ECLI:NL:RBROT:2006:AX9349

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
253024/ HA ZA 06-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervroegde onteigening door de Gemeente Berkel en Rodenrijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2006 uitspraak gedaan in een vordering tot vervroegde onteigening door de Gemeente Berkel en Rodenrijs. De Gemeente, vertegenwoordigd door procureur mr. J. Kneppelhout, heeft de rechtbank verzocht om onteigening van onroerende zaken van de gedaagde, die zijn bezwaren tegen de onteigening had ingediend. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 15 maart 2006 de Gemeente in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het verweer van de gedaagde. De gedaagde, vertegenwoordigd door procureur mr. M.S. van Dijk, heeft zijn verweer gehandhaafd en gesteld dat er geen nut en noodzaak voor de onteigening zou zijn.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de Gemeente voldoende heeft aangetoond dat de onteigening in het publiek belang is en dat de gedaagde zijn bezwaren niet tijdig heeft ingediend in de administratieve procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat het nut tot onteigening ontbreekt en dat de bezwaren tegen de onteigening niet kunnen worden meegenomen in deze procedure. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente tot vervroegde onteigening toegewezen, waarbij de gedaagde een schadeloosstelling van € 70.432,-- is aangeboden.

De rechtbank heeft deskundigen benoemd om de hoogte van de schadeloosstelling te begroten en heeft een datum vastgesteld voor de opneming van de onroerende zaken. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en de rechtbank heeft de verdere beslissingen aangehouden. De zaak is van belang voor de ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting in de gemeente Berkel en Rodenrijs.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 253024/ HA ZA 06-37
Uitspraak: 7 juni 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
De GEMEENTE BERKEL EN RODENRIJS,
waarvan de zetel is gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
eiseres,
procureur mr. J. Kneppelhout,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. M.S. van Dijk.
Partijen blijven verder aangeduid als "de Gemeente" respectievelijk "[gedaagde]".
1. Het verdere verloop van het geding
1.1
De rechtbank verwijst naar en neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij het in de onderhavige zaak gewezen tussenvonnis van 15 maart 2006. Bij dat vonnis heeft de rechtbank de zaak naar de rol van woensdag 29 maart 2006 verwezen teneinde de Gemeente in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten omtrent het onder 2.6 weergegeven verweer van [gedaagde].
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van:
- de akte van de Gemeente;
- de antwoordakte van [gedaagde].
2. De verdere beoordeling
2.1
De Gemeente stelt zich op het standpunt dat de Kroon de door [gedaagde] ingebrachte bezwaren voldoende heeft gewogen en de vordering tot onteigening dient te worden toegewezen.
De Gemeente voert daartoe onder meer het volgende aan:
- De bezwaren van [gedaagde] met betrekking tot de toetsing aan het Besluit luchtkwaliteit en de Wet Geluidhinder zijn van planologische aard en horen thuis in de procedure in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening;
- Het nut van de onteigening is gegeven met het onherroepelijk geworden vigerende bestemmingsplan;
- Het noodzaakcriterium heeft uitsluitend betrekking op de pogingen die van de zijde van de Gemeente zijn ondernomen om de eigendom van de percelen van [gedaagde] in der minne te verwerven. [Gedaagde] heeft hieromtrent niets gesteld;
- [Gedaagde] had zijn bezwaren tegen de onteigening in de administratieve procedure kenbaar moeten maken. Nu hij dat niet heeft gedaan kunnen deze thans niet meer aan de orde komen.
2.2
[Gedaagde] handhaaft zijn verweer dat nut en noodzaak tot onteigening ontbreekt.
2.3
De rechtbank dient te beoordelen of de gemeente bij het nemen van het onteigeningsbesluit - dan wel de Kroon bij goedkeuring daarvan - in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de in geding zijnde onroerende zaken in het publiek belang ten algemene nutte dienen te worden onteigend. Bij de beantwoording van die vraag wordt, voor zover wordt geklaagd over een onjuiste belangenafweging, slechts acht geslagen op feiten die in de administratieve procedure tijdig naar voren zijn gebracht.
Nu vaststaat dat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn zienswijze omtrent de onteigening naar voren te brengen bij het gemeentebestuur binnen de daarvoor geldende termijn van vier weken, wordt het verweer van [gedaagde], gericht tegen een onjuiste belangenafweging aangaande zijn rechten op behoorlijke luchtkwaliteit en beperking in geluidsoverlast, verworpen.
2.4
Het verweer van [gedaagde] dat het nut tot onteigening ontbreekt is in het geheel niet onderbouwd, zodat dit verweer reeds om die reden wordt verworpen.
2.5
De noodzaak tot onteigening ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan kan evenmin worden bestreden met de stelling dat ten onrechte geen, althans onvoldoende, onderzoek is gedaan ingevolge artikel 5 van het Besluit luchtkwaliteit 2001 naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit en het geluid bij uitvoering van het bestemmingsplan. Immers, dit bezwaar richt zich tegen het bestemmingplan en diende derhalve naar voren te worden gebracht in de daarvoor geldende, met voldoende waarborgen omgeven, bestuursrechtelijke procedure ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.6
Ook de stelling van [gedaagde] dat de aangegeven bestemming “verkeersweg” niet gerealiseerd kan worden binnen de vigerende milieuregelgeving, kan niet leiden tot de conclusie dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt. Immers het milieubelang wordt niet geraakt door de onteigening maar hoogstens door de uitvoering van het werk waarvoor onteigend wordt, te weten het bestemmingsplan. Bezwaren hiertegen dienen te worden ingebracht in de daarvoor geldende bestuursrechtelijke procedure, zoals hiervoor reeds is overwogen.
2.7
De rechtbank stelt vast dat de gemeente overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 OW heeft getracht om hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen.
2.8
Nu de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen en de verweren tegen de vordering tot vervroegde onteigening worden verworpen, is de vordering voor toewijzing vatbaar.
2.9
[Gedaagde] heeft de aangeboden schadeloosstelling uitdrukkelijk verworpen, zodat omtrent de hoogte van het aan [gedaagde] toe te kennen bedrag van de schadeloosstelling een bericht van deskundigen moet worden ingewonnen.
2.1
De Gemeente heeft gevorderd om het bedrag van het voorschot als bedoeld in artikel 54i OW vast te stellen op 100% van de aan [gedaagde] aangeboden schadeloosstelling. De rechtbank zal dienovereenkomstig het voorschot vaststellen op het aan [gedaagde] aangeboden bedrag, zijnde
€ 70.432,--. Het doen stellen van zekerheid kan dan achterwege blijven.
3. De beslissing
De rechtbank,
spreekt uit ten behoeve van en ten name van de Gemeente in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en de volkshuisvesting van de gemeente
Berkel en Rodenrijs, de vervroegde onteigening, vrij van alle met betrekking tot de zaak bestaande lasten en rechten van de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente […], ter grootte van in totaal 00.11.96 ha, omschreven als huis, schuur, weiland, tuin en weiland (grondplannummers 1 en 2);
bepaalt het voorschot op de schadeloosstelling voor [gedaagde] op
€ 70.432,-- (zegge: zeventigduizend vierhonderd tweeëndertig euro);
en alvorens verder te beslissen:
benoemt tot deskundigen ter begroting van de aan [gedaagde] toekomende schadeloosstelling:
- mr. E. van der Schans;
- A.C. Rommelse;
- Ing. L.L.M. de Lorijn.
benoemt tot rechter-commissaris het lid van de rechtbank mr. M.C. Franken bij afwezigheid te vervangen door mr. M. Hoendervoogt;
bepaalt de dag, tijd en plaats van samenkomst van de opneming op:
donderdag 17 augustus 2006 te 13.30 uur in het Gemeentehuis te Berkel en Rodenrijs aan de Raadhuislaan 1 te 2651 DA Berkel en Rodenrijs;
wijst aan Het Rotterdams Dagblad als het nieuwsblad, waarin de griffier van deze rechtbank dit vonnis bij uittreksel zal doen plaatsen;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1451/1580