ECLI:NL:RBROT:2006:AX6815

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
228565 / HA ZA 04-3288
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot exhibitie in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2006 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot exhibitie, ingediend door de eiseressen, Saipem S.p.A., Saipem International B.V. en ERS Equipment Rental & Services B.V. De eiseressen vorderden dat de rechtbank de gedaagde, Joanna Shipping Ltd., zou veroordelen om bepaalde bescheiden te verstrekken die relevant waren voor hun verweer in een hoofdzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van de eiseressen niet aannemelijk was, waardoor het rechtmatig belang dat vereist is voor een vordering op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet was aangetoond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen een rechtmatig belang claimden bij de kennisname van de bescheiden, maar dat de vordering in de hoofdzaak niet voorshands aannemelijk leek. Dit betekende dat de eiseressen niet voldeden aan het vereiste van rechtmatig belang, zoals gesteld in artikel 843a Rv. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat er geen contractuele rechtsverhouding tussen de eiseressen en de gedaagde was aangetoond, wat de afwijzing van de vordering verder onderbouwde.

De rechtbank heeft de incidentele vordering afgewezen en de uitspraak over de proceskosten gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin en is openbaar uitgesproken. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol voor conclusie van repliek aan de zijde van de eiseressen op 14 juni 2006.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 228565 / HA ZA 04-3288
Uitspraak: 17 mei 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging SAIPEM S.p.A.,
gevestigd te San Donato Milanese, Italië;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SAIPEM INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERS EQUIPMENT RENTAL & SERVICES B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseressen,
eiseressen in het exhibitie-incident,
procureur mr. A.W. Witholt
- tegen -
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging JOANNA SHIPPING LTD.,
gevestigd te Kingstown, St. Vincent & Grenadines,
gedaagde,
verweerster in het exhibitie-incident,
procureur mr. E.A. Bik,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PERFECT MAINTENANCE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. H.C.A. van der Houven van Oordt;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HA-CE MARINE B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. P.C. Knijp;
4. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging OBC NEDERLAND LIMITED,
gevestigd te Stockton-on-Tees, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
procureur mr. M. Verhagen;
5. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BAGGIO TRANSPORTI COMBINATI S.p.A.,
gevestigd te Venentië-Marghera, Italië
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseressen worden hierna tezamen aangeduid als "Saipem c.s." en afzonderlijk als respectievelijk "Saipem SpA", “Saipem International” en “ERS”, gedaagden gezamenlijk als “Joanna c.s.” en afzonderlijk als respectievelijk “Joanna”, “Perfect Maintenance”, “Ha-Ce Marine”, “OBC” en “Baggio”.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Uit deze stukken blijkt het procesverloop.
1. Het geschil in het incident
1.1
De incidentele vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Joanna veroordeelt om aan Saipem c.s. uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,--, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat Joanna daarmee in gebreke blijft, een getrouwe kopie van het door Marine Surveyors Bureau H.A. van Ameyde uitgebrachte rapport met alle relevante voorafgaande en daaropvolgende berichten en bescheiden (van onbekende datum) te verstrekken aan de advocaat van Saipem c.s., vergezeld van een verklaring van voornoemde expert dat het/de betreffende rapport(en) en voorafgaande en daaropvolgende berichten en bescheiden de volledige rapportage behelzen (en dat er geen sprake is van bijvoorbeeld ‘side-letters’), kosten rechtens.
1.2
Hieraan heeft Saipem c.s. ten grondslag gelegd, kort en zakelijk weergegeven, dat zij met het oog op het regres in de vrijwaring en haar verweer in de hoofdzaak een rechtmatig belang heeft als bedoeld in artikel 843a Rv bij kennisname van vorenbedoelde bescheiden.
2. De beoordeling in het incident
2.1
De onderhavige hoofdzaak betreft een zgn. ‘materiële vrijwaring’. Joanna c.s. vordert namelijk dat Joanna c.s. haar vrijwaart tegen aansprakelijkheid van haar jegens derden in een andere zaak, maar de rechtbank heeft Saipem c.s. voorafgaande aan deze vrijwaring niet bij wijze van incidenteel vonnis toegestaan Joanna c.s. in vrijwaring op te roepen.
2.2
De onderhavige vordering tot afgifte van bescheiden betreft een procesrechtelijke vraag. Nu het onderhavige geding plaatsvindt voor de Nederlandse rechter, is het Nederlandse procesrecht, in het bijzonder artikel 843a Rv, van toepassing.
2.3
Ingevolge artikel 843a Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
2.4
Aan het rechtmatig belang-vereiste is niet voldaan, indien de vordering van Saipem c.s. in de vrijwaringszaak voorshands niet aannemelijk lijkt.
2.5
De stelling van Saipem c.s. dat niet zíj aansprakelijk is, maar gedaagden, waaronder Joanna, voor de schade van ABB OY, Fincantieri en A.I.G. Europe kan geen grond opleveren voor een vrijwaringsverplichting van Joanna. Sprake dient te zijn van een rechtsverhouding tussen Saipem c.s. en Joanna op grond waarvan laatstgenoemde eerstgenoemde dient te vrijwaren tegen de aanspraken van ABB OY, Fincantieri en A.I.G. Europe in de hoofdzaak.
2.6
Het bestaan van een contractuele rechtsverhouding tussen enerzijds Saipem c.s., althans Saipem SpA, althans Saipem International, althans ERS, en anderzijds Joanna is gesteld noch gebleken.
Naar Saipem c.s. stelt, zijn de laswerkzaamheden uitgevoerd door Perfect Maintenance onder supervisie van de kapitein en de eerste stuurman van de “Joanna” en hebben zij, ondanks dat zij wisten dat zich niet alleen in de voorruimen van het schip maar tevens in de achterste ruimen zakken houtsnippers (houtpulp) bevonden, het verrichten van de laswerkzaamheden toegestaan, welke werkzaamheden hebben geleid tot de brand vanwege de verhitting van de houtpulp in de achterste ruimen van het schip. Joanna is dan ook, aldus Saipem c.s., op grond van onrechtmatige daad jegens haar gehouden tot vrijwaring.
De niet nader onderbouwde stelling van Saipem c.s. dat de laswerkzaamheden zijn uitgevoerd onder supervisie van de kapitein en de eerste stuurman van de “Joanna” is door Joanna gemotiveerd betwist. De vordering van Saipem c.s. is daarmee voorshands niet aannemelijk. Van een rechtmatig belang van Saipem c.s. als bedoeld in artikel 843a Rv is dan ook geen sprake. Daarmee ligt de incidentele vordering voor afwijzing gereed.
2.7
De uitspraak over de proceskosten in dit incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de vrijwaringszaak.
3. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de incidentele vordering af;
reserveert de uitspraak omtrent de proceskosten in het incident tot de einduitspraak in de vrijwaringszaak,
in de vrijwaringszaak
verwijst de zaak naar de rol van 14 juni 2006 voor conclusie van repliek aan de zijde van Saipem c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
901/1548