ECLI:NL:RBROT:2006:AY3958

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
263281 / HA RK 06-95
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst met statutair directeur en afvloeiingsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ADVANCE AGRO PAPER B.V. en haar statutair directeur, [verweerder]. Het verzoek tot ontbinding is ingediend op grond van een verandering in omstandigheden, waarbij ADVANCE heeft gesteld dat het vertrouwen in [verweerder] is weggevallen. Dit zou zijn veroorzaakt door onbevoegd handelen van [verweerder] en het achterhouden van cruciale informatie met betrekking tot contracten en relaties met derden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerder] zich primair heeft verzet tegen het ontbindingsverzoek en subsidiair een vergoeding heeft gevorderd van € 191.820,=, alsmede advocaatkosten. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de rol van [verweerder] binnen het bedrijf en de relatie met de Thaise moedermaatschappij. De rechtbank concludeert dat de arbeidsverhouding zodanig is verstoord dat een vruchtbare samenwerking niet meer te verwachten is, wat een gewichtige reden vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De rechtbank heeft de arbeidsovereenkomst per 1 september 2006 ontbonden en een billijke vergoeding van € 43.375,-- bruto toegekend aan [verweerder]. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Duitscher-Hummel, griffier. De rechtbank heeft ADVANCE de gelegenheid gegeven om het verzoek in te trekken tot en met 10 augustus 2006.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rekestnummer: 263281 / HA RK 06-95
Uitspraak: 13 juli 2006
BESCHIKKING ex art. 7:685 BW jo. art. 2:241 BW
van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ADVANCE AGRO PAPER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
procureur mr. J.H.A.M. Scheiffers,
advocaten mrs. K. Wiersma en V.E.J.A. Boots,
- tegen -
[verweerder],
wonende te Rotterdam,
verweerder,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. L.I. Hofstee,
Partijen worden hierna aangeduid als “Advance” respectievelijk “[verweerder]”.
1. Het verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 20 juni 2006;
- verweerschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 27 juni 2006.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juni 2006.
Advance is verschenen bij haar raadslieden mrs. Wiersma en Boots.
[Verweerder] is in persoon verschenen vergezeld door zijn raadsvrouwe, mr. Hofstee. Partijen hebben hierbij hun standpunten nader doen toelichten door hun raadslieden. Beiden hebben zulks gedaan aan de hand van pleitnotities.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
[Verweerder], geboren op [geboortedatum] 1962, is op 18 augustus 2003 bij Advance in dienst getreden als General Manager.
Op 1 oktober 2003 is [verweerder] benoemd tot statutair directeur van Advance. Advance maakt onderdeel uit van een onderneming, waarvan de hoofdvestiging in Thailand gevestigd is. Krachtens de statuten is [verweerder] gezamenlijk met andere bestuurders bevoegd de vennootschap te besturen.
Het salaris van [verweerder] bedraagt thans € 8.925,= bruto per maand exclusief vakantietoeslag, bonus, pensioenopbouw en overige emolumenten.
[Verweerder] heeft per 18 augustus 2005 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
[Verweerder] heeft zich op 16 februari 2006 ziek gemeld.
De door partijen getekende arbeidsovereenkomst bepaalt onder het kopje Agreed severance payment:
If this contract is terminated at the initiave of the Company, either by giving notice of termination or by court order, the Emloyee shall be entitled to a fixed lump sum severance equal to 6 (six) gross monthly salaries and benefits to the agreed contractual notice period. For the avoidance of doubt, when the employment agreement is terminated at the initiave of the Employee, either by giving notice or by court order, then the Employee is not entitled to the fixed severance as referred to in this Article
- In de arbeidsovereenkomst is de door Advance in acht te nemen opzegtermijn bepaald op 6 maanden.
- In 2005 heeft [verweerder] namens Advance contracten gesloten met [naam BV] BV. De statutair vereiste handtekening van een tweede bestuurder ontbrak. De inhoud van het contract is niet getoetst door het Legal Department van de Thaise (moeder)vennootschap, genoemd Double A Alliance.
- De directeur van [naam BV] is getrouwd met een medewerkster van Advance. Deze medewerkster is de enig aandeelhoudster van de vennootschap die alle aandelen van [naam BV] houdt.
3. Het verzoek, de grondslag daarvan en het verweer
3.1
Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens verandering in omstandigheden.
Advance heeft aan haar verzoek - verkort weergegeven - ten grondslag gelegd dat er sprake is van verandering in de omstandigheden, zijnde het wegvallen van het vertrouwen in (het functioneren van) [verweerder]. Advance heeft daartoe gesteld dat [verweerder] niet alleen Advance verschillende malen onbevoegd heeft vertegenwoordigd, ook heeft hij opzettelijk doorslaggevende informatie achtergehouden door zowel zijn medebestuursleden van Advance en Double A Alliance niet op de hoogte te stellen van (1) de voor Advance ongunstige voorwaarden, meer in het bijzonder de overeengekomen bonusregeling, waaronder het contract met [naam BV] is gesloten, (2) de relatie tussen [naam BV] en [verweerder]’s naaste medewerkster [naaste medewerker] en (3) het gebrek aan ervaring van [naam BV] op het gebied van marketing.
Omdat [verweerder] het ontstaan van de vertrouwensbreuk valt toe te rekenen is het onredelijk om de bepaling in de arbeidsovereenkomst met betrekking tot de beëindigingvergoeding onverkort toe te passen.
3.2
[Verweerder] heeft zich primair tegen toewijzing van het verzoek verzet, en subsidiair, indien tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt overgegaan, gevorderd hem een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 191.820,=, alsmede een vergoeding van advocaatkosten ter hoogte van € 10.000,= exclusief BTW, met veroordeling van Advance in de kosten van deze procedure.
[Verweerder] heeft onder meer aangegeven dat het contract met [naam BV] zonder belangenverstrengeling tot stand is gekomen. De relatie tussen de directeur van [naam BV] met een van de medewerkers van Advance was bekend. Het kwam regelmatig voor dat contracten alleen door [verweerder] werden getekend. De contracten met [naam BV] zijn in detail met het hoofdkantoor besproken. Van ongunstige voorwaarden is geen sprake.
Dat door zijn handelwijze het vertrouwen in hem zou zijn weggevallen valt niet te rijmen met het feit dat hem nadien een andere functie is aangeboden.
Op de inhoud van het verweer zal zonodig nader bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1
Advance heeft onweersproken gesteld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een opzegverbod, zodat daarvan wordt uitgegaan.
4.2
Mede gelet op de positie die [verweerder] bij Advance bekleedde en het feit dat de Thaise moedermaatschappij kennelijk niet (meer) serieus onderzoekt of een alternatieve betrekking voor [verweerder] tot de mogelijkheden behoort, is voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsverhouding tussen partijen thans zodanig is verstoord, dat een vruchtbare samenwerking in de toekomst niet meer is te verwachten. Dit levert een gewichtige reden op, te weten een verandering in de omstandigheden, die maakt dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De rechtbank zal dan ook de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 september 2006 ontbinden. Het feit dat in het arbeidscontract een opzegtermijn van 6 maanden is overeengekomen staat aan ontbinding per genoemde datum niet in de weg.
4.3
Hoewel [verweerder] naar het oordeel van de rechtbank een beoordelingsfout heeft gemaakt door onvoldoende duidelijk te zijn over de huwelijkse relatie tussen de directeur van [naam BV] en [verweerder]’s naaste medewerkster mevrouw [X], is niet gebleken dat andere dan zakelijke argumenten
voor het aangaan van een relatie tussen Advance en [naam BV] een rol hebben gespeeld. Dit geldt ook voor de inhoud van de overeenkomsten en meer in het bijzonder de daarin opgenomen bonus-regeling, waarbij de rechtbank overigens slechts een marginale toets toekomt. Ook de gestelde onbevoegdelijke vertegenwoordiging - wat daar overigens van zij - acht de rechtbank, gezien de door [verweerder] onder 15 en 16 van zijn verweerschrift geschetste, voor de rechtbank aannemelijke, feitelijke gang van zaken, niet van dien aard dat de thans ontstane situatie aan [verweerder] in overwegende mate zou moeten worden toegerekend.
Dat de [verweerder] verweten gedragingen ook voor Advance niet zo zwaar wogen dat daardoor beëindiging van de relatie onontkomelijk zou zijn, blijkt uit het feit dat Advance [verweerder] een alternatieve functie heeft aangeboden.
Vorenstaande rechtvaardigt dat aan [verweerder] een billijke vergoeding wordt toegekend.
4.4
In het arbeidscontract tussen partijen is een afvloeiingsregeling overeengekomen.
Is de rechter in een ontbindingsprocedure bekend met de tussen partijen overeengekomen afvloeiingsregeling, dan dient hij bij het bepalen van de ontbindingsvergoeding ervan uit te gaan dat die regeling zal worden nagekomen, tenzij aannemelijk is dat zulks in het betrokken geval niet mag worden verwacht (Hoge Raad 02-04-2004, NJ 2006,12). Laatstbedoelde situatie doet zich voor. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Advance immers met zoveel woorden gesteld dat van haar in alle redelijkheid niet verwacht kan worden dat zij de contractuele regeling dient na te komen. Bovendien heeft zij vanaf mei 2006 niet meer aan haar betalingsverplichtingen jegens [verweerder] voldaan.
Het vorenstaande brengt met zich dat [verweerder] nakoming door Advance van de contractuele afvloeiingsregeling in een aparte procedure aan de orde zal dienen te stellen, waarbij de rechter in die procedure rekening zal dienen te houden met na te melden vergoeding.
4.5
Bij het bepalen van de vergoeding volgt de rechtbank de zgn. kantonrechtersformule, daarbij wat betreft de B-factor rekening houdend met alleen het bruto maandsalaris en het vakantiegeld. De rechtbank acht het, gezien de omstandigheden van het geval billijk een neutrale c=1-factor toe te passen. De vergoeding bedraagt aldus, afgerond, € 43.375,-- bruto.
4.6
Gelet op de aard van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
4.7
Advance zal een termijn gegeven worden om het verzoek in te trekken.
5. De beslissing
De rechtbank,
geeft Advance tot en met 10 augustus 2006 de gelegenheid het verzoek in te trekken;
en voorzover het verzoek niet wordt ingetrokken:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2006;
- kent aan [verweerder] ten laste van van Advance een vergoeding toe van € 43.375,-- bruto;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- compenseert de kosten van de procedure, ook als het verzoek wordt ingetrokken, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Duitscher-Hummel, griffier.
226/676