ECLI:NL:RBROT:2006:AX6814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
247152 / HA ZA 05-2780
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. de Loor-Alwin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van Fenexcondities op overeenkomst en rechtsgeldigheid van arbitraal beding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een bevoegdheidsincident tussen de rechtspersonen Interfer Edelstahl Handelsgesellschaft mbH en Carl Schröter GmbH & Co. KG, eiseressen in de hoofdzaak, en Metaal Transport B.V., gedaagde in de hoofdzaak. De eiseressen stelden dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren en dat Metaal Transport niet ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering. Metaal Transport voerde aan dat de Fenex-Expeditievoorwaarden en/of de Fenex-Opslagvoorwaarden van toepassing waren op de overeenkomst die aan de vordering ten grondslag lag. Deze voorwaarden bevatten bepalingen die stipuleerden dat geschillen door arbiters zouden worden berecht, met uitsluiting van de gewone rechter.

De rechtbank diende te beoordelen of er sprake was van een rechtsgeldig arbitraal beding. De eiseressen betwistten de toepasselijkheid van de Fenex-voorwaarden, terwijl Metaal Transport stelde dat zij deze voorwaarden op al haar facturen en correspondentie had vermeld. De rechtbank constateerde dat de verwijzing naar de Fenex-voorwaarden op een factuur voorafgaand aan de overeenkomst niet voldoende was om de toepasselijkheid van deze voorwaarden op de overeenkomst te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de enkele verwijzing naar de voorwaarden op de factuur niet voldeed aan de eisen voor de toepasselijkheid van de voorwaarden.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de door Metaal Transport aangehaalde voorwaarden niet van toepassing waren en dat zij bevoegd was om van de vordering van Interfer c.s. kennis te nemen. De beslissing over de proceskosten in het incident werd gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 mei 2006.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 247152 / HA ZA 05-2780
Uitspraak: 24 mei 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging INTERFER EDELSTAHL HANDELSGESELLSCHAFT MBH,
gevestigd te Karlsruhe (Duitsland);
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging CARL SCHRÖTER GMBH & CO. KG,
gevestigd te Bremen (Duitsland),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het bevoegdheidsincident,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. E.L. Edens
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid METAAL TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
procureur mr. R.W.J.M. te Pas.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als "Interfer c.s." en afzonderlijk als "Interfer" en “Carl Schröter”, gedaagde wordt hierna aangeduid als “Metaal Transport”.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Het procesverloop blijkt uit die stukken.
1. Het geschil in het bevoegdheidsincident en de beoordeling daarvan
1.1
De incidentele vordering luidt dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en Interfer c.s. in haar vordering niet ontvankelijk verklaart.
1.2
Metaal Transport heeft hieraan ten grondslag gelegd dat op haar, aan de vordering in de hoofdzaak ten grondslag gelegde, overeenkomst met Interfer c.s. (hierna: de overeenkomst) de Fenex-Expeditievoorwaarden en/of de Fenex-Opslagvoorwaarden van toepassing zijn en dat zowel in artikel 23 van de Fenex-Expeditievoorwaarden als in artikel 4 van de Fenex-Opslagvoorwaarden is bepaald dat alle geschillen met uitsluiting van de gewone rechter door arbiters zullen worden berecht.
1.3
Interfer c.s. heeft de incidentele vordering gemotiveerd betwist.
1.4
Aan de orde is de vraag of sprake is van (een) rechtsgeldig(e) arbitraal beding(en).
Reeds gelet op de in de Fenex-Expeditievoorwaarden en de Fenex-Opslagvoorwaarden opgenomen rechtskeuzebedingen voor Nederlands recht en de omstandigheid dat het in het geval van arbitrage op grond van deze algemene voorwaarden gaat om arbitrage in Nederland, dient genoemde vraag aan de hand van Nederlands recht te worden beantwoord.
1.5
Tussen partijen is niet in geschil dat tijdens de e-mailcorrespondentie en (telefonische) onderhandelingen die hebben geleid tot de overeenkomst de toepasselijkheid van genoemde algemene voorwaarden niet aan de orde is geweest.
Metaal Transport heeft gesteld dat Interfer en Metaal Transport gedurende lange tijd zaken doen en dat Metaal Transport op al haar facturen, briefpapier en faxen zowel in het Nederlands als in het Engels vermeldt dat alle werkzaamheden worden verricht op basis van de Fenex-Expeditievoorwaarden dan wel de Fenex-Opslagvoorwaarden. Ter onderbouwing hiervan heeft Metaal Transport fotokopieën van drie aan Interfer gerichte facturen in het geding gebracht (prod. 1 bij incidentele conclusie houdende onbevoegdheid), die evenwel alle dateren van na het tijdstip van sluiting van de overeenkomst. Vervolgens heeft Metaal Transport, ter onderbouwing van haar vorenbedoelde stelling, nog een aan Interfer gerichte en van vóór de sluiting van de overeenkomst daterende factuur van 24 oktober 2003 in geding gebracht. Daarop is op dezelfde wijze als op genoemde drie facturen verwezen naar de Fenex-Expeditievoorwaarden en de Fenex-Opslagvoorwaarden.
Metaal Transport heeft daarbij gesteld dat het vanzelf spreekt dat bij latere overeenkomsten een en ander niet voortdurend schriftelijk behoort te worden herhaald. Het moet er dus voor worden gehouden dat zij uiteindelijk stelt dat de verwijzing naar de voorwaarden op deze factuur leidt tot toepasselijkheid van deze voorwaarden op de overeenkomst. Deze eenmalige verwijzing naar de Fenex-Expeditievoorwaarden en de Fenex-Opslagvoorwaarden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst is evenwel onvoldoende om te kunnen leiden tot toepasselijkheid van vorenbedoelde voorwaarden op de overeenkomst.
1.6
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de door Metaal Transport aangehaalde voorwaarden toepassing missen en deze rechtbank op grond van artikel 2 EEX-Vo jo. artikel 99 lid 1 Rv bevoegd is van de vordering van Interfer c.s. kennis te nemen.
1.7
De beslissing omtrent de proceskosten in het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het bevoegdheidsincident
verklaart zich bevoegd van de vordering van Interfer c.s. kennis te nemen;
reserveert de beslissing omtrent de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 21 juni 2006 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Metaal Transport.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
901/1548