ECLI:NL:RBROT:2006:AY5983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
698514
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.C.W.M. Dekkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en gelijke behandeling bij beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft een werkneemster, eiseres, een vordering ingesteld tegen haar werkgever, gedaagde, na het niet omzetten van haar tijdelijke arbeidsovereenkomst in een contract voor onbepaalde tijd. Eiseres heeft drie jaar op basis van jaarcontracten gewerkt, maar bij het verstrijken van de derde contractperiode heeft de werkgever, Kennedy-Au Bon Marche B.V., de arbeidsovereenkomst niet verlengd vanwege bedrijfseconomische omstandigheden. Eiseres stelt dat de werkgever onjuiste informatie heeft verstrekt over de reden van haar ontslag, wat volgens haar een onrechtmatige daad oplevert op basis van artikel 6:162 BW. Ze beweert dat de werkelijke reden voor het niet verlengen van haar contract haar leeftijd en bijbehorend salarisniveau zijn, en dat ze is vervangen door een jongere werkneemster, wat in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBGLA). Eiseres vordert een schadevergoeding van € 8.800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van de processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van partijen. De werkgever heeft als verweer aangevoerd dat de vordering verjaard is en dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiseres verband houdt met de arbeidsovereenkomst en dat de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd en dat er geen sprake is van een onrechtmatige beëindiging. Eiseres heeft niet aangetoond dat er gerechtvaardigd vertrouwen was dat haar tijdelijke contract zou worden omgezet in een vast contract. De rechtbank wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
VONNIS
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 18 januari 2006,
gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KENNEDY-AU BON MARCHE B.V.,
gevestigd te: Rotterdam-Hoogvliet,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.J. Rijsterborgh te Rhoon.
Partijen zullen worden aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “Kennedy”.
1. Het verloop van het proces
Het verloop van de procedure blijkt uit de navolgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
- dagvaarding met producties;
- conclusie van antwoord met producties;
- conclusie van repliek met een productie;
- conclusie van dupliek.
2. De vaststaande feiten
2.1 [eiseres], geboren op 20 april 1952, is sinds 1 augustus 2001 voor bepaalde tijd tot en met 31 januari 2002 bij Kennedy in dienst geweest in de functie van administratief medewerkster tegen een salaris van € 1.629,72 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2.2 De arbeidsovereenkomst is verlengd voor de periode tot en met 31 januari 2003. Aansluitend is de arbeidsovereenkomst verlengd voor de periode tot en met 31 januari 2004.
2.3 Bij brief d.d. 15 januari 2004 heeft Kennedy het volgende aan [eiseres] medegedeeld:
“Gelet op de bedrijfseconomische omstandigheden achten wij het niet verantwoord om u een vaste aanstelling te verlenen.
Aangezien uw dienstverband reeds drie keer is verlengd, zijn wij genoodzaakt geweest u mede te delen dat het dienstverband met u niet wordt voortgezet.”
Het dienstverband is op 31 januari 2004 van rechtswege geëindigd.
2.4 Omstreeks januari 2004 heeft Kennedy een vacature opengesteld voor de functie van administratief medewerker debiteurenadministratie (38 uur per week) met ingang van 13 januari 2004 voor de duur van zeven maanden.
3. De stellingen van partijen
3.1 [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Kennedy te veroordelen tot betaling van:
a. een bedrag van € 8.800,00 bruto;
b. de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf de dag dat deze is verschuldigd;
c. een bedrag van € 500,00 ter zake buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding;
d. de kosten van het geding.
[eiseres] stelt dat Kennedy onjuiste informatie over de ontslagreden heeft verstrekt, hetgeen een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW oplevert. De werkelijke reden is dat Kennedy geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met haar wenst aan te gaan vanwege haar leeftijd en bijbehorend salarisniveau. [eiseres] is vervangen door een jongere werkneemster. Dit is handelen in strijd met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBGLA), althans het in strijd handelen met de rechtsplicht zich als goed werkgever te gedragen. Voorts stelt zij dat wanneer een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de betrokken werknemer voor een bepaalde baangarantie in aanmerking kan komen, de niet nakoming van zo’n garantie ook een onrechtmatige daad oplevert. [eiseres] heeft schade geleden omdat zij tot op heden geen werk heeft. De schade ad € 8.800,00 is berekend aan de hand van de kantonrechtersformule.
3.2 Kennedy heeft geconcludeerd [eiseres] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar die te ontzeggen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
Primair stelt Kennedy dat de vordering verjaard is. Tevens komt het Kennedy niet aannemelijk voor dat [eiseres] een vordering ex artikel 6:162 BW kan instellen, nu regelgeving op het gebied van gelijke behandeling een lex specialis is; Volgens artikel 11 lid 5 WGBGLA maakt een beëindiging van de arbeidsverhouding door de werkgever in strijd met artikel 3 van die wet de werkgever niet schadeplichtig.
Kennedy heeft de vordering verder gemotiveerd betwist. Zij heeft aangevoerd dat zij de arbeidsovereenkomst met [eiseres] niet heeft voortgezet omdat het rechtens niet mogelijk was om de arbeidsovereenkomst wederom tijdelijk te verlengen. Kennedy kon zich geen dienstverband voor onbepaalde tijd veroorloven. Bij [eiseres] is geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij voor onbepaalde tijd zou worden aangesteld, aldus Kennedy.
4. De beoordeling
4.1 De vordering van [eiseres] houdt verband met de arbeidsovereenkomst die tussen heeft bestaan partijen, zodat de kantonrechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.2 Het primaire verweer van Kennedy dat de vordering verjaard is, gaat niet op. Kennedy heeft aangevoerd dat zowel artikel 11 van de WGBGLA als een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag een verjaringstermijn kent van zes maanden. De WGBGLA ziet echter op situaties waarin de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever vernietigbaar is. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, omdat de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Kennedy van rechtswege is geëindigd.
Voor zover partijen verder dan ook een beroep doen op de WGBGLA zal daaraan voorbij worden gegaan.
Nu geen sprake is van een ontslag van [eiseres], kan ook geen geslaagd beroep worden gedaan op het verstrijken van de verjaringstermijn van een vordering op grond van kennelijk onredelijk ontslag.
4.3 Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van die bepaalde tijd. Slechts indien het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, kan worden geoordeeld dat de overeengekomen beëindiging van rechtswege onrechtmatig is.
4.4 In de onderhavige procedure is daar echter geen sprake van. Daargelaten of er begin 2004 al dan niet sprake was van een slechte bedrijfseconomische situatie, Kennedy heeft onweersproken gesteld dat de bedrijfsresultaten jaarlijks fluctueren. Vanwege die fluctuerende bedrijfsresultaten heeft zij gekozen voor een beleid waarbij veelal gewerkt wordt op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Zij kan het zich niet veroorloven werknemers voor onbepaalde tijd in dienst te nemen.
Het staat Kennedy vrij een dergelijk beleid te voeren. [eiseres] is drie maal akkoord gegaan met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en had er rekening mee moeten houden dat de arbeidsovereenkomst daarna niet verlengd zou worden.
4.5 [eiseres] heeft haar stelling dat zij er op enig moment gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou overlopen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan.
4.6 Op grond van het vorenstaande zal de vordering worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Kennedy vastgesteld op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W.M. Dekkers en uitgesproken ter openbare terechtzitting.