R E C H T B A N K R O T T E R D A M
Zaaknummer : 258599
Rolnummer : HA RK 06-54
Uitspraak : 24 april 2006
BESLISSING van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
(hierna aangeduid als [verzoeker]).
strekkende tot wraking van mr. X, rechter in de strafsector van deze rechtbank (hierna aangeduid als de rechter).
- Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 30 maart 2006 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, sector strafrecht, van welke kamer de rechter deel uitmaakt, behandeld de tegen [verzoeker] aanhangig gemaakte strafzaak.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft [verzoeker] uitlatingen gedaan met de strekking dat hij de rechter wraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting van [verzoeker] op het wrakingsverzoek d.d. 21 april 2006, met bijlage.
Gelijktijdig met het verzoek van [verzoeker] heeft de wrakingskamer kennis gekregen van het wrakingsverzoek van de raadsman van [verzoeker], mr. Van Zundert, dat betrekking heeft op de gehele strafkamer, waaronder de rechter.
[Verzoeker] alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en heeft op 19 april 2006, samen met de andere rechters van de strafkamer, een schriftelijke reactie gegeven.
Ter zitting alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen [verzoeker], bijgestaan door mr. B.A. Boer en de officier van justitie mr. De Boer. [Verzoeker] heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht. De officier van justitie heeft mondeling gereageerd op het verzoek.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft [verzoeker] - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Nadat [verzoeker] diverse malen de mond werd gesnoerd om iets te zeggen, is hem bij wijze van uitzondering door de rechter toegestaan zelf kort bepaalde zaken te zijner verdediging naar voren te brengen. Vervolgens heeft de rechter wederom [verzoeker] de mond gesnoerd toen [verzoeker] aangaf eerst nog iets anders te willen zeggen, namelijk dat hij repliek wenste te kunnen geven. Daarvoor was geen plaats en ook gedurende de rest van de zitting zou ik niets meer mogen zeggen, aldus [verzoeker], die aangeeft vervolgens de zittingszaal te zijn uitgelopen. Toen [verzoeker] korte tijd later terugkeerde in de zittingszaal, wilde de rechter hem niet meer toe laten tot de zitting omdat hij afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn en liet hem verwijderen. [Verzoeker] meent dat uit de opstelling en uitlatingen van de rechter volgt dat de rechter partijdig is.
2.2
De rechter heeft aangegeven het wrakingsverzoek niet als een wraking te erkennen omdat [verzoeker] door zijn vrijwillig vertrek niet meer als procesdeelnemer kan worden aangemerkt.
3.1
Allereerst dient te worden beoordeeld of [verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking omdat van het onderhavige verzoek geen melding is gemaakt in het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2006, welk proces-verbaal in beginsel als kenbron van het gebeurde ter terechtzitting dient. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Ter terechtzitting van 30 maart 2006 heeft [verzoeker] blijkens het proces-verbaal het verzoek gedaan om op bepaalde punten zijn eigen verdediging te mogen voeren. De meervoudige kamer heeft [verzoeker] - na schorsing voor beraad - toegestaan om het gevoerde preliminaire verweer kort en zakelijk toe te lichten. Volgens de rechter heeft [verzoeker] tot twee keer toe geweigerd in te gaan op het verzoek om bedoelde standpunten nader toe te lichten, zo volgt uit de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek. [Verzoeker] heeft aangegeven dat hij, alvorens zijn standpunten toe te lichten aan de meervoudige strafkamer, eerst wenste te benadrukken dat hij gelegenheid wilde hebben tot repliek, doch dat de rechter hem daartoe niet aan het woord wilde laten komen. De rechter heeft toen blijkens het proces-verbaal aangegeven dat hij hem voor het overige niet aan het woord zal laten. [Verzoeker] is vervolgens opgestaan, heeft gezegd dat hij niet wenste mee te doen “aan deze onzin” en heeft de zittingszaal voor korte tijd, circa 4/5 minuten, verlaten.
[Verzoeker] is vervolgens de zittingszaal weer binnengetreden, hetgeen volgens het proces-verbaal van de terechtzitting “zonder toestemming” geschiedde. Op verzoek van de rechter heeft de bodedienst [verzoeker] uit de zittingszaal begeleid. Daaromtrent is blijkens het proces-verbaal geen toelichting gegeven door de rechter aan [verzoeker] terwijl evenmin vragen zijn gesteld door de rechter aan [verzoeker]. Tijdens zijn verwijdering heeft [verzoeker], zo volgt uit zijn toelichting op het wrakingsverzoek en uit de schriftelijke reactie van de rechter(s), gezegd de rechter te wraken.
Anders dan de meervoudige strafkamer, beschouwt de wrakingskamer het verzoek van [verzoeker] tot wraking van de rechter als gedaan ter terechtzitting. Immers, het vrijwillig vertrek uit een zittingszaal kan niet beschouwd worden als een “afstand doen” van het fundamentele recht ter terechtzitting aanwezig te zijn, zeker niet wanneer dat kennelijk in een emotionele toestand is gebeurd en zonder dat de rechter is nagegaan of [verzoeker] zulks heeft gedaan in het besef van de betekenis ervan. Uit de geschetste situatie kan dan ook bezwaarlijk worden geconcludeerd dat [verzoeker] zijn recht om als verdachte aanwezig te zijn ter terechtzitting heeft prijsgegeven.
De uitlating van [verzoeker] dat hij de rechter wraakt, moet dan ook worden gezien als een verzoek tot wraking gedaan ter terechtzitting door een procesdeelnemer. [Verzoeker] is mitsdien in zoverre ontvankelijk in zijn verzoek.
3.2
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Het middel is toegekend aan een gedingvoerende partij die wenst te voorkomen dat uitspraak wordt gedaan door de rechter voor wie het geding wordt gevoerd.
Hieruit volgt dat voor toewijzing van een wrakingsverzoek in ieder geval vereist is dat gerechtvaardigde vrees bestaat voor het in het gedrang komen van de rechterlijke onafhankelijkheid of onpartijdigheid.
3.3
Aan de door [verzoeker] aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.4
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij [verzoeker] bestaande vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De wijze waarop de terechtzitting van 30 maart 2006 is verlopen, heeft niet voldoende waarborgen geboden om een gerechtvaardigde twijfel van partijdigheid uit te sluiten. Daartoe is in het bijzonder van belang de omstandigheid dat [verzoeker] niet de verdediging kon voeren op een wijze die hij met zijn raadsman had afgesproken en dat [verzoeker] vervolgens, na vertrek uit de zittingszaal, bij de verdere behandeling van zijn zaak niet meer werd toegelaten als procespartij. Deze omstandigheden hebben bij [verzoeker] de schijn kunnen doen opwekken dat de rechter niet langer onpartijdig zou zijn met betrekking tot de verdere behandeling van zijn zaak.
De wraking is mitsdien gegrond. Het verzoek wordt toegewezen.
wijst toe het verzoek tot wraking van mr. X.
Deze beslissing is gegeven op 24 april 2006 door mr. M.J.A.M. Ahsmann, voorzitter,
mr. L.A.C. van Nifterick en mr. J. Sap, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. S. Lankhaar, griffier.
De griffier is afwezig en is derhalve buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.