ECLI:NL:RBROT:2006:AX2191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
219362 / HA ZA 04-1819
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil over dekking van schade aan vissersschip tijdens reparatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vennootschappen Allianz Corporate Ireland PLC en Mullglen Limited (hierna gezamenlijk aangeduid als 'Mullglen c.s.') en de schadeverzekeraars Erasmus en Fortis. De kern van het geschil betreft de vraag of de schade aan het vissersschip 'Pacelli', dat tijdens reparatiewerkzaamheden door Scheepswerf Visser B.V. op 17 juni 1998 door brand werd beschadigd, gedekt was onder de Damen-polis, een verzekeringsovereenkomst afgesloten door de Damen-groep. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder dagvaardingen, conclusies en pleitnota's van de betrokken partijen.

Mullglen c.s. vorderden onder andere een verklaring voor recht dat de brand aan boord van de 'Pacelli' gedekt was onder de Damen-polis en dat de gedaagden gehouden waren om schadevergoeding te betalen. De gedaagden, Erasmus en Fortis, hebben de vordering gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Damen-polis niet de dekking biedt die Mullglen c.s. beweren, omdat de verzekeringnemer en de assuradeuren nooit de bedoeling hebben gehad om het belang van de scheepseigenaar te verzekeren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van Mullglen c.s. moet worden afgewezen, omdat er geen dekking was onder de Damen-polis voor de schade aan het schip. De rechtbank heeft de gedaagden in het gelijk gesteld en de eiseressen veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 mei 2006.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 219362 / HA ZA 04-1819
Uitspraak: 3 mei 2006
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
1. de vennootschap naar het recht van de plaats
harer vestiging ALLIANZ CORPORATE IRELAND PLC mede handelende onder de naam Church & General Insurance PLC, voorheen genaamd
Insurance Corporation of Ireland PLC,
gevestigd te Dublin, Ierland,
2. de vennootschap naar het recht van de plaats
harer vestiging MULLGLEN LIMITED,
gevestigd te Killybegs, Co. Donegal, Ierland,
eiseressen,
procureur mr. B.S. Janssen,
advocaat mr. R. de Haan,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ ERASMUS N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V., voorheen genaamd Amev
Interlloyd Schadeverzekeringmaatschappij N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagden,
procureur mr. J.F. van der Stelt,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas.
Eiseressen worden hierna aangeduid als "Church" respectievelijk "Mullglen". Ei-seressen worden gezamenlijk aangeduid als "Mullglen c.s.". Gedaagden worden aangeduid als "Erasmus" respectievelijk "Fortis". Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als "assuradeuren".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 16 juni 2004;
- akte overlegging producties tevens akte houdende rectificatie van Mullglen c.s., met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met een productie;
- conclusie van dupliek, met producties;
- akte houdende productie van assuradeuren;
- pleitnota van mr. De Haan;
- pleitnota van mr. Blussé van Oud-Alblas.
2. Het geschil
De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- Erasmus te veroordelen om:
aan Mullglen te betalen 12½ % x € 12.100,00= € 1.512,50, met rente;
en
aan Church te betalen 12½ % x € 310.899,97= € 38.862,50, met rente;
en
aan Church te betalen de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van 12½ % x € 25.000,00= € 3.125,00, met rente;
- Fortis te veroordelen om:
aan Mullglen te betalen 12% x € 12.100,00= € 1.452,00, met rente;
en
aan Church te betalen 12% x € 310.899,97= € 37.307,99, met rente;
en
aan Church te betalen de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van 12% x € 25.000,00= € 3.000,00, met rente;
alsmede te verklaren voor recht:
dat de brand aan boord van de "Pacelli", gedekt is onder de "Sluyter-polis", en dat gedaagden gehouden zijn naar rato van hun betrokkenheid op de polis de door Mullglen geleden, niet door Church vergoede, schade ten bedrage van € 12.100,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 1998, althans vanaf 23 maart 1999, tot aan de dag der algehele voldoening, en gedaagden eveneens gehouden zijn naar rato van hun betrokkenheid op de polis aan Church de verschuldigde proportionele bijdrage ten bedrage van € 310.899,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 1998, althans vanaf 23 maart 1999, tot aan de dag der algehele voldoening, te voldoen.
Assuradeuren hebben de vordering van Mullglen c.s. gemotiveerd betwist en ge-concludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Mullglen c.s. in de kos-ten van het geding.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
a. Mullglen heeft in 1998 opdracht gegeven aan Scheepswerf Visser B.V. (hierna: "Visser"), gevestigd te Den Helder, tot het uitvoeren van werkzaamheden aan het aan Mullglen in eigendom toebehorende vissersschip "Pacelli" (hierna: "het schip").
b. Tijdens de door Visser uitgevoerde werkzaamheden brak op 17 juni 1998 aan boord van het schip brand uit, als gevolg waarvan zeer aanzienlijke schade aan het schip ontstond. De schade werd door experts vastgesteld op € 543.447,46 en IEP 21.421,60, te vermeerderen met expertisekosten ten be-drage van € 8.449,39. De schade is inmiddels gerepareerd.
c. Church, de cascoverzekeraar van Mullglen, heeft de schade, behoudens een beperkt eigen risico ten bedrage van IEP 7.500,00, aan Mullglen vergoed. Op de verzekeringsovereenkomst tussen Church en Mullglen is Iers recht van toepassing.
d. Mullglen heeft Visser aansprakelijk gesteld voor de schade. Visser heeft met een beroep op de door haar gehanteerde algemene voorwaarden aansprake-lijkheid van de hand gewezen.
e. De raadsman van Mullglen c.s. heeft bij Visser geïnformeerd naar het bestaan van een zogeheten aanbouwpolis.
f. Een brief van 10 augustus 1999 van Gebr. Sluyter B.V., makelaars in assuran-tiën (hierna: "Sluyter") namens Visser aan de raadsman van Mullglen c.s. vermeldt het volgende:
"(…)
Uiteraard bestaat er een algemene aanbouwpolis doch deze is zoals U onge-twijfeld bekend is secundair t.o.v. specifieke casco-varenpolis van Uw verzeker-de. Bovendien wordt de opdrachtgever, Uw verzekerde, niet in de polis vermeld e/o genoemd.
Een kopie van de polis zal U om deze reden dan ook niet ter beschikking wor-den gesteld behoudens ingeval uit de opdracht tussen Visser en Mullglen blijkt dat onze verzekerde voor verzekering moest zorgdragen.
Mocht dit niet in de opdracht vermeld zijn dan dienen wij [ons] te beperken [tot] de opdracht/overeenkomst resp. conditiën.
Verder blijkt uit de tenderlijst resp. 1.8 van het opdrachtcontract dat het vaar-tuig "will be maintained insured by owners during period of repairs" en dit los van eventuele aansprakelijkheid van de werf e/o anderen en gerelateerd aan de toepasselijke voorwaarden.
Nogmaals en voor zover nodig verwijzen wij U naar de toepasselijke voorwaar-den en dienen iedere aansprakelijkheid namens betrokkenen af te wijzen on-danks het onderzoeksrapport van Stekelenburg en los van het memorandum van Uw expert.
(…)"
g. Om te kunnen beoordelen of het schip (ook) op de door Sluyter genoemde verzekering was gedekt, hebben Mullglen c.s. Visser en Sluyter gesommeerd die verzekering over te leggen. Bij brief van 4 december 2002 heeft Sluyter de raadsman van Mullglen c.s. als volgt bericht:
"Naar aanleiding van uw herhaalde sommatie tot overlegging van de door ons ten behoeve van de Damengroep, inclusief Scheepswerf Visser, afgesloten verze-kering, en uw mededeling dat U die afgifte in kort geding gaat vorderen, willen wij nogmaals het volgende onder uw aandacht brengen.
Wij hebben als makelaar in opdracht van de Damengroep, inclusief Scheeps-werf Visser, diverse verzekeringen afgesloten, waaronder de polis waar uw be-langstelling naar uitgaat.
Onder die polis zijn in de eerste plaats de scheepsnieuwbouwactiviteiten van de Damengroep gedekt, op basis van de Beurs Cascopolis voor de Aanbouw 1947. De essentie van die dekking is dat niet alleen de werf, maar onder meer ook de klant (opdrachtgever) tijdens de bouw is verzekerd: zo worden alle risico's onder één polis efficiënt afgedekt.
In aanvulling daarop zijn ook de aansprakelijkheden van de leden van de Da-mengroep, inclusief Scheepswerf Visser, bij scheepsreparatie/verbouwing van bestaande schepen gedekt. In die gevallen zijn de schepen zelf al door de eige-naar verzekerd. De polis gaat ervan uit dat de werf haar werkzaamheden onder de VNSI-condities (voorheen Cebosinecondities) verricht, en dat de werf daar-door wordt beschermd. Onder de polis is het de werf echter toegestaan om in uitzonderingsgevallen afstand van een beroep op de VNSI-condities te doen. De voor de verzekeringnemer gunstige premie is gebaseerd op de jaaromzet.
In dit geval betreft het een verbouwing van een bestaand schip, waarvoor de ei-genaar zijn eigen verzekering had afgesloten, onder de door Scheepswerf Visser bedongen VNSI-condities. Nadat de schade is opgetreden, heeft de eigenaar die aangemeld bij zijn verzekeraar, die dan ook heeft uitgekeerd en vervolgens een regresactie tegen de Scheepswerf Visser is begonnen en daarbij stuit op de VNSI-condities.
De Scheepswerf Visser heeft de eigenaar van de Pacelli resp. de Pacelli zelf met betrekking tot de werkzaamheden in kwestie niet willen verzekeren, en wij heb-ben die eigenaar resp. de Pacelli als makelaar ook niet verzekerd. Ook de eige-naar van de Pacelli heeft om dergelijke verzekering niet gevraagd: hij was im-mers al verzekerd.
Als Uw cliënt resp. de Pacelli onder de polis wèl was meeverzekerd, hadden wij als makelaar uw cliënt natuurlijk dienovereenkomstig geïnformeerd en geassis-teerd, en was de eigenaar dienovereenkomstig natuurlijk in het bezit van de po-lis gesteld. Het tegendeel is echter het geval, en daarover heeft nooit onduide-lijkheid bestaan.
Wij hebben goede en principiële redenen om niet in te gaan op uw verlangen tot overlegging van de polis. Allereerst heeft iemand, die niet onder een polis is ver-zekerd, reeds daarom geen recht op - of belang bij - overlegging van die polis. Bovendien worden polissen zoals de onderhavige, waar heel wat denk- en re-kenwerk en onderhandelingen met assuradeuren aan voorafgaan, door zowel de verzekeringnemer/verzekerde als de assuradeuren als de makelaar be-schouwd als vertrouwelijk en niet ter inzage van iedereen die belangstelling voor zo'n polis heeft. (…)"
h. Bij dagvaarding van 13 december 2002 hebben Mullglen c.s. Sluyter en Visser in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank en gevorderd Sluyter en Visser te veroordelen aan Mullglen c.s. een afschrift te verstrekken, van de met betrekking tot de ten tijde van de werkzaamheden aan het schip ten name van Visser als verzekeringnemer lopende scheeps-aanbouwpolis. Bij vonnis in kort geding van 4 februari 2003 van de voorzie-ningenrechter in deze rechtbank is de vordering van Mullglen c.s. afgewezen. Bij arrest van 20 mei 2003 van het gerechtshof te 's-Gravenhage is Church niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en is de vordering van Mullglen alsnog toegewezen. De verzekeringsovereenkomst (hierna: "Damen-polis") is vervolgens aan Mullglen verstrekt.
i. De Damen-polis vermeldt als "Insurers" assuradeuren en 14 andere verzeke-raars. De "Assured" zijn omschreven als:
"DAMEN HOLDING and/or affiliated companies, i.e. Damen Shipyards, Damen Ship-yards Belgium B.V., B.V. Scheepswerf Damen Hardinxveld, Scheepswerf Visser B.V. and further on behalf of principals, sub-contracters and/or interested parties and/or other Damen Group companies."
3.2
Mullglen c.s. gronden hun vordering op de stelling dat uit de tekst van de Da-men-polis, de voorwaarden en de clausules, volgt dat Mullglen als medeverze-kerde onder de Damen-polis heeft te gelden en het onderhavige evenement ge-dekt is onder de verzekeringsovereenkomst. Daaruit vloeit in de visie van Mull-glen c.s. voort dat Mullglen recht heeft op de door haar gevorderde vergoeding van de niet door Church betaalde schade en dat Church recht heeft op de door haar gevorderde proportionele bijdrage van de op de Damen-polis betrokken as-suradeuren.
3.3
Ter onderbouwing van hun stelling dat Mullglen medeverzekerde onder de Da-men-polis is, wijzen Mullglen c.s. op de volgende feiten en omstandigheden:
- Mullglen heeft opdracht aan Visser gegeven tot de reparatiewerkzaamheden aan het aan haar toebehorende schip. Mullglen is derhalve aan te merken als "principal" in de zin van de Damen-polis. Voorts is zij, nu een inbreuk is ge-maakt op haar eigendom, "interested party" in de zin van de Damen-polis. Dat de eigenaar van een schip in een geval als het onderhavige rechtstreeks rechten kan ontlenen aan de verzekeringsovereenkomst volgt in de visie van Mullglen c.s. ook uit het door hen overgelegde arrest van 4 juni 1991 van het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
- De brand aan boord van het schip valt onder sectie A "Construction" van de Damen-polis. Sectie A verklaart de "Dutch bource policy for construction risk 1947" (hierna: "Beurs-cascopolis") van toepassing. Ingevolge de Beurs-cascopolis is ook het belang van een opdrachtgever/eigenaar als Mullglen verzekerd.
- De van de verzekeringsovereenkomst deel uitmakende "SC100 special clauses for construction risks" vermelden onder 2:
"It is agreed that this insurance is effected for the protection and benefit not only of Owners, Purchasers, Builders, Repairers, but also of co-contractors, sub-contractors and furnishers (even if their names are not specially mentioned in this policy) and covers the interest and liability of each of them and also their mutual liability's (…)".
- Clausule nummer 22 van de Special clauses for construction risks vermeldt:
"In case of contradiction between the policy form and clauses attached thereto and/or incorporated therein the Assured to have the benefit of the most extensive terms".
3.4
Het meest verstrekkende verweer van assuradeuren houdt in, dat bij geen enkele partij de wil heeft bestaan om het eigenaarsbelang van Mullglen onder de Da-men-polis te verzekeren, zodat een dergelijke verzekeringsdekking ook niet tot stand is gekomen. Assuradeuren voeren in dit verband aan: "dat, ongeacht de interpretatiemogelijkheden met betrekking tot de tekst van de Damen-polis, zo-wel naar Nederlands recht als naar het op de Damen-polis toepasselijk verklaar-de Engelse recht rechtens slechts relevant is wat tussen de bij de afsluiting van die polis betrokken partijen - verzekeringnemer Damen Holding, verzekerde Vis-ser makelaar Gebr. Sluyter en gedaagden - in feite is beoogd en overeengeko-men, ook al zou dit mogelijk van de letterlijke tekst van de polis afwijken." (con-clusie van antwoord onder 2.3)
3.5
In de kern komt het verweer van assuradeuren erop neer dat hetgeen Mullglen c.s. afleiden uit de tekst van de polis niet overeenkomt met hetgeen de partijen die bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst waren betrokken, hebben beoogd. In het bijzonder hebben die contractsluitende partijen in de visie van assuradeuren niet beoogd het belang van de scheepseigenaar en/of opdrachtge-ver van reparatie- en onderhoudswerk aan een onder een normale casco-verzekering verzekerd schip te doen dekken op de Damen-polis. Assuradeuren wijzen er in dit verband op dat in de opdrachtbevestiging van Visser aan Mull-glen met betrekking tot het reparatie- en onderhoudswerk niets over verzekering werd bepaald. De op de opdracht toepasselijke VNSI-condities bepalen in artikel 9 juist dat de klant het risico draagt met betrekking tot het aan hem toebehoren-de object. In de visie van assuradeuren wordt met deze risicoverdeling nu juist beoogd te voorkomen dat zowel de werf als derden een verzekering voor hetzelf-de risico afsluiten.
3.6
Ter onderbouwing van hun stellingen omtrent de bedoelingen van de bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst betrokken partijen beroepen assura-deuren zich onder meer op de volgende producties:
- Een brief van 10 september 2002 van Visser aan Sluyter waarin Visser het vol-gende vermeldt:
"(…)
Direct toen ik de schade bij mijn assuradeuren heb gemeld, heb ik assuradeuren op de hoogte gesteld van het feit dat de werkzaamheden aan de Pacelli onder toepasselijkheid van onze Algemene Voorwaarden en de VNSI-condities (v/h Ce-bosine-condities) hadden plaatsgevonden. De werf had t.a.v. de Pacelli geen verzekeringsplicht. De Pacelli was dan ook niet verzekerd onder de polis van de werf.
Voorts heb ik aangegeven dat ik in dit geval geen gebruik wilde maken van de mogelijkheid om af te zien van de toepasselijkheid van de overeengekomen con-dities, ingevolge welke de aansprakelijkheid van de werf (behoudens grove schuld van de leidinggevenden) is uitgesloten.
(…)"
- De onder 3.1 sub g hiervoor weergegeven brief van 4 december 2002 van Sluyter aan de raadsman van Mullglen c.s.
- Een brief van 9 december 2002 van Sluyter aan de raadsvrouwe van assura-deuren, waarin Sluyter als volgt verklaart:
"De door onze bemiddeling afgesloten polis voor de Damen-groep, inclusief Scheepswerf Visser, behoeft enige toelichting.
De Damen-groep hield zich aanvankelijk exclusief bezig met de scheepsnieuw-bouw en daarom hebben wij als makelaar in opdracht van de Damen-groep een daarop afgestemde polis afgesloten op basis van de Dutch Bourse Policy for Construction Risks 1947. Met een dergelijke polis worden in beginsel alle be-langhebbenden bij het nieuw te bouwen, in het bijzonder de klant, dus de op-drachtgever, verzekerd, en aldus wordt dubbele verzekering en dubbele premie-betaling voorkomen.
Gaandeweg is de Damen-groep gegroeid en is men zich ook, in beperkte mate, bezig gaan houden met de reparatie en verbouwing van bestaande schepen. In de scheepsreparatiesector maakt men gebruik van de VNSI-condities (voorheen Cebosine-condities) of vergelijkbare condities, waarin de aansprakelijkheid van de werf in verregaande mate wordt uitgesloten. Omdat de eigenaar van het schip zijn schip al onder zijn cascopolis heeft verzekerd, beperkt de dekking van de werf zich in deze sector tot de eventuele aansprakelijkheid van de werf met inachtneming van de overeengekomen condities. Men spreekt dan van de zoge-naamde VNSI-polis.
De Damen-groep wenste een dienovereenkomstige aansprakelijkheidsdekking, in aanvulling dus op de nieuwbouwdekking, en die hebben wij verzorgd.
Een bijzondere wens van de Damen-groep bij scheepsreparaties was om in bij-zondere schadegevallen afstand te mogen doen van een beroep op de VNSI-condities. Ook dat hebben wij met een zogenaamde coulance clausule voor de Damen-groep geregeld.
Dit alles is door ons samengevat en ondergebracht in één polis, waarin de ver-zekerde objecten en de verzekerden ruim zijn omschreven om al het boven-staande te omvatten, en de premie onder die polis is gebaseerd op de jaaromzet van de Damen-groep.
Bij de interpretatie van de polis met betrekking tot de schade aan de Pacelli tij-dens reparatie/verbouwingswerkzaamheden bij de scheepswerf Visser dient het bovenstaande als leidraad te dienen. Noch de Damen-groep, noch de scheeps-werf Visser, noch de eigenaar van de Pacelli heeft de Pacelli willen verzekeren onder de polis van de Damen-groep. Wij hebben de Pacelli ook niet onder die polis willen verzekeren of verzekerd, en a fortiori hebben de assuradeuren van de Damen-groep de Pacelli niet in dekking willen nemen. Dat is hun ook niet gevraagd. Het schip was al bij assuradeuren van de eigenaar verzekerd, die as-suradeuren hebben uitgekeerd, en reeds daarom was er voor Scheepswerf Visser geen enkele reden om met een beroep op coulanceclausule afstand te doen van de toepasselijke VNSI-condities.
Het verzoek om kopie van de polis lijkt te zijn ingegeven door de illusie dat de Pacelli mogelijk (ook) onder de polis van de Damen groep zou kunnen zijn ver-zekerd. Die gedachte is dus onjuist."
- Een brief van 10 december 2002 van de [X] aan de raadsvrouwe van assura-deuren, waarin de heer [X] als volgt verklaart:
"Hieronder volgt mijn verklaring inzake de strekking van de via bemiddeling van Gebr. Sluyter totstandgekomen Damenpolis.
Assured
Omdat steeds getracht is om Damen zoveel mogelijk bewegingsvrijheid te geven bij het onderhandelen met opdrachtgevers en subcontractors is indertijd geko-zen voor een uitgebreide omschrijving van verzekerde. Het is uiteraard wel zo, dat die derden uitsluitend onder de door Damen gesloten polis zijn meeverze-kerd indien en voorzover dat tussen de verzekeringnemer en de verzekeraar mocht zijn overeengekomen: daarover moet tussen verzekeringnemer en verze-keraar wel wilsovereenstemming hebben bestaan.
In het onderhavige geval van Scheepswerf Visser is er sprake van een reparatie-overeenkomst op basis van de VNSI/Cebosine/werfvoorwaarden. Daarin wordt de aansprakelijkheid van de werf vastgelegd. Niets wordt overeengekomen met betrekking tot de plicht tot het verzekeren van deze aansprakelijkheid.
Gezien de contractuele bepalingen over uitsluitend verantwoordelijkheid voor schuld, is het duidelijk, dat de werf niet overeenkomt om het volledige schip op all risks condities te verzekeren en dat een dergelijke dekking mede ten behoeve van de opdrachtgever zou gelden. Van dit alles is geen sprake: de opdrachtgever had zijn schip immers zelf al verzekerd.
Polisvoorwaarden
Hoewel de Damenpolis in hoofdzaak bedoeld is voor nieuwbouwprojecten, wordt eveneens dekking verleend voor reparatiewerkzaamheden. Dit kunnen ombouw-, onderhouds- en garantieklussen zijn.
In de voorwaarden is de dekking voor reparatiewerken niet specifiek beperkt tot uitsluitend een aansprakelijkheidsomschrijving. Ook weer om Damen zoveel mogelijk ruimte te geven. Echter in de onderhandelingen met verzekeraars is ze-ker gesproken over de reikwijdte van de dekking voor reparatie, waarbij bekend was dat Damen in principe werkt op VNSI/Cebosine e.d. voorwaarden.
Wel is in de voorwaarden opgenomen, dat Damen de vrijheid heeft hiervan in-dividueel af te wijken door aansprakelijkheidsbeperkende voorwaarden niet in te roepen (vooraf of achteraf). Dit had te maken met o.a. inkoopvoorwaarden van de overheid of eventueel met coulance.
Bij de premiestelling is met deze beperkende voorwaarden rekening gehouden.
Premiestelling
De premie in de Damenpolis wordt berekend als een percentage over de omzet voor nieuwbouw en reparatie. Jaarlijks worden de door de verschillende werven gerealiseerde omzetten opgegeven en de premie be/naverrekend.
De premiestelling is het resultaat van onderhandelingen met assuradeuren op basis van de vraag van de verzekeringnemer om een omzetgerelateerde overall premie. Daarbij is rekening gehouden met de gebruikelijke premiestelling voor nieuwbouw, en kon vooral voor de aansprakelijkheden bij reparatie/ver-bouwing door ons een premievoordeel worden bereikt.
Inmiddels ben ik sinds april 2000 werkzaam bij Aon Risico Management. In-dertijd heb ik namens Gebr. Sluyter N.V. persoonlijk de Damenpolis in overleg met de verzekeringnemer en assuradeuren opgesteld en uitonderhandeld, en ik weet dus exact wat de bedoelingen waren.
Met betrekking tot de schade aan de Pacelli tijdens reparatie/verbouwingswerk bij de scheepswerf Visser dekt de Damenpolis alleen de eventuele aansprakelijk-heid van de werf, met toepassing van de door de werf gehanteerde VNSI voor-waarden. Het schip zelf was door de eigenaren verzekerd, en viel niet onder de dekking van de werf."
- Een verklaring van 7 september 2004 van de heer [Y], waarin deze als volgt verklaart:
"Begin jaren zeventig was ik als senior-acceptant werkzaam voor Tulleners Van Buren, thans Erasmus geheten. Ik heb in die hoedanigheid als het ware aan de wieg gestaan van de werfpolis van de Damen-groep, waarover thans - naar ik heb begrepen - een geschil bestaat met een Ierse scheepseigenaar en zijn casco-verzekeraar.
Over de polis van de Damen-groep kan ik het volgende verklaren.
(…)
Oorspronkelijk was de dekking voor de aansprakelijkheden van de werf voor reparatieactiviteiten en de dekking voor de nieuwbouwactiviteiten separaat ge-regeld in de polis en golden voor die respectieve activiteiten ook separate pre-mies, maar later werd de dekking voor de beide soorten activiteiten geïnte-greerd, waarbij er één premie werd geheven voor de beide soorten dekking.
(…)
Het is naar mijn mening de bedoeling van de ontwikkelingen en de uitbreidin-gen op de polis van de Damen-groep geweest, om Damen als verzekeringnemer alle ruimte te geven, dat wil zeggen om haar en de Damen-werven een flexibele en ruime dekking toe te kennen, die zich op alle verschillende door de werven verrichte activiteiten en in alle voorkomende situaties zou laten toepassen. Als uitgangspunt hierbij gold naar mijn mening dat de verzekeringnemer in voor-komende gevallen zou bepalen of, en zo ja, welke derden (onderaannemers, ei-genaren etc.) werden meeverzekerd onder (het aanbouw-deel van) de polis. Het is zeker niet bedoeling geweest - noch van de verzekeringnemer, noch van verze-keraars - dat de polis altijd dekking zou geven voor ieder schip dat zich bij de betreffende Damen-werf meldde, ongeacht voor welk soort opdracht.
De polis maakt naar mijn mening onderscheid tussen reparatie en nieuwbouw. Bij die laatste activiteit zullen partijen altijd afspraken (moeten) maken over wie het te (ver)bouwen casco zal verzekeren, voor welk bedrag en voor hoelang.
Bij reparatie daarentegen gaat de polis uit van de toepasselijkheid van de Ce-bosinevoorwaarden en van de veronderstelling dat de eigenaar zijn schip zelf heeft verzekerd. De in de polis opgenomen (uitgebreide) coulanceclausule ziet dan ook uitsluitend op reparatieactiviteiten onder toepasselijkheid van de Ce-bosinevoorwaarden.
(…)"
- Een verklaring van 15 september 2004 van de heer [Z], waarin deze verklaart dat hij de oorspronkelijk door de heer [Y] namens Erasmus afgesloten polis destijds namens de tweede assuradeur heeft ondertekend en dat hij de ver-klaring van de heer De [Y] met betrekking tot de uitleg en strekking van de Damen-polis geheel onderschrijft.
- Een brief van 12 augustus 2005 van de heer [X] aan de raadsvrouwe van assu-radeuren, waarin de heer [X] als volgt verklaart:
"Naar aanleiding van ons telefoongesprek van gisterenmiddag verklaar ik in aanvulling c.q. ter toelichting op mijn eerdere verklaring, zoals neergelegd in mijn brief aan u van 10 december 2002, nog het volgende.
In mijn brief van 10 december 2002 heb ik al toegelicht dat met de Damenpolis een zeer ruim dekkingsbereik is beoogd. De Damenpolis biedt enerzijds dekking tegen alle risico's (all risks) waarbij in het algemeen ook het belang van (onder meer) de opdrachtgever is meeverzekerd, welke dekking met name aan de orde is bij nieuwbouw, en anderzijds aansprakelijkheidsdekking voor de betreffende Damenwerf.
Zoals ik in mijn brief van 10 december 2002 al heb aangegeven, was het de be-doeling van Damen, dat ingeval van nieuwbouw of daarmee vergelijkbare pro-jecten de Damenwerven de gelegenheid zouden hebben om het werk (incl. het schip) desgewenst tegen alle risico's (all risks) te verzekeren, maar om bij repa-ratie's, waaronder begrepen ombouw-, onderhouds- en garantieklussen, altijd (alleen) de aansprakelijkheid van de werven te dekken, met als uitgangspunt dat de werven doorgaans onder VNSI/Cebosine e.d. voorwaarden contracteren, in welk geval de Damenpolis de werven de mogelijkheid biedt om in voorko-mend geval af te zien van hun beroep op die voorwaarden.
Ondanks de ruime omschrijving van "Assured" heeft Damen dus niet beoogd om het belang van de opdrachtgever bij ieder schip dat bij een Damenwerf zou ko-men steevast mee te verzekeren: het was de bedoeling van Damen, dat bij de be-paling welk van de onderscheiden soorten dekking in een gegeven geval aan de orde is, het onderliggende contract tussen de betreffende werf en de opdrachtge-ver/onderaannemer/leverancier maatgevend zou zijn. De bedoeling was dus, dat als de betreffende werf zich blijkens het contract met de opdrachtgever/onder-aannemer/leverancier had verplicht om het schip/werk/de leverantie te verzeke-ren, er dekking onder de Damenpolis zou zijn, en dat als de betreffende werf zich daartoe niet had verplicht, er dus geen dekking onder de Damenpolis zou zijn.
Met andere woorden was het de bedoeling van Damen dat er alleen all risks-dekking (voor anderen dan de werf, wiens aansprakelijkheid altijd is gedekt) zou zijn als de betreffende werf zich in het onderliggende contract met de op-drachtgever/onderaannemer/leverancier tot verzekering van het schip/werk/de leverantie heeft verplicht.
De samengestelde premie voor de Damengroep was gebaseerd op de verhouding tussen nieuwbouw projecten (waarbij de werf doorgaans een all risks-dekking biedt) en reparatie's, waaronder ombouw-, onderhouds- en garantieklussen (waarbij doorgaans uitsluitend aansprakelijkheidsdekking voor de werf onder toepasselijkheid van condities geldt). Als ze zich in de verhouding nieuwbouw - reparatie werk een substantiële wijziging zou voordoen, zou de premie met in-achtneming van die gewijzigde verhouding worden aangepast.
Ik hoop de bedoelingen van Damen hiermee te hebben verduidelijkt."
3.7
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden naar welk recht moet wor-den beoordeeld of het belang van Mullglen is gedekt op de Damen-polis. Assu-radeuren voeren aan dat tot het moment waarop Mullglen het door haar gepre-tendeerde (contractuele) vorderingsrecht heeft aangetoond, haar vordering moet worden beoordeeld als een niet-contractuele vordering, waarop ingevolge het toe te passen Nederlandse IPR Nederlands recht moet worden toegepast. Mullglen c.s. stellen dat de vraag of het belang van Mullglen is gedekt op de Damen-polis naar Engels recht moet worden beantwoord, maar dat er wel iets te zeggen is voor toepasselijkheid van Nederlands recht, nu de Damen-polis in Nederland is gesloten tussen Nederlandse partijen en uitgaande van in Nederland bestaande gebruiken en bekende risico's. Mullglen c.s. zijn evenwel van oordeel dat zowel naar Nederlands recht als naar het op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke Engelse recht Mullglen heeft te gelden als medeverzekerde op de polis.
3.8
De rechtbank is van oordeel dat naar het door assuradeuren en de verzekering-nemer op de verzekeringsovereenkomst toepasselijk verklaarde recht dient te worden beoordeeld of Mullglen aanspraak kan maken op dekking. Mullglen pretendeert jegens assuradeuren immers geen buitencontractueel vorderings-recht. De aanspraken van Mullglen c.s. zijn gegrond op een bestaande verzeke-ringsovereenkomst, waarin een duidelijke rechtskeuze - voor Engels recht - is ge-daan. Ook de vordering van Church is gegrond op de naar Engels recht te beoor-delen stelling dat het belang van Mullglen is gedekt op de Damen-polis.
3.9
Zowel Mullglen c.s. als assuradeuren hebben informatie verstrekt omtrent het in deze toepasselijke Engelse recht. Mullglen c.s. hebben opinies overgelegd van Clyde & Co en assuradeuren hebben opinies overgelegd van Hill Taylor Dicken-son. Uit deze opinies blijkt dat naar Engels recht geen punt van discussie is dat Mullglen valt binnen de ruime omschrijving van "assured" van de tekst van de Damen-polis. Naar Engels recht is de te beantwoorden vraag vervolgens of Mull-glen gerechtigd is de verzekeringsovereenkomst te bekrachtigen. Die mogelijk-heid bestaat indien de verzekeringnemer, ten tijde van het sluiten van de verze-keringsovereenkomst, de bedoeling had dat de mogelijkheid van bekrachtiging open zou staan voor de categorie derden waartoe Mullglen behoort. Indien dat niet het geval is, zouden zich mogelijk nog vragen van derdenbescherming en uitleg kunnen voordoen. Het standpunt van Mullglen c.s. dat de polis objectief uitgelegd dient te worden, acht de rechtbank in zoverre onjuist.
3.1
Assuradeuren hebben gemotiveerd aangevoerd dat verzekeringnemer en assura-deuren nooit de bedoeling hebben gehad om met betrekking tot de door Visser - of andere Damen-werven - te sluiten reparatieovereenkomsten overeen te ko-men dat de in reparatie te nemen schepen op all risks condities zouden zijn ver-zekerd en dat die dekking mede ten behoeve van die opdrachtgevers zou gelden. Deze stelling hebben assuradeuren met verklaringen van de bij de totstandko-ming van de verzekeringsovereenkomst betrokken personen onderbouwd. Assu-radeuren hebben er voorts op gewezen dat het overeenkomen van een dergelijke ruime dekking ook niet voor de hand lag. In geval van reparatieovereenkomsten is in het algemeen het betreffende schip reeds verzekerd door de eigenaar, zodat dekking op de polis van de werf tot een voor de verzekeringnemer en de verze-kerde(n) in beginsel ongunstige dubbele dekking (immers: dubbele premie) zou leiden. Juist omdat er in geval van reparatieovereenkomsten in het algemeen al een casco-verzekering voor het te repareren schip bestaat, was het de bedoeling van de contractsluitende partijen dat reparatieovereenkomsten op basis van de VNSI-voorwaarden zouden worden gesloten, waarmee werd beoogd het risico van het schip ook gedurende de reparatietermijn zoveel mogelijk te (blijven) leg-gen bij de opdrachtgever. In de overgelegde verklaringen is er ook op gewezen dat bij de premiestelling ter zake van de Damen-polis met de beperkte dekking inzake reparatieovereenkomsten rekening is gehouden.
3.11
Mullglen c.s. hebben de onder 3.11 hiervoor weergegeven stellingen van assura-deuren met betrekking tot de bedoelingen van de contracterende partijen niet voldoende gemotiveerd betwist. Mullglen c.s. stellen weliswaar dat geen verkla-ringen van Damen en/of Visser zijn overgelegd, dat niet blijkt wat Damen en/of Visser hebben beoogd en dat het er alle schijn van heeft dat de verklaring van [X] en verzekeraars slechts ten doel hebben om te trachten aan de consequenties van de ruime dekking te ontkomen (pleitnota mr. De Haan onder 27), maar daarmee miskennen Mullglen c.s. dat ook Visser in de onder 3.7 hiervoor ge-noemde brief van 10 september 2002 verklaart dat het schip niet was verzekerd onder de Damen-polis, welk standpunt Visser ook heeft ingenomen in de tussen Mullglen c.s. en Visser in twee instanties gevoerde kort gedingprocedure, waarin Mullglen c.s afgifte van de Damen-polis vorderden. Het door Visser ingenomen standpunt sluit aan op hetgeen is verklaard van de zijde van assuradeuren en van de zijde van Sluyter, de voor de Damen-groep optredende makelaar. Dat de Damen-groep en/of Visser een andere bedoeling had dan de voor haar optre-dende makelaar, is gesteld noch gebleken. De rechtbank neemt derhalve als vast-staand aan dat de verzekeringnemer ten tijde van het aangaan van de verzeke-ringsovereenkomst niet heeft beoogd het belang van de categorie van derden waartoe Mullglen behoort te verzekeren. Dat brengt mee dat Mullglen de verze-keringsovereenkomst in beginsel niet kan bekrachtigen.
3.12
Indien de Damen-polis door Visser zou zijn verstrekt aan een derde als Mullglen met wie zij een reparatieovereenkomst ter zake van een schip sloot, zouden zich wellicht nog vragen van (objectieve) uitleg en derdenbescherming kunnen voor-doen. Mullglen zou dan mogelijk hebben kunnen stellen dat zij is afgegaan en mocht afgaan op de tekst van de polis, nu de bedoelingen van de contractslui-tende partijen ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst voor haar niet kenbaar waren. Mullglen kan echter niet worden aangemerkt als een derde die heeft kennisgenomen van de tekst van de Damen-polis zonder weten-schap dat in de visie van de verzekeraars en verzekeringnemer haar belang niet op die polis was gedekt. De Damen-polis is voor het schadevoorval niet door Vis-ser of door assuradeuren aan Mullglen c.s. (of aan een andere derde) verstrekt. Visser en Sluyter hebben zich jegens Mullglen c.s. ook na het schadevoorval steeds op het standpunt gesteld dat zij geen aanspraak konden maken op inzage in de Damen-polis omdat zij in de visie van Visser en Sluyter aan de betreffende verzekeringsovereenkomst geen rechten konden ontlenen. Niet alleen Visser en Sluyter, maar ook assuradeuren hebben zich steeds op het standpunt gesteld dat het belang van Mullglen niet op de Damen-polis was gedekt. Onder deze om-standigheden konden Mullglen c.s., nadat Mullglen in rechte afgifte van een ko-pie van de Damen-polis van Visser en Sluyter had afgedwongen, louter aan de tekst van de Damen-polis geen in rechte bescherming verdienend vertrouwen ontlenen, dat Mullglen naar de bedoeling van de contractsluitende partijen be-hoorde tot een categorie van derden die gerechtigd is de verzekeringsovereen-komst te bekrachtigen.
3.13
Mullglen c.s. hebben gesteld dat Mullglen aan de omstandigheid dat bij voor-gaande overeenkomsten haar belang wel gedekt was, het vertrouwen mocht ontlenen dat dit ook bij de onderhavige werkzaamheden weer het geval zou zijn (dagvaarding onder 37). Assuradeuren hebben aangevoerd dat Mullglen er in 1998 feitelijk niet op heeft vertrouwd dat het schip gedurende de reparatieperio-de onder de polis van de werf werd gebracht. Assuradeuren hebben erop gewe-zen dat Mullglen het schip in 1997 ter gelegenheid van een omvangrijke en lang-durige ombouw aan de werf aanbood en dat destijds specifiek voor dat geval ex-pliciet tussen partijen werd afgesproken, en in het betreffende contract werd vastgelegd, dat het schip gedurende de lange periode in kwestie door de werf zou worden verzekerd "until delivery by the YARD with a first class Insurance Office or at Lloyd's against all YARD's risks as per Dutch Bourse Policy Clauses 1947" (productie 9 bij conclusie van antwoord onder 11). Assuradeuren hebben voorts aangevoerd dat dit gunstig uitwerkte voor Mullglen omdat zij op basis daarvan (anders dan in 1998) haar eigen, veel duurdere cascopolis tijdelijk heeft kunnen opschorten en premievrij maken.
3.14
Voor zover in de stellingen van Mullglen c.s. al kan worden gelezen dat Mullglen er in 1998 feitelijk op heeft vertrouwd dat haar belang wederom door de werf zou worden verzekerd, is de rechtbank van oordeel dat Mullglen c.s. die stelling in het licht van de gemotiveerde betwisting door assuradeuren niet voldoende ge-motiveerd hebben gehandhaafd. Bovendien staat tussen partijen vast dat Mull-glen en Visser met betrekking tot de reparatie in 1998 niet zijn overeengekomen dat Visser voor verzekering zou zorgdragen. Integendeel, partijen kwamen in 1998 overeen dat het risico van het schip voor de opdrachtgever zou blijven (ar-tikel 9 lid 1 VNSI-condities). Mullglen mocht er derhalve in 1998 niet op vertrou-wen dat Visser voor verzekering van het schip zou zorgdragen. Anders dan in 1997 heeft Mullglen in 1998, gedurende de reparatietermijn, de door haar bij Church afgesloten casco-polis dan ook niet laten opschorten.
3.15
De slotsom is dat het belang van Mullglen niet is gedekt onder de Damen-polis. Dit brengt mee dat de overige stellingen van Mullglen c.s. en de overige verwe-ren van assuradeuren geen behandeling behoeven. De vordering van Mullglen c.s. zal worden afgewezen. Mullglen c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, waarbij de rechtbank geen redenen aanwezig acht om af te wijken van het gebruikelijke liquidatieta-rief.
4. De beslissing
De rechtbank,
wijst de vordering af;
veroordeelt Mullglen c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van assuradeuren bepaald op € 1.875,00 aan vast recht en op € 3.576,00 aan sala-ris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, mr. M. Fiege en mr. C. Bouwman.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[1729; 1694; 204]