ECLI:NL:RBROT:2006:AX6833
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegde vertegenwoordiging bij sluiten overeenkomst in het kader van afvalverwerking
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen AVR-WEST B.V. en B.V. MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN HOTEL-, CAFÉ- EN RESTAURATIEBEDRIJVEN “CENTRAL”. De zaak betreft de vraag of er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, waarbij de onbevoegdheid van een werknemer, [X], die de overeenkomst heeft getekend, centraal staat. AVR had vanaf juli 2003 driemaal per week het vuilnis van Hotel Central afgevoerd en had op 19 mei 2003 een serviceovereenkomst getekend met [X], die zich voordeed als bedrijfsleider van Hotel Central. Echter, [X] bleek niet bevoegd te zijn om deze overeenkomst te ondertekenen, aangezien zijn naam niet in het Handelsregister voorkwam en de leidinggevende van Hotel Central niet op de hoogte was van deze overeenkomst.
De rechtbank oordeelde dat Hotel Central de schijn had gewekt dat [X] bevoegd was om de overeenkomst te sluiten. Dit was gebaseerd op verschillende omstandigheden, waaronder eerdere contracten tussen AVR en Hotel Central en het feit dat Hotel Central geen melding had gemaakt van de onbevoegdheid van [X] gedurende de periode dat AVR haar diensten verleende. De rechtbank concludeerde dat AVR redelijkerwijs had mogen afgaan op de door Hotel Central gewekte schijn van bevoegdheid en dat Hotel Central zich niet kon beroepen op de onbevoegdheid van [X].
De rechtbank heeft de vordering van AVR tot betaling van € 10.373,05 aan openstaande facturen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten, die gematigd zijn tot € 904,-. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de vervaldata van de openstaande facturen. Hotel Central werd ook veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en registratie van bevoegdheden binnen een onderneming.