1. NSI is eigenaar van het kantoorpand aan de Westblaak 180 te Rotterdam.
2. Van dit pand is bij huurovereenkomst d.d. 28 november 2002/6 december 2002 circa 3.361 m2 kantoorruimte op de derde verdieping, 16 m2 archiefruimte en 46 parkeerplaatsen verhuurd aan de gedagvaarde Rotterdams Dagblad B.V., van wie AD de rechtsopvolgster is.
3. Artikelen 3.1, 3.2, 3.3 en 12 van de huurovereenkomst luiden als volgt:
”3.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 7 jaar, ingaande op 1 september 2002 en lopende tot en met 31 augustus 2009.
3.2 Na het verstrijken van de in 3.1 genoemde periode wordt deze overeenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van 5 jaar, derhalve tot en met 31 augustus 2014. Deze overeenkomst wordt vervolgens voortgezet voor aansluitende perioden van telkens 5 jaar.
3.3 Beëindiging van deze overeenkomst vindt plaats door opzegging tegen het einde van een huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste 12 maanden. (zie ook bijzondere bepaling artikel 12).
12. In aanvulling op artikel 3.3 van onderhavige overeenkomst krijgt huurder het recht om per 1 september van enig huurjaar de huurovereenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van twee jaar. Dit recht is slechts van kracht in het uitzonderlijke geval van een reorganisatie waarbij door huisvestingsintegratie het Rotterdams Dagblad B.V. gehuisvest wordt in een andere locatie te samen met andere onderdelen van PCM Uitgevers N.V.”
4. Een vergelijkbare clausule bevatte de allonge d.d. 29 mei 1998 bij de huurovereenkomst die aan de onderhavige voorafging en die was gesloten tussen de rechtsvoorgangster van NSI en Rotterdams Dagblad B.V. Artikel 2 a en b van deze allonge verschafte Rotterdams Dagblad B.V. het recht om de huurovereenkomst te verlengen. Artikel 3 van de allonge luidt als volgt:
”Huurder wordt geacht van het recht, zoals vermeld onder artikellid 2.a, gebruik te hebben gemaakt tenzij hij uiterlijk 2 jaar voor het einde van de huurtijd c.q. de verlengde huurtijd per aangetekende brief aan verhuurder kennis heeft gegeven dat hij de huurovereenkomst wenst te beëindigen, welke beëindiging slechts kan geschieden om redenen van reorganisatie met betrekking tot de huisvestingsintegratie van het Rotterdams Dagblad B.V. met andere onderdelen van PCM Uitgevers NV, gehuisvest in het gebouw Marten Meesweg 35.”
5. Bij aangetekende brief van 14 mei 2004 heeft Rotterdams Dagblad B.V. de onderhavige huurovereenkomst onder verwijzing naar artikel 12 van het contract gedeeltelijk opgezegd per 1 september 2004, “i.v.m. een huisvestingsintegratie van het Rotterdams Dagblad op een andere locatie.” Dit betrof ong. 940 m2 op de derde verdieping en ong. 45 m2 op de begane grond.
6. Bij schrijven van 23 juni 2004 heeft NSI zich op het standpunt gesteld dat opzegging van een deel van de huurovereenkomst niet mogelijk is en dat artikel 12 van de huurovereenkomst ziet op het opzeggen van de gehele huurovereenkomst.
7. In reactie op het schrijven d.d. 23 juni 2004 van NSI heeft AD bij aangetekend schrijven van 10 augustus 2004 aan NSI medegedeeld dat AD de huur van het onderhavige pand in zijn geheel wenst op te zeggen per 1 september 2004. Bij schrijven van 21 december 2004 heeft AD NSI bericht dat zij in de brief van 10 augustus 2004 abusievelijk heeft opgezegd tegen 1 september 2004 en dat dit moet zijn: 1 september 2006.
8. Bij brief van 9 december 2004 heeft NSI AD er op gewezen dat zij de huurovereenkomst niet als opgezegd beschouwt.
9. Op 25 april 2005 bericht NSI AD onder meer het volgende:
“(…) Wij gaan ervan uit dat het Rotterdams Dagblad gehuisvest zal blijven in het kantoorgebouw aan de Westblaak 180 en er op dit moment een verzoek ligt van het Rotterdams Dagblad om de derde verdieping voortijdig af te stoten. Dit is destijds ook zo door u verwoord in ons eerste gesprek wat al plaats vond in mei 2004.
De hierna door u toegestuurde opzeggingsbrief is niet conform het gestelde in de met het Rotterdams Dagblad gesloten huurovereenkomst. Wij beschouwen de huurovereenkomst derhalve niet als opgezegd. (…)”
10. Bij brief van 2 mei 2005 heeft mr M.B. Kramer (Juridische Zaken PCM Uitgevers B.V.) NSI bericht “(…) dat Rotterdams Dagblad als zelfstandig dagblad zeer waarschijnlijk zal verdwijnen, om op te gaan in een nieuw te verschijnen dagblad. Aangezien het nog volstrekt onduidelijk is wat de gevolgen zullen zijn voor de huisvesting, kunnen hierover nog geen concrete afspraken worden gemaakt. (…)
Wat de opzegging betreft kan ik u berichten dat deze wel degelijk overeenkomstig de opzegbepalingen (artikelen 3.3, 3.4 en 12) heeft plaatsgevonden. De huurovereenkomst is rechtsgeldig opgezegd per 1 september 2006. (…)”
11. Aan de brief d.d. 10 mei 2005 waarmee NSI reageert op vorenbedoeld schrijven van 2 mei 2005 wordt het volgende ontleend:
“(…) Uit het gesprek wat is gevoerd (…) op 10 mei 2004 alsmede uit de gestuurde brieven d.d. 14 mei 2004 en 10 augustus 2004 is duidelijk op te maken dat het niet de wens was van het Rotterdams Dagblad de huurovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 12 van de overeenkomst.
Toentertijd was slechts sprake van de wens om een deel van de gehuurde kantoorruimte af te stoten waarbij het Rotterdams Dagblad in afgeslankte vorm verder zou blijven huren in het kantoorpand aan de Westblaak 180 te Rotterdam. Artikel 12 voorzag en voorziet er niet in om ook in een dergelijke situatie de huur tussentijds op te zeggen, zodat u geen beroep op artikel 12 open stond en staat.
Immers, artikel 12 uit de met het Rotterdams Dagblad gesloten huurovereenkomst kan slechts worden aangewend in het ‘uitzonderlijk geval van een reorganisatie waarbij door huisvestingsintegratie het Rotterdams Dagblad B.V. gehuisvest wordt op een andere locatie samen met andere onderdelen van PCM Uitgevers NV’. Nogmaals, uit de hierboven genoemde brieven is duidelijk af te leiden dat hiervan geenszins sprake is en de huurovereenkomst derhalve niet op deze grond kon en kan worden opgezegd. Overigens merken wij op dat artikel 12 uit de huurovereenkomst ook niet voorziet in een opzegging op grond van de door u geschetste reden uit de brief van 2 mei 2005.
Kort samengevat betekent dit dat wij u onverkort zullen houden aan alle verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst d.d. 1 september 2002. (…)”
12. De directeur van AMG Algemene Media Groep B.V., onderdeel van PCM Uitgevers N.V., berichtte NSI bij bij brief van 10 juni 2005 onder meer het volgende:
“(…) Zoals we tijdens ons gesprek van 8 juni jl. hebben afgesproken hierbij een weergave van de besproken punten.
Op basis van uw reactie van 23 juni 2004 is door Rotterdams Dagblad B.V. besloten om de totale huurovereenkomst van het pand Westblaak 180, 3012 KN Rotterdam op te zeggen per 1 september 2006. Dit i.v.m. een huisvestingsintegratie van het Rotterdams Dagblad op een andere locatie, t.w. Marten Meesweg 35 te Rotterdam, welk pand wordt gehuurd door PCM Uitgevers. Hierbij verwijzend naar en gebruik makend van artikel 12 van de huurovereenkomst.
Samen hebben we geconcludeerd dat de huurovereenkomst wel degelijk rechtsgeldig is opgezegd per 1 september 2006. Rotterdams Dagblad zal dan ook het gehuurde conform het bepaalde in de huurovereenkomst leeg opleveren.
Ik heb kenbaar gemaakt dat Rotterdams Dagblad mogelijk nog een beperkte ruimte zou willen huren in voornoemd kantoorpand t.b.v. de Stadsredactie. Dit zou dan geschieden op basis van een nieuw te sluiten huurovereenkomst. Over de voorwaarden hiervan zouden de partijen nog moeten onderhandelen. (…)”
13. Bij brief van 22 juni 2005 bericht NSI AD onder meer het volgende:
“(…) Wij ontvingen uw brief d.d. 10 juni 2005 in goede orde waarin u ons gesprek van 8 juni jl. bevestigd. Hetgeen u echter stelt in de derde alinea van uw brief heeft mij bijzonder verbaasd. Wij hebben absoluut niet samen geconcludeerd dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd per 1 september 2006. (…)”
14. Op 12 september 2005 heeft NSI aan AD de inhoud van een gesprek tussen partijen d.d. 31 augustus 2005 schriftelijk bevestigd. Deze brief bevat onder meer de volgende passage:
“(…) Tijdens deze bespreking heeft u aangegeven de discussie over het wel of niet rechtsgeldig opzeggen van de huurovereenkomst te willen beëindigen en heeft u ons de volgende keuze gelaten:
1. Indien wij ons standpunt handhaven dat destijds niet rechtsgeldig is opgezegd, zal het Rotterdams Dagblad met al haar personeel verhuizen naar het kantoorpand van PCM Uitgevers aan de Marten Meesweg te Rotterdam;
2. Indien wij de opzegging alsnog accepteren, is het Rotterdam Dagblad bereid ca. 1200 m2 kantoorruimte te blijven huren op de Westblaak. (…)”