ECLI:NL:RBROT:2006:AY4986

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
702763
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voogdij over kleinkind door grootmoeder afgewezen

In deze zaak verzoekt een grootmoeder om voogdij over haar kleinkind, terwijl de moeder van het kind het gezag alleen uitoefent. De rechtbank Rotterdam heeft op 17 juli 2006 uitspraak gedaan in deze kwestie. De grootmoeder heeft haar verzoek ingediend op 2 februari 2006, waarna een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2006. Tijdens deze zitting zijn zowel de grootmoeder als de moeder van het kind gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een gezagsregeling bestaat, waardoor de grootmoeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. De moeder oefent het ouderlijk gezag uit en er zijn geen omstandigheden die erop wijzen dat zij niet in staat is om dit gezag uit te oefenen. De rechtbank wijst erop dat het gezag van de moeder alleen kan worden beëindigd door ontheffing of ontzetting, wat niet is verzocht. De grootmoeder kan in dit geval niet de voogdij verkrijgen, omdat de wettelijke voorwaarden hiervoor niet zijn vervuld. De rechtbank concludeert dat het verzoek van de grootmoeder moet worden afgewezen, en dit wordt bevestigd in de beschikking van de kantonrechter.

Uitspraak

Rechtbank [geboorteplaats]
Sector Kanton
Gezag over minderjarige
Procedure
Op 2 februari 2006 is ter griffie het verzoek ontvangen van [verzoekster], wonende te [woonplaats], om haar te benoemen tot voogdes over de minderjarige [minderjarige].
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2006. Verzoekster en [de moeder] van de minderjarige, zijn ter zitting gehoord.
Aan verzoekster is per brief d.d. 23 juni 2006 gevraagd of zij haar verzoek wil handhaven.
Bij brief van 27 juni 2006 heeft verzoekster meegedeeld dat zij haar verzoek handhaaft.
Gegevens
Aan het verzoekschrift en de door verzoekster overgelegde stukken worden de volgende gegevens ontleend:
De minderjarige is een kind van [moeder], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De vader van de minderjarige heeft de minderjarige niet erkend. De moeder oefent het ouderlijk gezag over het kind alleen uit. Verzoekster is de grootmoeder van de minderjarige. De gewone verblijfplaats van het kind is sinds november 2005 bij verzoekster.
Motivering
Dat de moeder het gezag over het kind (alleen) uitoefent volgt in dit geval uit het bepaalde in artikel 1:253b lid 1 BW. Het feit dat aldus in het gezag over het kind is voorzien, staat in de weg aan toewijzing van het verzoek. De verblijfplaats van de moeder is bekend en bij de behandeling van het verzoek is niet gebleken dat zij in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, zodat artikel 1:253r BW toepassing mist. Het gezag van de moeder over het kind kan niet anders worden beëindigd dan door ontheffing van het ouderlijk gezag (alleen op verzoek van de Raad van de Kinderbescherming of het openbaar ministerie) of door ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag (artikelen 1:266-270 BW). Dat laatste is niet verzocht. Zou verzoekster dat verzoek indienen, dan is niet de kantonrechter maar de sector civiel van de rechtbank bevoegd (verzoekster heeft hiervoor de bijstand van een advocaat nodig).
Het bovenstaande brengt met zich mee dat verzoekster in haar verzoek niet-ontvankelijk is. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Beschikking
De kantonrechter,
wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door de kantonrechter mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de beteke-ning daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze is bekend geworden.