R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 232532 / HA ZA 05-355
Uitspraak: 31 mei 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDELSMAATSCHAPPIJ A. VAN DER VORST B.V.,
gevestigd te Stampersgat, gemeente Halderberge,
eiseres,
procureur mr. R.W.F. Heijmeriks,
advocaat mr. P.C.H. Jansen te Roosendaal,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats];
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. P.G. Gilhuis te Dordrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als "Van der Vorst" respectievelijk "Mast c.s”.
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 26 januari 2005 en de door Van der Vorst overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie;
- conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie;
- conclusie van dupliek in conventie.
1.2 Bij conclusie van dupliek hebben [gedaagde c.s.] hun eis in reconventie ingetrokken.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Van der Vorst heeft aan Mast Landbouwprodukten B.V. (hierna: MLP) aardappelen verkocht en geleverd en ter zake hiervan aan MLP de volgende facturen verzonden:
factuurnummer datum factuurbedrag openstaand bedrag
20021018 13-05-2002 € 13.975,50 € 7.000,00
20021022 12-06-2002 € 12.551,24 € 1.242,91
20031123 15-10-2003 € 26.074,73 € 26.074,73
2.2 MLP heeft deze facturen tot een totaalbedrag van € 34.317,64 onbetaald gelaten.
2.3 De laatste levering heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2003 en betrof 163.992 kilo aardappelen, welke op 30 september door [gedaagde c.s.] is getarreerd.
2.4 Op 17 september 2003 heeft [gedaagde c.s.] aan Van der Vorst per fax het volgende bericht:
“Zoals telefonisch besproken gaan we jouw openstaand saldo afbouwen. Ons voorstel is
€ 1.000,- per week, maar dan wel de wikkelaar en Lockwood machine verkoop ter hand nemen.
Wij ontvangen dan een partij Bintjes 35+ [toevoeging met pen, opmerking rb.] getarreerd voor € 15,00 af teler en garanderen betaling op 30 dagen gelijklopend met ontvangen betalingen van deze aardappelen. De aardappelen worden geleverd naar Italië, waarvan wij een overzicht zullen sturen. Deze betalingen worden dan gelijk op jouw rekening gestort. (…)”
2.5 Op 11 november 2003 is MLP door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard.
2.6 [Gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn bestuurders van MLP en ieder voor zich alleen en zelfstandig bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen.
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde c.s.] hoofdelijk te veroordelen om aan Van der Vorst te voldoen
€ 37.317,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 34.317,64 vanaf 1 november 2004 en met veroordeling van [gedaagde c.s.] in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Van der Vorst aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 MLP had reeds in 2001 met een hoge schuldenlast en een gebrek aan inkomsten te maken. In september/oktober 2003, maar ook daarvoor al, medio 2002, moet het voor [gedaagde c.s.] als bestuurders duidelijk zijn geweest dat MLP transacties met Van der Vorst aanging, terwijl zij wisten of er niet aan behoorden te twijfelen dat MLP niet of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden.
3.2 Door deze transacties desondanks aan te gaan, heeft [gedaagde c.s.] een onrechtmatige daad gepleegd jegens Van der Vorst zodat zij hoofdelijk gehouden is tot vergoeding van de hierdoor door Van der Vorst geleden schade.
3.3 [Gedaagde c.s.] heeft tevens de norm van artikel 2:9 BW geschonden.
3.4 Ten aanzien van de laatste transactie heeft [gedaagde c.s.] in zijn fax van 17 september 2003 expliciet betaling van de nog te leveren partij aardappelen gegarandeerd.
3.5 De (samengestelde) wettelijke rente over de hoofdsom ad € 34.317,64 bedraagt vanaf de respectievelijke vervaldata tot ultimo oktober 2004 € 2.346,67. De buitengerechtelijke incassokosten worden begroot op 2 punten van het liquidatietarief III, zijnde € 998,-.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Van der Vorst in de kosten van het geding.
[Gedaagde c.s.] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 In het najaar bleek dat de slechte marktomstandigheden ten aanzien van de oogst 2002/2003 in de eerste helft van 2003 niet waren verbeterd en dat deze ontwikkelingen zich ook bij de oogst 2003/2004 zouden (gaan) voordoen. In oktober 2003 werd dit voldoende duidelijk.
4.2 De daadwerkelijke koopovereenkomsten werden vier tot zes weken voor de factuurdata aangegaan. De eerste transactie dateert derhalve van begin april 2002, de tweede van eind april/begin mei 2002 en de laatste transactie dateert van begin/half september 2003.
4.3 Het initiatief voor de laatste transactie is van Van der Vorst uitgegaan. Met de bestuurder van Van der Vorst, de heer [X], werden wekelijks de ontwikkelingen en verwachtingen van de markt besproken, alsmede de financiële positie van MLP. Van der Vorst heeft van MLP niet eerst voldoening van de openstaande facturen verzocht alvorens in september 2003 opnieuw aan haar te leveren.
4.4 De betaling aangaande de transactie zou geschieden al naar gelang de aardappelen zouden worden afgezet in Italië. [Gedaagde c.s.] heeft geen betaling binnen dertig dagen na 17 september 2003 gegarandeerd, doch steeds binnen dertig dagen na verkoop van een partij van die aardappelen. Van der Vorst heeft dus welbewust met deze transactie een risico genomen.
4.5 De norm van artikel 2:9 BW ziet enkel op de interne aansprakelijkheid van bestuurders jegens de vennootschap.
5.1 Beoordeeld dient te worden of [gedaagde c.s.], als bestuurders van MLP, bij het aangaan van de in het geding zijnde overeenkomsten wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat MLP niet of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen jegens Van der Vorst zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die Van der Vorst ten gevolge van deze wanprestatie zou lijden.
5.2 Partijen verschillen van mening over het verschil in tijd tussen het aangaan van de koopovereenkomsten en het factureren. Van der Vorst stelt dat de koopovereenkomsten ongeveer twee weken voor levering van de aardappelen werden gesloten. [Gedaagde c.s.] stelt dat de koopovereenkomsten vier tot zes weken voor de factuurdata werden aangegaan. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de verschillende overeenkomsten telkens ongeveer vier weken voor de factuur-datum tot stand zijn gekomen. De onder 5.1 bedoelde wetenschap diende aldus bij [gedaagde c.s.] aanwezig te zijn op of omstreeks 17 september 2003, omstreeks half april 2002 en omstreeks half mei 2002.
5.3 Is hiervan sprake dan geldt in het algemeen - behoudens door de bestuurder aan te voeren, zijn handelswijze rechtvaardigende of verontschuldigende omstandigheden - dat moet worden aangenomen dat de bestuurder een zodanig verwijt treft dat hij persoonlijk jegens de wederpartij van de vennootschap aansprakelijk is op grond van onrechtmatig handelen.
5.4 Aan haar stelling dat van de hiervoor genoemde situatie sprake is heeft Van de Vorst de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd:
- Ultimo 2001 bedroeg het eigen vermogen van MLP € 114.665,- negatief, ultimo 2002 was dit € 440.217,- negatief. Reeds in 2001 was sprake van een hoge schuldenlast en een gebrek aan inkomsten.
- Uit de faillissementsstukken blijkt dat medio 2002 reeds bekend was dat schulden niet afgelost werden, dat het resultaat in dat jaar aanzienlijk op verlies uit zou komen en dat de omzet aanzienlijk afnam. MLP verkeerde in structurele financiële problemen.
- De vorderingen van MLP waren alle verpand aan de bank. Daarnaast heeft de bank haar krediet aan MLP in 2002 met nog geen € 20.000,- verhoogd. Ten tijde van het faillissement was de gehele inventaris van MLP verhuurd aan een van haar schuldeisers terwijl deze per 31 december 2002 nog wel op de balans was opgenomen.
5.5 De omstandigheid dat een vennootschap een negatief eigen vermogen heeft hoeft op zichzelf nog niet mee te brengen dat voorzienbaar is dat haar schuldeisers niet kunnen worden betaald.
Van der Vorst heeft haar stelling dat (medio 2002) schulden niet werden afgelost onvoldoende gemotiveerd en gespecificeerd. Dat MLP haar vorderingen op enig moment (omtrent het precieze moment hebben partijen niets aangevoerd) heeft verpand aan de bank, hetgeen door [gedaagde c.s.] niet is betwist, leidt er voorts niet zonder meer toe dat de betalingen op de betreffende vorderingen niet kunnen worden aangewend tot betaling van (andere) crediteuren van MLP.
5.6 [Gedaagde c.s.] heeft betwist dat de bank het krediet met nog geen € 20.000,- heeft verhoogd en aangegeven dat de verhoging een bedrag van fl. 50.000,- betrof. Wat er ook zij van de hoogte van dit bedrag en voor zover deze kredietverhoging voor het aangaan van de in 2002 gesloten overeenkomsten heeft plaatsgevonden, gesteld noch gebleken is dat het hier een lager bedrag betreft dan het door [gedaagde c.s.] verzochte bedrag, terwijl de bank een kredietverhoging toentertijd kennelijk toelaatbaar achtte.
5.7 Uit de door [gedaagde c.s.] genoemde kerngegevens uit de samengestelde jaarrekening van MLP over 1999 tot en met 2002 volgt dat het resultaat na belastingen in de periode 1999 tot en met 2001 verbeterde en in 2001 positief was. Ook ten aanzien van het negatieve eigen vermogen was in vergelijking met 2000 in 2001 sprake van verbetering. Het werkkapitaal nam in de periode 1999 - 2001 toe. [Gedaagde c.s.] heeft gesteld dat in 2002 sprake was van slechte marktomstan-digheden, hetgeen heeft geleid tot een flinke afname van het eigen vermogen, van het resultaat na belastingen en van het werkkapitaal. [Gedaagde c.s.] heeft onweersproken gesteld dat de aardappelenmarkt een sterk fluctuerende markt is.
5.8 Uit de onder 5.4 weergegeven feiten en omstandigheden kan, gezien het voorgaande, niet volgen dat [gedaagde c.s.] ten tijde van het sluiten van de in 2002 gesloten overeenkomsten wist dan wel behoorde te begrijpen dat deze overeenkomsten niet of niet binnen een redelijke termijn konden worden nagekomen dan wel dat MLP geen verhaal zou bieden.
5.9 De afspraak met betrekking tot de laatste levering aardappelen aan [gedaagde c.s.] op 1 oktober 2003 is tot stand gekomen op 17 september 2003, derhalve ongeveer twee maanden voordat het faillissement van MLP, op eigen aangifte, werd uitgesproken. Ten aanzien van deze overeenkomst overweegt de rechtbank het volgende.
5.10 Uit de fax van 17 september 2003 volgt dat de facturen uit 2002 nog gedeeltelijk openstonden en dat het restant kennelijk niet ineens kon worden betaald. In de betreffende fax stelt [gedaagde c.s.] ter zake van deze posten een betalingsregeling voor. Deze fax bevat tevens de afspraak omtrent de laatste levering bintjes. Betaling van deze levering zou niet terstond plaatsvinden maar eerst: “op 30 dagen gelijklopend met ontvangen betalingen van deze aardappelen”.
5.11 Met betrekking tot deze laatste levering heeft Van der Vorst, in aanvulling op de onder 5.4 weergegeven feiten en omstandigheden, nog het volgende aangevoerd:
- [Gedaagde c.s.] wist dat de heer [Y] (hierna: [Y]), na onderhandelingen over een betalingsregeling, dreigde met een faillissementsaanvraag. [Y] heeft in oktober 2003 het faillissement van MLP aangevraagd, zodat [gedaagde c.s.] reeds in september 2003 met de op handen zijnde faillissementsaanvraag bekend moet zijn geweest.
- Uit het tweede faillissementsverslag van de curator van MLP volgt dat, op het moment van het uitspreken van het faillissement, door de financier van MLP, Blueberry Products B.V., een verhuurconstructie was toegepast op de inventaris van MLP, meer in het bijzonder “de machines aanwezig in de loods aan het Bosland”. Deze constructie is toegepast met geen ander doel dan het bevoordelen boven andere schuldeisers van Blueberry Products B.V. en Van der Vorst en speelde reeds voordat Van der Vorst de laatste partij aardappelen leverde aan MLP.
5.12 Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden volgt dat de financiële situatie van de vennootschap in 2003 weliswaar weinig rooskleurig was maar niet dat MLP zich, ten tijde van de totstandkoming van de relatief kort voor het faillissement gemaakte afspraak omtrent de laatste levering bintjes, reeds in een uitzichtloze positie bevond en over onvoldoende continuïteitsperspectief beschikte. Immers, het enkele feit dat wordt gedreigd met een faillissementsaan-vraag leidt er niet zonder meer toe dat het faillissement daadwerkelijk wordt aangevraagd en ook wordt uitgesproken zodat daarmee niet voorzienbaar is dat een nieuwe overeenkomst niet meer kan worden nagekomen. Voorts heeft Van der Vorst haar stelling, dat de verhuurconstructie bevoordeling van Blueberry Products B.V. boven andere schuldeisers ten doel had, onvoldoende gemotiveerd met feiten en omstandigheden waaruit dit zou kunnen volgen, terwijl uit haar stellingen evenmin kan volgen dat ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst reeds over deze constructie werd gesproken tussen de betrokken partijen, hetgeen [gedaagde c.s.] heeft betwist. Als onweersproken is bovendien vast komen te staan dat de laatste levering een verhoudingsgewijs bescheiden partij bintjes betrof.
5.13 Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde c.s.] niet op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk kan worden gehouden voor de door Van der Vorst geleden schade. Van der Vorst heeft nog een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 2:9 BW, doch dit artikel betreft de (interne) verhouding tussen de bestuurder en de rechtspersoon, zodat Van der Vorst op dat artikel geen beroep toekomt. Hetgeen Van der Vorst overigens heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Haar vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.14 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Van der Vorst worden veroordeeld in de proceskosten.
wijst af de vordering van Van der Vorst;
veroordeelt Van der Vorst in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde c.s.] bepaald op € 755,- aan vast recht en op € 1.158,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1225/1554