ECLI:NL:RBROT:2006:AX9000
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over onverschuldigde betaling en verrekening in faillissement tussen QS Communications en KPN Telecom
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van QS Communications Benelux B.V. (hierna: QSC) en KPN Telecom B.V. (hierna: KPN) over een onverschuldigde betaling van € 247.670,56. QSC, die in 2001 failliet ging, had een bedrag aan KPN betaald voor collocatiediensten, maar stelde dat KPN te hoge tarieven in rekening had gebracht, zoals vastgesteld in een eerder besluit van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatieautoriteit (OPTA). De curator vorderde terugbetaling van het teveel betaalde bedrag, terwijl KPN zich op verrekening beroept met een openstaande vordering van € 3.690.298,10 wegens niet afgenomen diensten.
De rechtbank oordeelde dat KPN onrechtmatig had gehandeld door misbruik te maken van haar economische machtspositie en dat de betaling door QSC als onverschuldigd moest worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de vordering van QSC op KPN was ontstaan vóór de faillietverklaring, waardoor KPN haar schuld aan QSC kon verrekenen met haar tegenvordering. De rechtbank wees de vordering van de curator af en veroordeelde de curator in de proceskosten van KPN.
De uitspraak benadrukt de toepassing van het non-discriminatiebeginsel en de gevolgen van het BaByXL besluit van de OPTA, dat leidde tot een herziening van de tarieven voor collocatiediensten. De rechtbank concludeerde dat KPN geen recht had op betaling van meer dan het bedrag dat volgens de nieuwe tarieven verschuldigd was, en dat de curator niet kon aantonen dat KPN te kwader trouw was bij de ontvangst van de betaling.