ECLI:NL:RBROT:2006:AW4587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
219744 / HA ZA 04-1868
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst tussen RET en Helmut Mauell GmbH wegens wanprestatie en fatale termijnen

In deze zaak vorderde de Rotterdamse Elektrische Tram (RET) de ontbinding van een overeenkomst met Helmut Mauell GmbH, die betrekking had op de levering van een BedrijfMeldSysteem (BMS). RET stelde dat Mauell zijn verplichtingen niet was nagekomen door fatale termijnen te overschrijden. De overeenkomst was op 8 juni 2000 gesloten, met een afgesproken opleverdatum van 30 juni 2001. Mauell had herhaaldelijk nieuwe planningen gepresenteerd, maar deze werden niet nagekomen. RET stelde Mauell in gebreke en eiste dat de verplichtingen alsnog werden nagekomen. Mauell betwistte de vorderingen van RET en stelde dat de ontbinding onterecht was.

De rechtbank oordeelde dat de fatale termijnen in de overeenkomst als bindend moesten worden beschouwd. RET had Mauell op 18 januari 2002 in gebreke gesteld en had hem tot 15 februari 2002 de gelegenheid gegeven om alsnog te presteren. De rechtbank concludeerde dat Mauell niet tijdig had geleverd en dat RET gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank wees de vorderingen van Mauell in reconventie af, omdat de ontbinding rechtsgeldig was. RET werd in het gelijk gesteld en de rechtbank verklaarde dat de door RET betaalde bedragen onverschuldigd waren, en dat Mauell geen recht had op betaling voor meerwerk, aangezien de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden. De zaak werd naar de rol verwezen voor verdere behandeling van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 219744 / HA ZA 04-1868
Uitspraak: 29 maart 2006
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
in het bijzonder de Rotterdamse Elektrische Tram,
zetelende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. R.W. van Harmelen,
advocaat mr. M.C. de Swart te Rotterdam,
- tegen -
de vennootschap naar vreemd recht
HELMUT MAUELL GMBH,
gevestigd te Velbert, Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.H.A.M. Scheiffers,
advocaat: mr. J.A. Spigt.
Partijen worden hierna aangeduid als "RET" respectievelijk "Mauell".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 27 april 2004 en de door RET overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met pro-ducties;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in recon-ventie, met producties;
- conclusie van dupliek in reconventie, met producties;
- de ter zitting van 2 februari 2006 door partijen overgelegde pleitnotities.
2. Het geschil in conventie
De vordering in conventie luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat RET de overeenkomst van 8 juni 2000 en de daar-uit voortvloeiende overeenkomst van 18 december 2002 rechtsgeldig heeft ontbonden;
2. te verklaren voor recht dat RET de bankgaranties met nummers 470/6880, 470BGI0100760 en 470BGI0100761 rechtsgeldig heeft ingeroepen;
3. Mauell te veroordelen tot betaling van € 41.712,00 ter zake van door RET ten onrechte betaalde opleidingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der verschuldigdheid, te weten vanaf 16 sep-tember 2003, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele vol-doening;
4. Mauell te veroordelen om aan RET te voldoen een bedrag van € 3.004.465,00 ter zake van geleden schade over de jaren 2002 en 2003, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der verschuldigdheid, te we-ten vanaf 16 september 2003, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Mauell te veroordelen om aan RET een schadevergoeding te betalen voor geleden en te lijden schade over de jaren 2004 en 2005, nader op te maken bij staat;
6. Mauell te veroordelen tot vergoeding van de schade als genoemd in punt 36 van de dagvaarding, nader op te maken bij staat;
7. Mauell te veroordelen om aan RET een bedrag van totaal € 5.536,00 te vol-doen ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten;
8. Mauell te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Mauell heeft de vordering van RET gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van RET in de kosten van het geding.
3. Het geschil in reconventie
De vordering in reconventie luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, RET te veroordelen:
1. tot betaling van een bedrag van € 2.294.875,00, zijnde de door haar verschul-digde koopsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid, althans vanaf 16 september 2003, althans vanaf de dag dat de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in recon-ventie is genomen (18 augustus 2004), zulks tot aan de dag der algehele vol-doening;
2. tot betaling van een bedrag van € 981.551,19, zijnde het door Mauell gelever-de meerwerk tot en met april 2002, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid, althans vanaf 30 mei 2002, althans vanaf 16 september 2003, althans vanaf de dag dat de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie is genomen (18 augustus 2004), zulks tot aan de dag der algehele voldoening;
3. tot betaling van een bedrag van € 375.000,00, zijnde het door Mauell gelever-de meerwerk vanaf december 2002, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid, althans vanaf 16 september 2003, althans vanaf de dag dat de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie is genomen (18 augustus 2004), zulks tot aan de dag der algehele voldoening;
4. tot vergoeding van de door Mauell geleden schade als gevolg van de ontbin-ding van de overeenkomsten door RET, zulks op te maken bij staat en te ver-effenen volgens de wet, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid, althans vanaf 16 september 2003, althans vanaf de dag dat de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie is genomen (18 augustus 2004), zulks tot aan de dag der algehele voldoening;
5. in de kosten van de procedure in reconventie.
RET heeft de vordering van Mauell gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Mauell in de kosten van het geding.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1
Gelet op de nauwe samenhang tussen de geschillen in conventie en in recon-ventie zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2
Tussen partijen staan, voor zover van belang, de volgende feiten vast:
a. Partijen hebben met elkaar onderhandeld teneinde een overeenkomst te sluiten volgens welke Mauell aan RET een BedrijfMeldSysteem (hierna: "BMS") zou leveren. Deze onderhandelingen hebben erin geresulteerd dat een overeenkomst tot stand is gekomen (productie 1 bij dagvaarding; hierna: "de overeenkomst"). RET heeft de overeenkomst op 4 augustus 2000 onder-tekend en aan Mauell geretourneerd.
b. Uit hoofde van de overeenkomst was Mauell gehouden een in de praktijk deugdelijk, betrouwbaar, flexibel en eenvoudig uit te breiden systeem te leve-ren, dat zou voldoen aan het Programma van Eisen (hierna: "PvE").
c. Artikel 3 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Tijdsbepalingen". Dit ar-tikel luidt als volgt:
"3.1 De projectplanning voor verrichtingen is opgenomen in bijlage 3 en maakt deel uit van de overeenkomst.
3.2 In de projectplanning genoemd in het voorgaande lid is een aantal fatale termijnen genoemd waarin de daarmee samenhangende verplichtingen gerealiseerd moeten zijn.
3.3 Als fatale termijn zullen in ieder geval worden aangemerkt:
a. De uiterste datum waarop het prototype van de MMI voor testen gereed is.
b. De uiterste data waarop het Systeem of delen daarvan gereed voor Fabriekscontrole dient te zijn.
c. De uiterste data waarop het Systeem of delen daarvan bedrijfsge-reed voor Afname dient te zijn.
d. De uiterste data waarop het Systeem of delen daarvan dient te zijn afgenomen.
e. De uiterste data waarop de documentatie aan de RET dient te zijn geleverd.
Deze data ligt uiterlijk twee maanden na de data benoemd in ar-tikel 3.3 sub d.
f. De uiterste data waarop alle technische opleidingen en eindge-bruikersopleidingen moeten zijn voltooid.
g. De uiterste data waarop hard- en software voor onderhoud, zoals beschreven in deze overeenkomst aan de RET dienen te zijn gele-verd.
3.4 De leverancier spant zich tot het uiterste in om het Systeem op 30 juni 2001 voor afname gereed te hebben."
d. De in bijlage 3 bij de overeenkomst opgenomen projectplanning omvat een drietal elkaar opvolgende fasen (0, 1 en 2). Fase 0 betreft de afronding van de offertefase. Fase 1 zou een doorlooptijd van vijf tot zes maanden hebben. Fa-se 2 zou een doorlooptijd van negen tot tien maanden hebben.
e. Artikel 4 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Directie/vertegen-woor-diging/projectleiding en rapportage/projectrealisatie". Artikel 4 vermeldt on-der meer het volgende:
"4.4.4 Indien de voortgang van de werkzaamheden vertraging dreigt te gaan ondervinden c.q. heeft ondervonden, zal de leverancier hiervan zo spoe-dig mogelijk schriftelijk aan de RET melding maken en daarbij aangeven de oorzaak van de vertraging, en ook de door de leverancier voorgestelde maatregelen om de dreigende vertraging te voorkomen of ongedaan te maken."
f. Artikel 7 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Boete". Artikel 7 vermeldt het volgende:
"7.1 Indien het opleveringsdocument van de zaken en/of goederen genoemd in artikel 3.3 sub c, d, e, f niet op de in de projectplanning vermelde ui-terste datum van Afname (of andere gemaakte tijdafspraken) kan wor-den ondertekend is de leverancier aan de RET een boete verschuldigd van HFL. 3.000,- per dag dat de overschrijding voortduurt met een maximum van 7,5% van de totale orderprijs exclusief BTW. De boete is onmiddel-lijk, zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst opeisbaar en verrekenbaar.
7.2 Wanneer de RET een boete wil heffen zal zij daartoe een factuur aan de leverancier sturen."
g. Artikel 11 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Wijzigingen". Artikel 11 vermeldt onder meer het volgende:
"11.1 De directie is gerechtigd te verlangen dat in het ontwerp, de constructie of de specificaties, wijzigingen worden aangebracht. De leverancier zal zo spoedig mogelijk nadat de directie een dergelijk verzoek heeft gedaan schriftelijk opgave doen van de gevolgen van de wijziging voor de prijs en de leveringstermijn en andere relevante factoren. De leverancier verschaft op verzoek van de RET inzicht in de opbouw en berekening van de mo-gelijke prijsaanpassing."
h. Artikel 15 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Aansprakelijkheid". Arti-kel 15 vermeldt onder meer het volgende:
"15.1 Indien één der partijen tekort komt in de nakoming van één of meer van zijn verplichting(en) uit deze overeenkomst, zal de andere partij hem deswege in gebreke stellen, tenzij nakoming van de betreffende verplich-tingen reeds blijvend onmogelijk is, in welk geval de nalatige partij on-middellijk in gebreke is. Ingebrekestelling zal schriftelijk geschieden waarbij aan de nalatige partij een redelijke termijn zal worden gegund om alsnog zijn verplichtingen na te komen.
15.2 De partij die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn ver-plichting(en) is tegenover de andere partij aansprakelijk voor vergoeding van de door de andere partij geleden c.q. te lijden schade."
i. Artikel 18 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Tussentijdse beëindi-ging". Artikel 18 vermeldt onder meer het volgende:
"18.1 De RET is bevoegd deze overeenkomst zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst of nadere ingebrekestelling geheel of gedeeltelijk te beëindi-gen wanneer:
(…)
c Door een tekortkoming van de leverancier van een of meer overeengeko-men uiterste data, zoals opgenomen in de projectplanning met meer dan zes maanden wordt overschreden.
d De leverancier zich overigens schuldig maakt aan grove tekortkomingen welke hem kunnen worden toegerekend.
18.2 Tussentijdse beëindiging geschiedt per aangetekend schrijven.
18.3 Zonder zelf in enig geval van tussentijdse beëindiging zoals in lid 1 be-doeld tot schadevergoeding te zijn gehouden, heeft de RET recht op ver-goeding van de schade die door de beëindiging mocht ontstaan."
j. Artikel 20 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Enige overeenkomst". Artikel 20 bepaalt onder meer het volgende:
"20.1 Deze overeenkomst wordt geacht al datgene wat tussen partijen is over-eengekomen te bevatten. Alle voorgaande correspondentie en overige voor de ondertekening van deze overeenkomst gewisselde stukken hebben hun geldigheid verloren door ondertekening van deze overeenkomst. Eventueel door de leverancier gebruikte algemene voorwaarden of soort-gelijke regelingen zijn niet van toepassing op de relatie tussen partijen.
20.2 De bij deze overeenkomst behorende bijlagen maken integraal deel uit van deze overeenkomst en zijn als volgt ingedeeld: (...)
20.3 Ingeval van strijdigheid tussen het bepaalde in deze overeenkomst en een van de bijbehorende bijlagen, prevaleert het gestelde in deze overeen-komst.
20.4 In geval van strijdigheid tussen het gestelde in de bijlagen onderling pre-valeert datgene wat is bepaald in de bijlagen die als eerste hierboven is vermeld. Bijlage 1 prevaleert boven bijlage 2, enz."
k. Artikel 22 van de overeenkomst heeft het opschrift: "Toepasselijk recht". Arti-kel 22 bepaalt het volgende:
"22.1 Deze overeenkomst en eventuele nadere overeenkomsten die eruit voort-vloeien zijn onderworpen aan en zullen worden uitgelegd naar Neder-lands Recht.
22.2 De "Eenvormige wet inzake de internationale koop van roerende za-ken"en het "Weens Koopverdrag" zijn niet van toepassing."
l. Naar aanleiding van een verzoek van RET in juli 2000 om het BMS aan te stu-ren met een camera toezicht systeem (hierna: "CTS") heeft Mauell RET be-richt dat dit een extra doorlooptijd van drie maanden zou betekenen. Naar aanleiding van andere verzoeken van RET tot aanpassingen en/of meerwerk heeft Mauell aan RET geen opgaven verstrekt van consequenties voor de doorlooptijd.
m. Een aangetekend verzonden brief van 18 januari 2002 van RET aan Helmut Mauell B.V. vermeldt het volgende (productie 3 bij dagvaarding):
"Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende.
Op 8 juni 2000 zijn de RET en Helmut Mauell GmBH een overeenkomst aange-gaan waarbij Helmut Mauell zich verplichtte tot levering van een BedrijfMeld-Systeem (Systeem). In de overeengekomen planning was opgenomen dat het Systeem op 30 juni 2001 voor afname gereed zou zijn en dat 1 september 2001 de fatale datum in de zin van artikel 3.3. onder d zou zijn. In de loop van de tijd is de planning gewijzigd in 1 december 2001.
Vervolgens werd door u op 6 augustus 2001 een nieuwe planning geleverd waarbij als nieuwe datum was opgenomen de derde week van december, met dien verstande dat deze levering slechts een werkende basisversie van het sys-teem inhield en dat later de finale versie zou worden afgerond.
In september werd u duidelijk dat u ook deze data niet kon halen en kwam u op 27 september met een nieuwe planning, waarbij als nieuwe einddatum voor de basisversie was opgenomen 14 januari 2002 en voor de finale versie eind juli 2002. Om deze einddatum te kunnen halen werd de basisversie van het systeem verder uitgekleed en zou de RET tussentijds fabriekskeuringen doen van delen van de levering.
Daarmede kwam het project onder grote druk te staan, omdat daarmede de kritieke datum van ingebruikneming van het systeem, t.w. 15 februari werd be-naderd.
Thans moeten wij vaststellen dat de datum van 14 januari 2002 wederom niet is gehaald. Dit ondanks het feit dat wij u meerdere malen gewezen hebben op het feit dat deze einddatum van zeer groot belang is. Daarmede bent u uw ver-plichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst en de op basis hiervan ge-maakte afspraken niet nagekomen.
Op grond hiervan stellen wij u thans in gebreke en sommeer ik u uw verplich-tingen, onder meer het leveren van de afgesproken werkende basisversie, alsnog voor 15 februari 2002 na te komen. Bij gebreke van deze levering stelt de RET u aansprakelijk voor alle door haar geleden en te lijden schade, waaronder begre-pen rente en gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, alsmede alle werkelijk gemaakte kosten voor juridische bijstand. In dit verband wil ik u reeds wijzen op het feit dat de RET bij gebreke van voornoemde levering genoodzaakt zal zijn tot het treffen van kostbare noodvoorzieningen.
Naast deze schadeloosstelling zal de RET bij gebreke van deze levering overwe-gen om de toepasselijke boete te effectueren.
Niettemin hoop ik dat de RET niet tot bovenstaande maatregelen behoeft over te gaan. Dit zal echter mede afhangen van het gesprek van 22 januari 2002 en ga-ranties welke Mauell aan de RET kan overleggen."
n. Gedurende 2002 heeft omtrent de planning nader overleg en correspondentie tussen partijen plaatsgevonden. Dit heeft er uiteindelijk, omstreeks het vierde kwartaal van 2002, in geresulteerd dat partijen een externe projectbegeleider hebben aangesteld. Vervolgens hebben partijen, op 18 december 2002, een aantal afspraken vastgelegd, waaronder de volgende (productie 7 bij dag-vaarding):
"5. In June, Mauell will provide a working system, what means that this system can be used in operation by RET."
o. In de periode mei-juni 2003 zijn testen uitgevoerd. Deze brachten zodanige tekortkomingen aan het licht, dat ervan werd afgezien het systeem in Rotter-dam te installeren.
p. Bij aangetekend verzonden brief van 16 september 2003 heeft RET Mauell als volgt bericht (productie 11 bij dagvaarding):
"Hierbij deel ik u mee dat de directie van de RET zich gedwongen ziet de over-eenkomst inzake de aanschaf van een BedrijfMeldSysteem met gebruikmaking van artikel 18 van deze overeenkomst bij deze middels ontbinding te beëindi-gen. De reden hiervan is dat Mauell de overeengekomen uiterste data voortdu-rend heeft overschreden en overschrijdt. Deze overschrijdingen zijn zelfs van dien aard dat thans, circa twee jaar na de beoogde afnamedatum, nog steeds geen werkend systeem door Mauell is en naar nu wel vaststaat op zeer korte termijn zal worden geleverd. Dit ondanks de toezeggingen daaromtrent.
Voorts stelt de directie vast dat Mauell ook ernstig tekort is geschoten in infor-matieverstrekking en meldingsplicht.
Op de ernst en de gevolgen van het bovenstaande heeft de RET u voortdurend gewezen. Echter zonder resultaat. Dit heeft tot gevolg dat de RET geen vertrou-wen meer heeft in Mauell.
Zoals u reeds meerdere malen is meegedeeld, brengt Mauell met zijn handelwij-ze de RET veel schade toe. Voor deze schade en de te lijden schade, alle interne en externe kosten daaronder begrepen, stelt de RET Mauell aansprakelijk.
De RET onderzoekt en begroot thans de financiële gevolgen van bovenstaande.
Na afronding hiervan zal hierop worden teruggekomen."
q. RET heeft aan Mauell een bedrag voldaan van € 1.147.437,50, gelijk aan de helft van de koopprijs van het BMS. RET heeft ten laste van Mauell een drie-tal bankgaranties ingeroepen, welke een bedrag vertegenwoordigen van (eveneens) in totaal € 1.147.437,50.
4.3
RET grondt haar vordering in conventie op toerekenbare niet-nakoming door Mauell. RET stelt dat zij als gevolg van het overschrijden door Mauell van fatale termijnen van de overeenkomst en de aanvullende afspraken van 18 december 2002, gerechtigd was de tussen partijen totstandgekomen overeenkomsten bui-tengerechtelijk te ontbinden. RET vordert de uit hoofde van de overeenkomst(en) reeds door haar betaalde bedragen als onverschuldigd betaald terug, in verband waarmee zij vordert dat voor recht wordt verklaard dat zij de onder 4.2 onder q hiervoor genoemde bankgaranties rechtsgeldig heeft ingeroepen. Daarnaast vor-dert RET schadevergoeding.
4.4
Mauell grondt haar vordering in reconventie eveneens op de overeenkomst(en) en op toerekenbare niet-nakoming door RET. In de visie van Mauell heeft RET de tussen partijen totstandgekomen overeenkomsten niet rechtsgeldig ontbon-den en is RET gehouden tot betaling van de aan Mauell verschuldigde koopsom, een bedrag aan meerwerk, en tot vergoeding van de door Mauell als gevolg van de onterechte ontbinding geleden en te lijden schade.
4.5
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of RET de tussen partijen totstandgekomen overeenkomsten rechtsgeldig heeft ontbonden.
4.6
RET beroept zich op artikel 18 lid 1 onder c van de overeenkomst. Derhalve dient in beginsel te worden beoordeeld of, ten tijde van het inroepen van de ontbin-ding door RET, door een tekortkoming van Mauell een of meer "uiterste data", zoals opgenomen in de projectplanning, met meer dan zes maanden werd(en) overschreden.
4.7
RET stelt dat de uit de projectplanning voortvloeiende termijnen zijn ingegaan op de op het voorblad van de overeenkomst vermelde datum van 8 juni 2000. Mauell voert daartegen aan dat de overeenkomst eerst op 4 augustus 2000 is on-dertekend. De rechtbank acht de stelling van RET dat de overeenkomst reeds in juni 2000 is ingegaan, ook al is deze eerst op 4 augustus 2000 ondertekend (con-clusie van repliek/antwoord onder 1), onjuist. Uit artikel 20.1 van de overeen-komst volgt dat de overeenkomst door ondertekening daarvan door partijen tot stand is gekomen. Uit de projectplanning blijkt bovendien dat fase 1 ingaat "na ondertekening van de overeenkomst" (bijlage 3 bij de overeenkomst, pagina 6; productie 1 bij dagvaarding). De rechtbank is derhalve van oordeel dat de uit de projectplanning voortvloeiende termijnen zijn ingegaan op 4 augustus 2000.
4.8
Volgens de door Mauell opgestelde planning zou de doorlooptijd van fase 1 vijf tot zes maanden bedragen en zou de doorlooptijd van fase 2 negen tot tien maanden bedragen. Uit artikel 3 van de overeenkomst vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort, dat de uit de projectplanning voortvloeiende maximum-doorlooptijden als fatale termijnen dienen te worden aangemerkt. Mauell heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij de uiterste data die voortvloeiden uit de in de planning geprognosticeerde termijnen mocht beschouwen als streefdata, en dat zij deze niet behoefte te be-schouwen als "uiterste data" in de zin van artikel 3 van de overeenkomst. In be-ginsel diende ten tijde van ondertekening van de overeenkomst (4 augustus 2000) derhalve te worden uitgegaan van een totale termijn van zestien maanden, te vermeerderen met een termijn van drie maanden in verband met overeenge-komen meerwerk inzake het CTS (zie 4.2 onder l hiervoor). De totale maximale doorlooptijd bedraagt dan negentien maanden, ingaande op 4 augustus 2000 en eindigende op 4 maart 2002.
4.9
RET heeft Mauell op 18 januari 2002 in gebreke gesteld en tot 15 februari 2002 de gelegenheid gegeven alsnog te presteren.
Met haar stelling dat de ingebrekestelling aan de verkeerde rechtspersoon, na-melijk aan Helmut Mauell B.V. in plaats van aan Mauell, werd gericht, en dat dientengevolge geen betekenis aan de ingebrekestelling toekomt (conclusie van dupliek/repliek onder 21), miskent Mauell dat in artikel 4.2 van de overeenkomst werd bepaald dat Helmut Mauell B.V. - een volle dochteronderneming van Mau-ell - zou optreden als intermediair van Mauell. Bovendien heeft Mauell niet ont-kend dat de ingebrekestelling haar heeft bereikt en dat naar aanleiding daarvan overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank echter onjuist de in de ingebrekestelling van RET vervatte mededeling, dat 1 september 2001 de fa-tale datum in de zin van artikel 3.3. onder d van de overeenkomst zou zijn, en dat die datum in de loop van de tijd is gewijzigd in 1 december 2001 (zie 4.2 on-der m). Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat aan deze inge-brekestelling geen enkele betekenis toekomt. Immers, door middel van deze in-gebrekestelling werd Mauell er nogmaals op gewezen dat RET groot belang hechtte aan tijdige oplevering van het BMS, en dat RET de overeengekomen termijnen van de projectplanning als fatale termijnen beschouwde.
4.1
Uitgaande van de totale maximale doorlooptijd als genoemd onder 4.8 hiervoor verstreek de in artikel 18 lid 1 onder c van de overeenkomst genoemde termijn van zes maanden op 4 september 2002. Daarna was RET in beginsel gerechtigd de overeenkomst zonder nadere ingebrekestelling te ontbinden.
RET heeft onweersproken gesteld dat Mauell op 22 augustus 2002 een nieuwe planning aan RET toezond, waaruit bleek dat het BMS in augustus 2004 zou kunnen worden opgeleverd. Hierop is overleg tussen partijen gevolgd, uiteinde-lijk leidende tot de nadere overeenkomst van 18 december 2002.
4.11
Deze nadere overeenkomst en de daaruit voor partijen voortvloeiende verbinte-nissen dienen te worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden waar-onder deze nadere overeenkomst tot stand kwam. De oorspronkelijk overeenge-komen leveringstermijnen waren reeds in aanzienlijke mate - met meer dan zes maanden - overschreden. Partijen verschilden sterk van mening omtrent de vraag aan welke oorzaken die overschrijdingen te wijten waren en voor wiens ri-sico die overschrijdingen kwamen. RET maakte aan Mauell kenbaar dat zij over-woog om de samenwerking met Mauell te beëindigen. Na onderhandelingen tus-sen partijen werd een externe projectleider aangesteld en vervolgens werd in de nadere overeenkomst door Mauell zonder voorbehoud verklaard, dat zij in juni 2003 een functionerend systeem zou leveren, hetwelk door RET zou kunnen worden gebruikt. De uit deze nadere overeenkomst voortvloeiende termijn dient naar het oordeel van de rechtbank te worden gekwalificeerd als een door RET aan Mauell gestelde, en door Mauell aan RET gegarandeerde, nadere termijn die het (rechts)gevolg had dat het verzuim per 1 juli 2003 intrad, nu Mauell per 30 juni 2003 niet in staat was te presteren zoals (nader) overeengekomen, zodat RET het recht toekwam de overeenkomst(en) zonder verdere termijnen aan Mauell toe te staan te ontbinden. Dat recht had RET naar het oordeel van de rechtbank zowel op grond van de inhoud van de overeenkomst (artikel 18.1 on-der c), als op grond van de wet (artikel 6:265 lid 1 BW).
4.12
Mauell heeft aangevoerd dat het werk werd gecompliceerd door van de zijde van RET aan haar opgedragen meerwerk en tot haar gerichte wijzigingsverzoeken. Bij een complex project als het onderhavige dient de opdrachtnemer er rekening mee te houden, dat de opdrachtgever tijdens de loop van het project wijzigingen wenst te laten doorvoeren en/of meerwerk wenst op te dragen, zeker indien in de overeenkomst uitdrukkelijk met die mogelijkheid rekening is gehouden. Het is dan aan de opdrachtnemer om die wijzigingen en/of dat meerwerk al dan niet te accepteren en om aan de opdrachtgever kenbaar te maken welke de te ver-wachten gevolgen daarvan zijn.
Indien Mauell meende dat sprake was van wijzigingsverzoeken van RET of over-eengekomen meerwerk en dat zij als gevolg daarvan aanspraak kon maken op verlenging van de leveringstermijn, zou het daarom in de rede hebben gelegen dat Mauell - als grote professionele partij - dat schriftelijk aan RET zou hebben bericht, met inachtneming van het daaromtrent in de overeenkomst bepaalde (artikelen 4.4.4 en 11.1).
4.13
Vast staat dat Mauell slechts met betrekking tot het meerwerk inzake het CTS aan RET heeft opgegeven dat dit meerwerk een bepaalde verlenging van de leve-ringstermijn(en) tot gevolg zou hebben. Gelet op de inhoud en strekking van hetgeen tussen partijen is overeengekomen omtrent doorlooptijden en door RET aan Mauell op te dragen wijzigingen, kon Mauell tijdens de looptijd van het project, door verder niet adequaat te reageren op door RET aan haar opgedragen wijzigingen en opgedragen meerwerk, niet eenzijdig bewerkstelligen dat de over-eengekomen termijnen hun fatale karakter verloren en dat voor haar nog slechts een inspanningsverplichting zou resteren.
4.14
Mauell heeft aangevoerd dat het doorlopen van de in de projectplanning ge-noemde fasen illusoir werd omdat RET het door Mauell aan RET ter beschikking gestelde Functioneel Ontwerp (hierna: "FO") niet accordeerde. RET heeft in re-actie op dit verweer onder andere gesteld dat partijen, ondanks het ontbreken van een door RET geaccordeerd FO, toch zijn doorgegaan met de ontwikkeling van het BMS, en dat het niet ondertekenen van het FO in september 2000 geen enkele belemmering heeft gevormd voor nakoming van de verbintenis van Mau-ell tot levering van een deugdelijk basis BMS. Ter zitting van 2 februari 2006 heeft Mauell niet betwist dat partijen, nadat accordering van het FO door RET achterwege bleef, zijn doorgegaan met de ontwikkeling van het BMS (pleitaante-keningen mr. Spigt onder 19). De rechtbank is van oordeel dat Mauell het ver-weer dat zij niet tijdig kon leveren doordat RET het FO niet accordeerde, in het licht van de gemotiveerde reactie van RET, onvoldoende gemotiveerd heeft ge-handhaafd. Immers, indien het vanwege het niet ondertekend zijn van het FO voor Mauell niet mogelijk was een deugdelijk (basis) BMS te ontwikkelen, is bij gebreke van een nadere toelichting van Mauell, die ontbreekt, niet in te zien waarom Mauell in het vierde kwartaal van 2002 heeft ingestemd met de aanstel-ling van een externe projectbegeleider en waarom zij bij nadere overeenkomst van 18 december 2002 onvoorwaardelijk aan RET heeft toegezegd dat zij in juni 2003 (alsnog) een voor RET bruikbaar systeem zou leveren. Indien Mauell des-tijds werkelijk van oordeel was dat RET het FO ten onrechte niet accordeerde en dat Mauell daardoor haar verplichtingen niet kon nakomen, had Mauell dat schriftelijk aan RET moeten berichten, onder mededeling dat zij haar werkzaam-heden opschortte tot RET het FO - binnen een door Mauell te stellen redelijke termijn - alsnog zou hebben geaccordeerd.
4.15
Aan het oordeel van de rechtbank dat RET de tussen partijen totstandgekomen overeenkomsten rechtsgeldig heeft ontbonden, kan niet afdoen dat RET tot 16 september 2003 heeft gewacht, voordat zij aan Mauell kenbaar heeft gemaakt dat zij de overeenkomsten ontbond, ongeacht of zij tot dat moment medewerking is blijven verlenen aan de pogingen van Mauell tot ontwikkeling van een deugdelijk BMS. In dit verband is van belang dat het hier een relatief korte periode (juli tot medio september) betreft, waarin ook de vakantieperiode is gelegen, terwijl de beslissing om de samenwerking te beëindigen een voor beide partijen zeer in-grijpende was, met vergaande (financiële en organisatorische) consequenties. Bovendien is gesteld noch gebleken dat Mauell in de periode tussen 30 juni 2003 en 16 september 2003 zodanige voortgang in de ontwikkeling van het BMS had geboekt, dat zij RET inmiddels kon garanderen dat zij op zeer korte termijn alsnog deugdelijk zou kunnen presteren.
4.16
Het onder 4.11 hiervoor weergegeven oordeel van de rechtbank brengt mee dat er geen rechtsgrond bestaat voor hetgeen Mauell in reconventie vordert. Mauell heeft weliswaar gesteld dat RET voordeel heeft gehad van de door Mauell in het kader van de overeenkomst verrichte prestaties. Echter, Mauell heeft aan die nauwelijks onderbouwde stelling geen relevante conclusies verbonden, nog afge-zien van het feit dat zij deze na de gemotiveerde betwisting van de zijde van RET tijdens het pleidooi niet heeft gehandhaafd. Nu de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, is RET de koopsom niet verschuldigd. Van het meerwerk, voor zover al verricht, is gesteld noch gebleken dat dit voor RET, onafhankelijk van de inge-volge de overeenkomst door Mauell te leveren prestatie, van waarde was. Nu het meerwerk nauw samenhangt met de overeenkomst en RET daarvan geen voor-deel heeft gehad na ontbinding van die overeenkomst (en de daarmee samen-hangende overeenkomsten), komt aan Mauell geen betaling ter zake van meer-werk toe. Voor zover Mauell schade heeft geleden als gevolg van de ontbinding is RET daarvoor niet aansprakelijk, nu zij gerechtigd was de overeenkomsten te ontbinden. De reconventionele vordering zal derhalve - bij eindvonnis - worden afgewezen, met veroordeling van Mauell in de kosten van het geding in recon-ventie.
4.17
Voor wat betreft het in conventie door RET gevorderde, is de rechtbank van oor-deel dat de verklaringen voor recht - bij eindvonnis - toewijsbaar zijn. Hetzelfde geldt voor de gevorderde terugbetaling van betaalde opleidingskosten, welke immers geen nuttig doel hebben gediend. Met betrekking tot de gevorderde ver-goeding van schade is de rechtbank evenwel van oordeel dat het processuele de-bat daaromtrent vooralsnog onvoldoende tussen partijen is gevoerd. In de pro-cesstukken en ter zitting van 2 februari 2006 hebben partijen zich geconcen-treerd op de vraag of RET de overeenkomsten terecht heeft ontbonden. De rechtbank zal de procedure naar de rol verwijzen voor een door RET te nemen conclusie na tussenvonnis waarbij RET haar stellingen met betrekking tot de be-weerdelijk door haar geleden schade nader kan onderbouwen. Inmiddels moet het voor RET mogelijk zijn die schade te concretiseren, zodat er in beginsel geen reden bestaat voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Mauell zal bij antwoordconclusie na tussenvonnis op de conclusie van RET kunnen reageren.
4.18
Ter zitting van 2 februari 2006 heeft de rechtbank RET gevraagd naar de beteke-nis van artikel 7 van de overeenkomst in het licht van artikel 6:92 lid 2 BW. Par-tijen worden verzocht hieraan in hun nadere conclusies aandacht te besteden.
4.19
Nu de schade volgens de stellingen van RET zeer aanzienlijk van omvang is en de begroting daarvan mogelijk vrij complex, acht de rechtbank het denkbaar dat zij zich in het kader van de schadebegroting zal willen laten doen voorlichten door een (of meer) deskundige(n), bijvoorbeeld een registeraccountant en auto-matiseringsdeskundigen. Partijen worden verzocht hiermee in hun nadere con-clusies rekening te houden en - bij voorkeur na overleg en eenparig - voorstellen te doen voor de modaliteiten van een eventueel deskundigenonderzoek (aantal deskundigen, deskundigheidgebied(en), persoon of personen van de deskundi-gen, vraagstelling en door de deskundige(n) te hanteren - maximaal aanvaardba-re - tarieven).
4.2
Gelet op de grote financiële belangen van partijen en het bepalende karakter van de onder 4.11 hiervoor weergegeven beslissing, ziet de rechtbank aanleiding tus-sentijds hoger beroep van dit vonnis open te stellen.
4.21
In afwachting van de nader door partijen te verstrekken informatie zal de recht-bank iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank,
in conventie en in reconventie,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 19 april 2006 voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis door - eerst - RET, waarin partijen zich kunnen uitla-ten naar aanleiding van hetgeen is overwogen onder 4.17, 4.18 en 4.19 hiervoor;
stelt tussentijds hoger beroep van dit vonnis open.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, mr. C. Bouwman en mr. J.A. Dullaart.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1729; 1694; 1727