ECLI:NL:RBROT:2006:AY5983
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.C.W.M. Dekkers
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en gelijke behandeling bij beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft een werkneemster, eiseres, een vordering ingesteld tegen haar werkgever, gedaagde, na het niet omzetten van haar tijdelijke arbeidsovereenkomst in een contract voor onbepaalde tijd. Eiseres heeft drie jaar op basis van jaarcontracten gewerkt, maar bij het verstrijken van de derde contractperiode heeft de werkgever, Kennedy-Au Bon Marche B.V., de arbeidsovereenkomst niet verlengd vanwege bedrijfseconomische omstandigheden. Eiseres stelt dat de werkgever onjuiste informatie heeft verstrekt over de reden van haar ontslag, wat volgens haar een onrechtmatige daad oplevert op basis van artikel 6:162 BW. Ze beweert dat de werkelijke reden voor het niet verlengen van haar contract haar leeftijd en bijbehorend salarisniveau zijn, en dat ze is vervangen door een jongere werkneemster, wat in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBGLA). Eiseres vordert een schadevergoeding van € 8.800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
De rechtbank heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van de processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van partijen. De werkgever heeft als verweer aangevoerd dat de vordering verjaard is en dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiseres verband houdt met de arbeidsovereenkomst en dat de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd en dat er geen sprake is van een onrechtmatige beëindiging. Eiseres heeft niet aangetoond dat er gerechtvaardigd vertrouwen was dat haar tijdelijke contract zou worden omgezet in een vast contract. De rechtbank wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van de procedure.