan eveneens niet als een misbruikelijke gedraging worden aangemerkt.
Ten aanzien van de overgelegde exportcertificaten stelt verweerder zich op het standpunt dat dit geen ondernemersactiviteit van eiseres betreft en dat de certificaten niet aantonen dat CR Delta zich op oneigenlijke wijze toegang heeft kunnen verschaffen tot de gegevens van eiseres uit het NIS. Tevens zou, indien vast zou komen te staan dat CR Delta een enkele keer gegevens van eiseres in het NIS heeft geraadpleegd, dit geen strijd met artikel 24, eerste lid, van de Mw opleveren, aangezien van een dergelijke strijd pas sprake is, indien vaststaat dat CR Delta merkbaar en niet al te kortstondig de NIS-gegevens van eiseres (die niet ook kunnen worden verkregen via klanten van CR Delta) raadpleegt ten behoeve van activiteiten waarmee zij met eiseres concurreert.
Voorts heeft verweerder erop gewezen dat per 1 november 2004 een onafhankelijke commissie actief is die toezicht zal houden op de naleving van het protocol dat met oog op het gebruik van de in het NIS aanwezige gegevens is vastgesteld.
Ten aanzien van de toegang tot I&R-gegevens voor CR Delta heeft verweerder ten slotte opgemerkt dat deze toegang beperkt is tot de gegevens van de eigen klanten. Voor zover de toegang voor eiseres tot I&R-gegevens van haar klanten lastiger is dan voor CR Delta, stelt verweerder zich op het standpunt dat het verkrijgen van deze gegevens voor eiseres niet onmogelijk is, althans niet zo moeilijk is dat er sprake is van strijd met artikel 24, eerste lid, van de Mw.
2.2.7 De gronden van het beroep
In beroep voert eiseres in de eerste plaats aan dat van haar, indien zij een klacht indient, niet verlangd kan worden dat zij bewijst dat een overtreding van de Mw heeft plaatsgevonden, maar slechts dat zij aannemelijk maakt dat een dergelijke overtreding zich heeft voorgedaan. Ten onrechte heeft verweerder een bewijs van eiseres verlangd.
In de tweede plaats betoogt eiseres dat verweerder zich bij de waardering van het door eiseres aangedragen bewijs volledig heeft verlaten op enkele mededelingen van CR Delta, zonder deze mededelingen te onderzoeken. Ter onderbouwing van beide stellingen wijst eiseres erop dat CR Delta met grote precisie zijn marketingactiviteiten kan afstemmen op onder meer de klanten van eiseres. Dit kan alleen verklaard worden uit de toegang die CR Delta heeft tot de gegevens in het NIS en het I&R. Aan niet nader gecontroleerde mededelingen en goede voornemens van CR Delta heeft verweerder meer gewicht toegekend dan aan de feitelijk geadstrueerde stellingen van eiseres. Verweerder heeft zelfs geen zelfstandig onderzoek verricht om na te gaan of de stellingen van eiseres juist waren. Ten onrechte heeft verweerder niet de hem toekomende bevoegdheden uitgeoefend om na te gaan of de klacht van eiseres gegrond was en zelfs meer gewicht toegekend aan de goede voornemens van CR Delta dan aan de feitelijk geadstrueerde stelling van eiseres. Voorts heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd de door eiseres aangedragen bewijzen afgewezen. Zo blijkt uit de door CR Delta en eiseres afgegeven verklaringen dat CR Delta zonder meer toegang heeft tot de coderingen betreffende de DHZ-status van een veehouder, terwijl eiseres dat niet heeft. Hieruit volgt dat CR Delta zich zelf voordeliger behandelt dan derden, hetgeen misbruik van een machtspositie oplevert. Een ander gebrek in de motivering is het grote gewicht dat verweerder heeft toegekend aan het in het NIS-rapport opgenomen protocol en de onafhankelijke commissie die toeziet op de naleving van dit protocol. Het gaat hier slechts om goede voornemens, waarvan onduidelijk is of deze worden nagekomen in de praktijk. Voorts is de motivering van verweerder over de toegang tot I&R-gegevens via het NIS niet deugdelijk. Enerzijds is niet duidelijk op grond waarvan verweerder tot het oordeel komt dat CR Delta geen toegang zou hebben tot I&R-gegevens van veehouders die geen klant bij haar zijn. Anderzijds merkt verweerder op dat het voor eiseres inderdaad lastiger is om toegang tot de I&R-gegevens van de eigen klanten te hebben dan voor CR Delta, maar concludeert dat er desalniettemin geen sprake is van schending van artikel 24, eerste lid, van de Mw.
2.2.8 Het verweer
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvrager van een besluit de bewijslast draagt voor de feiten die leiden tot de gevraagde beschikking. Verweerder heeft daarbij verwezen naar artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), waarin het beginsel van de zorgvuldige voorbereiding is vastgelegd, en naar artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, waarin neergelegd is dat de aanvrager van een besluit verplicht is de nodige gegevens voor zijn aanvraag te verschaffen, voor zover hij daarover redelijkerwijs kan beschikken.
Verweerder heeft de door eiseres overgelegde gegevens voorgelegd aan CR Delta. Op basis van de aldus verkregen informatie heeft verweerder de gestelde overtreding onderzocht en is hij tot de conclusie gekomen dat deze informatie onvoldoende bewijs van een overtreding van artikel 24, eerste lid, van de Mw oplevert. Deze werkwijze druist volgens verweerder niet in tegen de verplichting van artikel 3:2 van de Awb om een besluit zorgvuldig voor te bereiden. Uit de bewijslastverdeling vloeit voort dat verweerder niet naar aanleiding van elke klacht in de vorm van verdachtmakingen verplicht is tot nader onderzoek. Bij de uitoefening van onderzoeksbevoegdheden mag verweerder de proportionaliteit van een dergelijke uitoefening, die door de betrokken ondernemingen als zeer ingrijpend wordt ervaren, niet uit het oog verliezen.
Voorts geeft verweerder aan dat vanwege het protocol dat in het NIS-rapport is opgenomen en waarin normen staan welke mede worden onderschreven door eiseres, voldoende gewaarborgd is dat CR Delta geen oneigenlijk gebruik maakt van de gegevens uit het NIS.
Ook blijkt uit de door eiseres overlegde stukken niet dat deze normen zijn overtreden en dat van een dergelijk oneigenlijk gebruik sprake is.
Ten aanzien van de veehouder wiens naam foutief gespeld was, wijst verweerder erop dat deze veehouder bekend was bij CR Delta vanwege zijn aansluiting bij een regionale veeverbeterings-organisatie van CR Delta.
Over de toegankelijkheid tot de gegevens betreffende de DHZ-status merkt verweerder op dat dit niet relevant is geweest voor de beoordeling in het bestreden besluit gezien de omgang van CR Delta met de toegang tot het NIS. Uit het verslag van de hoorzitting van 17 maart 2003 blijkt dat ook eiseres desgevraagd toegang tot deze gegevens kan krijgen.
Daarnaast is de mogelijkheid dat NIS-gegevens uitgewisseld kunnen worden tussen de verschillende divisies van CR Delta geen aanwijzing van strijd met artikel 24, eerste lid, van de Mw, nu de Mw het een onderneming niet verbiedt om gegevens tussen diverse afdelingen of divisies uit te wisselen.
Met betrekking tot de stamboekcertificaten die eiseres heeft overgelegd, herhaalt verweerder zijn standpunt uit het bestreden besluit dat het uitgeven van dergelijke certificaten niet tot de bedrijfsactiviteiten van eiseres behoort en dat uit de overlegde certificaten niet volgt dat CR Delta oneigenlijk toegang heeft tot de in het NIS vastgelegde gegevens van eiseres.
Ook ten aanzien van de toegang tot de I&R-gegevens herhaalt verweerder zijn standpunt uit het bestreden besluit. De toegang tot deze gegevens voor CR Delta is beperkt tot die van de eigen klanten. Voor zover de toegang voor eiseres tot I&R-gegevens van haar klanten lastiger is dan voor CR Delta is het van belang dat de toegang zelf voor eiseres niet onmogelijk is, althans geen met artikel 24, eerste lid, van de Mw strijdig feit oplevert.
2.2.9 Zienswijze CR Delta
CR Delta is van mening dat de discretionaire bevoegdheid van verweerder met zich brengt dat verweerder geen nader onderzoek naar aanleiding van de klacht van eiseres had hoeven in te stellen. CR Delta deelt voorts het oordeel van verweerder dat geen sprake is van misbruikelijke gedragingen, zodat er geen sprake kan zijn van misbruik van een economische machtspositie.
De vier gevallen die eiseres als bewijs voor dergelijke gedragingen aanvoert, hebben betrekking op twee mailings van CR Delta aan haar eigen relaties, verricht op basis van de algemene gegevens van het NIS en op twee mailings die uitgevoerd zijn op basis van gegevens die CR Delta zelf heeft verzameld. Krachtens het in het NIS-rapport opgenomen protocol heeft CR Delta wel toegang tot de algemene gegevens van het NIS, waaronder bijvoorbeeld NAW-gegevens en DHZ-codering, en niet tot specifieke gegevens, die specifiek betrekking hebben op een bepaalde productgroep (voorbeeld van een productgroep is kunstmatige inseminatie).
CR Delta geeft aan dat de kortingsbonnen niet tegelijkertijd met de melkcontrole-uitslagen zijn verstuurd, daar de verzending van deze uitslagen volledig is geautomatiseerd, maar met een andere mailing vanuit een regiovestiging van CR Delta op basis van een eigen adressenbestand. De mailing die in het kader van de MKZ-crisis is verstuurd, is uitsluitend gebaseerd op de algemene gegevens van het NIS. Dit geldt ook voor de brief, waarin de naam van een veehouder foutief is gespeld. De overname van deze foutieve spelling uit het I&R moet verklaard worden uit de omstandigheid dat het informatiesysteem van het I&R is gesynchroniseerd met het NIS.
2.3 Beoordeling
De rechtbank dient in dit geding de vraag te beantwoorden of verweerder terecht heeft aangenomen dat, gegeven de klacht van eiseres, CR Delta het verbod om misbruik te maken van een economische machtspositie, zoals neergelegd in artikel 24, eerste lid, van de Mw, niet heeft overtreden.
De rechtbank zal deze vraag beantwoorden aan de hand van feiten en omstandigheden zoals deze verweerder bekend waren bij het nemen van het bestreden besluit. Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of verweerder bij de voorbereiding van het bestreden besluit wel in voldoende mate de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard, zoals is voorgeschreven in artikel 3:2 van de Awb.
De rechtbank stelt voorop dat uit het NIS-rapport en uit het instellen van een onafhankelijke commissie, die toezicht moet houden op de naleving van een protocol, niet kan worden afgeleid of CR Delta zich in het verleden op oneigenlijke wijze toegang tot gegevens van ondernemingen als KI Samen heeft verschaft. In het rapport zijn immers voornemens voor de toekomst vastgelegd voor de omgang met het NIS, en de onafhankelijke commissie was niet actief ten tijde van de gestelde gedragingen.
Ten aanzien van de door eiseres naar voren gebrachte gedragingen overweegt de rechtbank het volgende.
Eiseres heeft gewezen op een foutieve spelling van de naam van een veehouder, welke foutieve spelling alleen te verklaren zou zijn doordat CR Delta op oneigenlijke wijze gebruik maakt van gegevens waar zij geen toegang tot behoort te hebben. Verweerder heeft hiervoor, in navolging van CR Delta, als verklaring gegeven dat de adresgegevens in het NIS, op basis waarvan CR Delta zijn MKZ-mailing heeft verzonden, gesynchroniseerd zijn met de adresgegevens in het I&R. De rechtbank acht deze verklaring, nu van het tegendeel niet is gebleken, plausibel. Gegeven deze verklaring is er geen aanleiding om op basis hiervan aan te nemen dat CR Delta op ongeoorloofde wijze toegang tot het I&R heeft.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat het ook overigens niet aannemelijk is geworden dat de toegang tot I&R-gegevens voor CR Delta niet beperkt zou zijn tot de eigen klanten. Voor zover de toegang voor eiseres tot I&R-gegevens van haar klanten lastiger is dan voor CR Delta, brengt dit nog niet met zich dat om die reden strijd zou ontstaan met artikel 24, eerste lid, van de Mw.
Ten aanzien van de klacht over de wetenschap van CR Delta over de DHZ-gegevens van veehouders is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat CR Delta in het kader van haar eigen netwerk kennis van deze status heeft en op basis daarvan een groot bestand aan DHZ-adressen kan opbouwen. Hieruit volgt dat de omstandigheid dat CR Delta wetenschap heeft van de DHZ-status van een groot aantal veehouders, geen indicatie van oneigenlijk gebruik van de in het NIS opgeslagen gegevens vormt.
Met betrekking tot de overgelegde stamboekcertificaten volgt de rechtbank niet het standpunt van verweerder dat, nu dit onderwerp geen bedrijfsactiviteit van eiseres betreft, eiseres hierop geen beroep zou mogen doen, althans daar geen belang bij zou hebben. Eiseres heeft hiermee immers willen aantonen dat CR Delta zich op oneigenlijke wijze toegang zou verschaffen tot NIS-gegevens. Indien de stelling van eiseres juist zou zijn, past die stelling in het door eiseres naar voren gebrachte beeld van een onderneming die zich, onder meer door het zich oneigenlijk toegang verschaffen tot niet voor haar bestemde gegevens, aan misbruik schuldig maakt.
Verweerder heeft echter daarnaast terecht opgemerkt dat, indien de stelling van eiseres al juist zou zijn, een enkele maal raadplegen van gegevens van eiseres nog geen strijd met artikel 24, eerste lid, van de Mw oplevert, omdat hiervoor een merkbaar en niet-kortstondig opvragen van dergelijke gegevens moet worden aangetoond. Een merkbaar en niet-kortstondig opvragen van die gegevens is niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat bepaald niet uitgesloten is dat degenen aan wie de certificaten zijn verstrekt, ook niet tevens klant van CR Delta zijn.
Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat, op basis van de door verweerder vergaarde gegevens, niet geoordeeld kan worden dat CR Delta zich schuldig heeft gemaakt aan schending van het verbod van artikel 24, eerste lid, van de Mw.
Ten aanzien van de vraag of verweerder bij de voorbereiding van het bestreden besluit wel in voldoende mate de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard, overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht betoogd dat hij bij de uitoefening van zijn onderzoeksbevoegdheden de proportionaliteit daarvan in het oog dient te houden. De ernst van de gestelde gedragingen en de mate van aannemelijkheid van de gestelde gedragingen dient daarbij afgewogen te worden tegen onder meer de gevolgen die een onderzoek heeft voor de onderneming tegen wie de klacht is gericht.
In het onderhavige geval heeft de voorbereiding van verweerders besluitvorming als volgt plaatsgevonden.
Naar aanleiding van de klachten van eiseres heeft verweerder op 10 april 2000 overleg gevoerd met gemachtigde van CR Delta. Na dit overleg zijn enige stukken en een schriftelijk reactie door CR Delta opgestuurd naar verweerder. Vervolgens heeft verweerder enige aanvullende vragen gesteld zowel aan CR Delta als aan de Nederlandse Veeverbeteringsorganisatie. Deze vragen zijn door beide organisaties beantwoord. Ook is eiseres in de gelegenheid gesteld documenten op te sturen naar verweerder, van welke mogelijkheid zij gebruik heeft gemaakt. Vervolgens heeft verweerder op basis van de aldus verkregen informatie aan partijen een voorlopige zienswijze toegestuurd en aan hen de gelegenheid gegeven hierop hun reactie te geven. Zowel eiseres als CR Delta hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Vervolgens heeft verweerder in zijn besluit van 7 november 2002 de klacht van eiseres afgewezen.
Op de naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiseres gehouden hoorzitting heeft verweerder eiseres de gelegenheid gegevens nadere bewijsstukken te overleggen. Hiervan heeft eiseres gebruik gemaakt. Tevens heeft CR Delta zijn visie over de door eiseres geleverde stukken gegeven. Naar aanleiding van het door CR Delta ingebrachte NIS-rapport heeft verweerder nog een tweede hoorzitting gehouden.
Op basis van de gegevens die verweerder op deze wijze heeft vergaard, heeft hij het bestreden besluit genomen.
De rechtbank stelt aan de hand hiervan vast dat verweerder de klacht nauwgezet heeft onderzocht en daarbij de betrokken partijen voldoende gelegenheid heeft gegeven om hun standpunten naar voren te brengen en te onderbouwen.
De rechtbank is, gelet ook op hetgeen hiervoor omtrent de verschillende door eiseres naar voren gebrachte gedragingen is overwogen, van oordeel dat verweerder een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de relevante feiten en de af te wegen belangen en dat derhalve, mede gelet op de in acht nemen proportionaliteit ten opzichte van CR Delta, niet geoordeeld kan worden dat verweerder aanleiding had moeten zien nader onderzoek te verrichten naar de gedragingen van CR Delta.
De grief van eiseres, inhoudende dat op haar een te zware bewijslast is gelegd, kan om die reden in het midden gelaten worden.
Gelet op het voorafgaande dient het beroep van eiseres ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt als voorzitter en mr. A. Verweij en mr. J.W. van de Gronden als leden.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. I. Geerink-van Loon als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2006.
De griffier: De voorzitter:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.