ECLI:NL:RBROT:2006:AX6815
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Afwijzing incidentele vordering tot exhibitie in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2006 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot exhibitie, ingediend door de eiseressen, Saipem S.p.A., Saipem International B.V. en ERS Equipment Rental & Services B.V. De eiseressen vorderden dat de rechtbank de gedaagde, Joanna Shipping Ltd., zou veroordelen om bepaalde bescheiden te verstrekken die relevant waren voor hun verweer in een hoofdzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van de eiseressen niet aannemelijk was, waardoor het rechtmatig belang dat vereist is voor een vordering op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet was aangetoond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen een rechtmatig belang claimden bij de kennisname van de bescheiden, maar dat de vordering in de hoofdzaak niet voorshands aannemelijk leek. Dit betekende dat de eiseressen niet voldeden aan het vereiste van rechtmatig belang, zoals gesteld in artikel 843a Rv. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat er geen contractuele rechtsverhouding tussen de eiseressen en de gedaagde was aangetoond, wat de afwijzing van de vordering verder onderbouwde.
De rechtbank heeft de incidentele vordering afgewezen en de uitspraak over de proceskosten gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin en is openbaar uitgesproken. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol voor conclusie van repliek aan de zijde van de eiseressen op 14 juni 2006.