ECLI:NL:RBROT:2006:AX6833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249364 / HA ZA 05-3146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegde vertegenwoordiging bij sluiten overeenkomst in het kader van afvalverwerking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen AVR-WEST B.V. en B.V. MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN HOTEL-, CAFÉ- EN RESTAURATIEBEDRIJVEN “CENTRAL”. De zaak betreft de vraag of er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, waarbij de onbevoegdheid van een werknemer, [X], die de overeenkomst heeft getekend, centraal staat. AVR had vanaf juli 2003 driemaal per week het vuilnis van Hotel Central afgevoerd en had op 19 mei 2003 een serviceovereenkomst getekend met [X], die zich voordeed als bedrijfsleider van Hotel Central. Echter, [X] bleek niet bevoegd te zijn om deze overeenkomst te ondertekenen, aangezien zijn naam niet in het Handelsregister voorkwam en de leidinggevende van Hotel Central niet op de hoogte was van deze overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat Hotel Central de schijn had gewekt dat [X] bevoegd was om de overeenkomst te sluiten. Dit was gebaseerd op verschillende omstandigheden, waaronder eerdere contracten tussen AVR en Hotel Central en het feit dat Hotel Central geen melding had gemaakt van de onbevoegdheid van [X] gedurende de periode dat AVR haar diensten verleende. De rechtbank concludeerde dat AVR redelijkerwijs had mogen afgaan op de door Hotel Central gewekte schijn van bevoegdheid en dat Hotel Central zich niet kon beroepen op de onbevoegdheid van [X].

De rechtbank heeft de vordering van AVR tot betaling van € 10.373,05 aan openstaande facturen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten, die gematigd zijn tot € 904,-. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de vervaldata van de openstaande facturen. Hotel Central werd ook veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en registratie van bevoegdheden binnen een onderneming.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 249364 / HA ZA 05-3146
Uitspraak: 24 mei 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVR-WEST B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. P.A. de Lange,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN HOTEL-, CAFÉ- EN RESTAURATIEBEDRIJVEN “CENTRAL”,
tevens h.o.d.n. GRAND HOTEL CENTRAL,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. O.E. Meijer.
Partijen worden hierna aangeduid als "AVR" respectievelijk "Hotel Central".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 31 oktober 2005 en de door Hotel Central overgelegde
producties;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 25 januari 2006, waarbij een comparitie
van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 23 februari 2006.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
Vanaf juli 2003 is door AVR driemaal per week het vuilnis van Hotel Central afgevoerd.
2.2
Op 19 mei 2003 is door AVR en door de heer [X] [hierna: “[X]”] getekend een “service overeenkomst” [hierna: “de overeenkomst”] waarin staat vermeld – voor zover relevant –:
“ Bedrijfsnaam Grand Hotel Central
Vestigingsadres Kruiskade 12
Postcode/plaats 3012 EH Rotterdam
(…)
Contact pers. Dhr. [X]
(…)
Ledigingsprijs per maand € 439,56
(…)
Accessoires ledigen ma,wo en vrijdag
(…)
Datum ingang overeenkomst 19-05-2003
(…)
Aldus in drievoud opgemaakt en ondertekend op 19-05 te Rotterdam Jaar 2003.
AVR (vennootschapsnaam) Contractspartij [blanco: toevoeging rechtbank]
Opgemaakt door: [Y] Naam: Dhr. [X]
Functie: Accountmanager Functie: Bedrijfsleider
(…)”.
2.3
[X] was op het moment van ondertekening werkzaam voor Hotel Central.
2.4
Ter zake van de geleverde diensten heeft AVR aan Hotel Central facturen verzonden, waarvan een gedeelte niet door Hotel Central is betaald. In totaal staat ter zake van onbetaalde facturen een bedrag open van € 10.373,05.
2.5
In artikel 10.6 van de door AVR gehanteerde “algemene voorwaarden inzameling en transport van bedrijfsafval” [hierna: “de algemene voorwaarden”] staat vermeld:
“Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten van Opdrachtnemer, verband houdende met de inning van enige vordering op Opdrachtgever komen voor rekening van Opdrachtgever. De buitengerechtelijke kosten worden bij de inning van enige vordering door Opdrachtnemer geacht ten minste 15% van het te vorderen bedrag te bedragen, met een minimum van EUR 500.”
3. De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Hotel Central te veroordelen tot betaling van € 10.373,05, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de respectievelijke vervaldata van de openstaande facturen, subsidiair vanaf de datum van de dagvaarding, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, primair berekend op € 1.555,96 (excl. BTW), subsidiair berekend conform rapport Voorwerk II op een bedrag van € 904,- (excl. BTW), met veroordeling van Hotel Central in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft AVR aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
Hotel Central heeft aan AVR diensten verleend op basis van de overeenkomst d.d. 19 mei 2003 welke namens Hotel Central is getekend door [X], destijds bedrijfsleider van Hotel Central. Voor deze diensten zijn aan Hotel Central facturen gestuurd, waarvan – aanmaningen tot betaling ten spijt – in totaal een bedrag van € 10.373,05 niet is betaald.
3.2
De buitengerechtelijke kosten bedragen € 1.555,96 (te weten 15% van de hoofdsom) en zijn verschuldigd op grond van artikel 10.6 van de toepasselijke algemene voorwaarden. Subsidiair moeten deze kosten worden bepaald aan de hand van het rapport Voorwerk II op een bedrag van € 904,-, zijnde kosten die voortvloeien uit werkzaamheden die niet vallen onder de werkzaamheden waar de proceskosten van artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [verder: Rv] een vergoeding voor plegen in te houden.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Hotel Central in de kosten van het geding.
Hotel Central heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Er is tussen partijen geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen. [X] was geen bedrijfsleider en niet bevoegd om namens Hotel Central een dergelijke overeenkomst te tekenen.
De leidinggevende van Hotel Central was niet op de hoogte van de overeenkomst. [X] heeft de facturen onder zich gehouden. Het is Hotel Central bovendien niet opgevallen dat AVR containers heeft bijgeplaatst, omdat zij met de buren had afgesproken dat zij gebruik zou maken van hun containers.
Door Hotel Central is jegens AVR niet de indruk gewekt dat [X] bevoegd was tot het sluiten van de overeenkomst. De naam [X] kwam niet voor in het handelsregister en één telefoontje naar Hotel Central had duidelijk gemaakt wie de bevoegde persoon was.
4.2
De tarieven die op basis van de overeenkomst door AVR worden gehanteerd zijn te hoog. Hotel Central kan zich deze tarieven niet veroorloven.
4.3
De door AVR gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn te hoog en staan niet in verhouding tot de geringe werkzaamheden die verricht zijn.
5. Reactie op het verweer
AVR heeft in reactie op het verweer van Hotel Central nog aangevoerd – verkort weergegeven –:
5.1
Door Hotel Central is bij AVR de schijn gewekt dat [X] bevoegd was de overeenkomst in naam van Hotel Central te sluiten. Zij heeft immers nagelaten bij AVR aan te geven dat zij zich niet aan de overeenkomst gebonden achtte, terwijl zij zich gedurende de tijd dat AVR haar diensten verleende had moeten afvragen hoe het kwam dat de stapels vuil zich niet ophoopten, en zij onbetwist heeft ontvangen de facturen die door AVR naar haar bedrijfsadres zijn gestuurd. In ieder geval wist [Z], de bestuurder van Hotel Central, vanaf 16 december 2004 van het bestaan van de overeenkomst, daar een brief d.d. 16 december 2004 waarin Hotel Central werd aangemaand tot betaling van de hoofdsom en bijkomende kosten naar zijn huisadres is gestuurd.
AVR heeft al eerder zaken gedaan met Hotel Central. Ook heeft Hotel Central een op 22 juni 2005 door AVR aan haar gestuurde factuur wel betaald. Op grond van artikel 3:61 lid 2 Burgerlijk Wetboek [verder: BW] kan Hotel Central zich niet op onbevoegde vertegenwoordiging beroepen.
5.2
Als er tussen partijen geen rechtsgeldige overeenkomst zou zijn gesloten, is Hotel Central ongerechtvaardigd verrijkt door de diensten van AVR, waardoor zij de waarde hiervan, te weten de normale gehanteerde tarieven, moet voldoen.
5.3
Als Hotel Central van mening was dat de door AVR gehanteerde tarieven te hoog waren, had zij direct moeten reageren. Dit heeft zij niet gedaan. Zij is gebonden aan de overeenkomst en daarmee aan de tarieven.
6. De beoordeling
6.1
Partijen houdt verdeeld of er tussen hen op 19 mei 2003 een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. Als meest verstrekkend verweer heeft Hotel Central aangevoerd dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, omdat [X] niet bevoegd was om namens Hotel Central de overeenkomst te tekenen.
6.2
AVR heeft niet betwist dat [X] niet tot het sluiten van de overeenkomst bevoegd was. Daarmee staat de onbevoegdheid van [X] ter zake van het sluiten van de overeenkomst namens Hotel Central vast. AVR heeft echter betoogd dat Hotel Central zich ingevolge artikel 3:61 lid 2 BW jegens AVR niet op deze onbevoegdheid van [X] kan beroepen.
6.3
Blijkens artikel 3:61 lid 2 BW kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een volmacht jegens de partij die, op grond van een verklaring of gedraging van degene in wiens naam is gehandeld, onder de gegeven omstandigheden heeft aangenomen - en ook redelijkerwijs heeft kunnen aannemen - dat er een toereikende volmacht was verleend.
6.4
Ter beantwoording van de vraag of er tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen, moet worden bezien of door Hotel Central bij AVR de schijn is gewekt dat [X] tot het sluiten van de overeenkomst bevoegd was en dat AVR daarop redelijkerwijs heeft kunnen afgaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat de schijn van bevoegdheid, afhankelijk van de verdere omstandigheden, ook kan worden gewekt door het laten voortbestaan van een bepaalde situatie of een andersoortig niet-doen, hetgeen zich ook gedeeltelijk na de totstandkoming van de overeenkomst kan hebben voorgedaan.
6.5
De rechtbank is van oordeel dat Hotel Central bij AVR de schijn heeft gewekt dat [X] toereikend gevolmachtigd was tot het sluiten van de overeenkomst. De volgende omstandigheden, die zijn toe te schrijven aan gedragingen van Hotel Central, in onderlinge samenhang bezien, zijn daartoe redengevend.
- Als door AVR gesteld en door Hotel Central niet betwist staat vast dat partijen eerder contracten betreffende afvalverwerking hebben gesloten.
- Vast staat dat de overeenkomst is getekend door [X], die in die periode werkzaam was voor Hotel Central en die zich – blijkens de overeenkomst – heeft gepresenteerd als bedrijfsleider van Hotel Central.
- Namens Hotel Central is tijdens de comparitie verklaard dat waarschijnlijk door de operationeel manager tegen [X] is gezegd dat hij zich moest bemoeien met het afval. Hieruit maakt de rechtbank op dat Hotel Central [X] feitelijk in de gelegenheid heeft gebracht de overeenkomst betreffende afvalverwerking met AVR te sluiten.
- AVR heeft voor de door haar geleverde diensten vanaf juli 2003 facturen gestuurd naar het bedrijfsadres van Hotel Central. Gedurende deze periode heeft Hotel Central, zoals door AVR gesteld en door Hotel Central niet betwist, bij AVR geen melding gemaakt van de onbevoegde vertegenwoordiging. Hotel Central heeft betoogd dat de facturen door [X] zijn onderschept en dat de post niet bij de directie terecht kwam. Deze kwestie raakt echter de interne organisatie bij Hotel Central en kan daarom niet aan AVR worden tegengeworpen.
- Toen Hotel Central geconfronteerd werd met de facturen van AVR heeft zij, zoals door haar gesteld, getracht naar oplossingen in der minne te zoeken. Zij heeft zich, zoals onbetwist door AVR gesteld, echter niet eerder dan in deze procedure op onbevoegdheid van [X] beroepen.
- AVR heeft na de overeenkomst anderhalf jaar lang, driemaal per week, het vuilnis bij Hotel Central afgevoerd. Hotel Central heeft gedurende deze periode op dit fysiek duidelijk waarneembare feit niet op een voor AVR kenbare wijze gereageerd.
6.6
Hotel Central heeft gesteld dat de naam [X] niet voorkomt in het handelsregister. Deze omstandigheid op zich brengt niet met zich dat Hotel Central [X] niet tot het sluiten van de onderhavige overeenkomst zou kunnen hebben gevolmachtigd. Daarom kan hieruit niet volgen dat AVR niet redelijkerwijs op de door Hotel Central gewekte schijn af had mogen gaan. Nu door Hotel Central geen omstandigheden zijn gesteld die AVR hadden moeten doen twijfelen aan de bevoegdheid van [X], en dergelijke omstandigheden ook niet zijn gebleken, hoefde voorts van AVR niet te worden verwacht dat zij Hotel Central belde om na te gaan wie in deze de bevoegde persoon was.
6.7
Onder bovenstaande omstandigheden heeft AVR redelijkerwijs mogen afgaan op de door Hotel Central gewekte schijn dat aan [X] een toereikende volmacht tot het sluiten van de overeenkomst was verleend. Hotel Central kan zich daarom niet op de onbevoegdheid van [X] beroepen. Er is derhalve een rechtsgeldige overeenkomst tussen AVR en Hotel Central tot stand gekomen.
6.8
De rechtbank overweegt nog dat het bij de gehanteerde maatstaf van artikel 3:61 lid 2 BW niet van belang is of Hotel Central er iets aan kon doen dat door haar de schijn van bevoegde vertegenwoordiging is opgewekt. Haar verweer dat zij niet op de hoogte was van de overeenkomst met AVR kan daarom geen effect sorteren.
6.9
Hotel Central heeft tegen de vordering van AVR voorts het verweer gevoerd dat de door AVR gehanteerde tarieven hoger zijn dan nodig. Nu Hotel Central deze stelling niet nader heeft onderbouwd en Hotel Central niet heeft aangegeven wat in haar ogen wel redelijke tarieven zijn, heeft zij met deze enkele stelling de (hoogte van de) door AVR gevorderde facturen niet voldoende gemotiveerd betwist. De - niet met concrete feiten en omstandigheden gestaafde - stelling van Hotel Central dat ze niet in staat is om de onderhavige facturen te voldoen kan evenmin als een voldoende onderbouwd verweer tegen (de hoogte van) deze facturen gelden.
6.1
Op grond van het voorgaande is Hotel Central gebonden aan de overeenkomst. Nu tegen (de hoogte van) het door AVR op basis van de overeenkomst gevorderde bedrag aan openstaande facturen verder geen verweren zijn gevoerd, zal de vordering van AVR ad € 10.373,05 worden toegewezen.
6.11
Op grond van haar algemene voorwaarden heeft AVR een vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd. Als niet gemotiveerd betwist staat vast dat deze voorwaarden van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst. Daarmee staat, blijkens artikel 10.6 van de voorwaarden, tevens vast dat deze kosten voor rekening komen van Hotel Central. De gevorderde kosten zullen worden toegewezen tot een op de voet van artikel 242 lid 1 Rv gematigd bedrag van € 904,-.
6.12
De overeenkomst is aan te merken als een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW, zodat over de hoofdsom de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW zal worden toegewezen, zoals gevorderd en niet gemotiveerd betwist vanaf de respectievelijke vervaldata van de openstaande facturen.
6.13
Als in het ongelijk gestelde partij zal Hotel Central worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
7. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Hotel Central om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan AVR te betalen het bedrag van € 11.277,05 (zegge: elfduizend tweehonderdzevenenzeventig euro en vijf eurocent) vermeerderd met de rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW vanaf de respectievelijke vervaldata van de onderhavige facturen tot aan de dag der voldoening en over de respectievelijke factuurbedragen;
veroordeelt Hotel Central in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AVR bepaald op € 294,- aan vast recht, op € 71,93 aan overige verschotten en op € 904,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1792/777