ECLI:NL:RBROT:2006:AV6191

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10/765072-05
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Buchner
  • mrs. Buizer
  • mr. De Gans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot afpersing door bedreiging met vergiftiging van producten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 maart 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan zeven pogingen tot afpersing. De verdachte heeft in de periode van 22 november 2005 tot en met 1 december 2005 verschillende bedrijven bedreigd met vergiftiging van hun producten, tenzij zij grote geldbedragen overmaakten naar een rekening op zijn naam. De bedreigingen werden zowel via e-mail als per post gecommuniceerd, waarbij de verdachte telkens een bedrag van 40.000 euro eiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat de uitvoering van de misdrijven niet is voltooid, wel degelijk de intentie had om deze afpersingen te plegen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische rapporten die zijn opgesteld over de verdachte, waaruit bleek dat hij toerekeningsvatbaar was, maar ook dat er sprake was van een gebrek aan impulscontrole en een onvermogen om van ervaringen te leren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft benadrukt dat dergelijke feiten niet anders kunnen worden bestraft dan met een aanzienlijke gevangenisstraf, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de mogelijke schade voor de betrokken bedrijven.

Uitspraak

Parketnummer: 10/765072-05
Datum uitspraak: 21 maart 2006
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1970 te [plaatsnaam],
zonder vast bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Zuid-West, Huis van Bewaring “De Dordtse Poorten” te Dordrecht.
raadsvrouw mr. L.H.J. Smit, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2006.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 tot en met A5, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M.C. Kaptein heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 22 november 2005 tot en met 28 november 2005
te Rotterdam meermalen (telkens) ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld Unilever Nederland B.V. te dwingen tot de
afgifte van geld (een bedrag van 40.000 euro), toebehorende aan Unilever Nederland B.V.,
- naar de website van Unilever Nederland B.V. een bericht heeft gezonden met
de tekst: "Ik heb geen klacht maar wil 40000 euro van u. dit maakt u over op
giro nr: 0847234. Doet u dit niet zal ik verschillende producten van u
vergiftigen door middel van onkruitbestrijder erin te injecteren. Ik zal net
zolang doorgaan met deze aktie totdat u het geld heeft overgemaakt of totdat
het produkt zoon slechte naam op de markt heeft dat het niet meer wordt
verkocht. Ook als ik zal worden gearesteert door de politie zal ik na
vrijlating mijn aktie verder uitbrijden en er mee doorgaan. maak dus de
40000 euro over en u zult mooit weer iets van mij of ons vernemen. bij deze
aktie zal ik zelf de pers inlichten als het geld niet wordt overgemaakt. doe
uw zelf een plezier en voorkom een hoop stress." en
- per post naar Unilever Nederland Holdings B.V. een brief heeft gestuurd met
de tekst:
"Geachte heren en dames,
nu 40.000 euro of vergiftiging van uw producten.
Overmaken voor woens. 30 nov. 2005 op giro nr: 0847234
zal dit doen in super markten in heel het land met vriendelijke groeten",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid.
2.
hij
in de periode van 22 november 2005 tot en met 28 november 2005 te Ede meermalen, (telkens) ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld Friesche Vlag en/of Friesland Foods te dwingen tot de afgifte van geld (een bedrag van 40.000 euro toebehorende aan Friesche Vlag en/of Friesland Foods,
- naar de website van Friesche Vlag een bericht heeft gezonden met de tekst:
"Maak 40000 euro over op giro nr: 0847234. Doet u dit niet zal ik
verschillende van uw producten in de supermarkten gaan vergiftigen door middel van een
onkruitbestrijder in de verpakking te injecteren. maak het bedrag over voor
donderdag as. ik ga door tot het product niet meer verkoopt" en/of
- per post naar Friesche Vlag een brief heeft gestuurd met de tekst:
"Geachte heren en dames,
nu 40.000 euro of vergiftiging van uw producten.
Overmaken voor woens. 30 nov. 2005
op giro nr: 0847234
zal dit doen in super markten in heel het land
met vriendelijke groeten",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid.
3.
hij
in de periode van 22 november 2005 tot en met 28 november 2005
te Zaltbommelter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld Campina B.V. te dwingen tot de afgifte van
geld (een bedrag van 40.000 euro), toebehorende aan Campina B.V.,
per post naar Campina B.V. een brief heeft gestuurd met de tekst:
"Geachte heren en dames,
nu 40.000 euro of vergiftiging van uw producten.
Overmaken voor woens. 30 nov. 2005
op giro nr: 0847234
zal dit doen in super markten in heel het land
met vriendelijke groeten",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij
in de periode van 22 november 2005 tot en met 28 november 2005
te Oudewater
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld Zuivelboerderij Jan en Miranda Hoogeboom
en/of J.A. Hoogeboom en/of M. Hoogeboom te dwingen tot de afgifte van geld
(een bedrag van 40.000 euro),
toebehorende aan Zuivelboerderij Jan en Miranda Hoogeboom en/of J.A. Hoogeboom
en/of M. Hoogeboom, per post naar Jan en Miranda Hoogeboom een brief heeft gestuurd met de tekst:
"Geachte heren en dames,
nu 40.000 euro of vergiftiging van uw producten.
Overmaken voor woens. 30 nov. 2005
op giro nr: 0847234
zal dit doen in super markten in heel het land
met vriendelijke groeten",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.
hij in de periode van 22 november 2005 tot en met 1 december 2005
in Nederland,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld Super de Boer en/of Laurus Nederland N.V.
te dwingen tot de afgifte van geld (een bedrag van 40.000 euro), toebehorende aan Super de Boer en/of Laurus Nederland N.V.,
per post naar Super de Boer een brief heeft gestuurd met de tekst:
"Geachte heren en dames,
nu 40.000 euro of vergiftiging van uw producten.
Overmaken voor woens. 30 nov. 2005
op giro nr: 0847234
zal dit doen in super markten in heel het land
met vriendelijke groeten",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6.
hij
in de periode van 15 november 2005 tot en met 1 december 2005
te Woerden ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld Mona en/of Campina B.V. te dwingen tot de
afgifte van geld (een bedrag van 20.000 euro), toebehorende aan Mona en/of Campina B.V.,
naar de website van Mona een bericht heeft gezonden met de tekst:
"als ik niet op vrijdag morgen 18 november 2005 kan beschikken over een bedrag
ter grootte van 20.000 euro op giro 0847234 zullen er veel mensen ziek of
ernstiger verschijnselen krijgen startende zaterdag 19 november. Het spreekt
vanzelf dat als ik zou worden opgepakt na aanleiding van deze aktie ik
natuurlijk wel weer eens vrij kom. na betaling zal u nooit weer wat van mij
horen.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
7.
hij
in de periode van 22 november 2005 tot en met 1 december 2005
te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld De Zuivelhoeve te dwingen tot de afgifte
van geld (een bedrag van 40.000 euro), toebehorende aan De Zuivelhoeve,
per post naar De Zuivelhoeve een brief heeft gestuurd met de tekst:
"Geachte heren en dames,
nu 40.000 euro of vergiftiging van uw producten.
Overmaken voor woens. 30 nov. 2005
op giro nr: 0847234
zal dit doen in super markten in heel het land
met vriendelijke groeten",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot afpersing, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot afpersing, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot afpersing.
Ten aanzien van feit 4:
Poging tot afpersing.
Ten aanzien van feit 5:
Poging tot afpersing.
Ten aanzien van feit 6:
Poging tot afpersing.
Ten aanzien van feit 7:
Poging tot afpersing.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven pogingen tot afpersing.
Verdachte heeft naar de website van bedrijven berichten verzonden of brieven gericht aan de postadressen van deze bedrijven waarin verdachte heeft gedreigd de produkten die deze bedrijven op de markt brengen te vergiftigen indien deze bedrijven geen grote geldbedragen over zouden maken op een op de naam van verdachte staande rekening.
Verdachte heeft bij het begaan van deze laakbare feiten slechts zijn eigen geldelijk gewin voor ogen gehad en hij heeft zich kennelijk in het geheel niet bekommerd om enorme schade die deze bedrijven van een daadwerkelijk uitvoering van het dreigement zouden hebben kunnen ondervinden. Degene die namens de bedreigde bedrijven aangifte hebben gedaan hebben vrijwel allen aangegeven dat gevreesd moet worden dat ingeval hun produkten daadwerkelijk vergiftigd zouden worden dit enorme financiële schade voor het bedrijf dat zij vertegenwoordigen zou hebben opgeleverd en mogelijk zelfs het merk van het produkt dat zij op de markt brengen zou moeten verdwijnen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld Uittreksel Justitiële Documentatie op 17 juli 2003 ter zake van -onder meer- poging tot afpersing is veroordeeld.
De rechtbank heeft, naast een door de reclassering uitgebracht voorlichtingsrapport d.d. 6 maart 2006, acht geslagen op de inhoud van een omtrent verdachte uitgebracht psychologisch rapport d.d. 21 februari 2006, opgemaakt door drs. H. Leijsen, klinisch psycholoog/psychotherapeut.
In dit rapport wordt voor zover van belang het volgende aangegeven.
Bij betrokkene is geen sprake van een ziekelijke stoornis. Bij betrokkene lijkt sprake van besef van het maatschappelijk ongeoorloofde van de ten laste gelegde feiten en betrokkene kan daarom volledig toerekeningsvatbaar worden geacht.
Er is bij betrokkene sprake van een gebrek aan impulscontrole met weinig remming, problemen met betrekking tot de aanpassing aan de normen en waarden van de maatschappij, afwezigheid van angst en een onvermogen om van ervaringen te leren. Ook lijkt sprake van een overschatting van zichzelf. Er bestaat wantrouwen en een sociale vervreemding. Er is sprake van ongevoeligheid voor de behoefte van anderen.
Als de persoonlijke situatie van betrokkene niet verandert en betrokkene krijgt geen begeleiding is de kans op recidive aanwezig.
Om strafbare feiten in de toekomst te voorkomen lijkt begeleiding aangewezen, waarbij aandacht besteed zal moeten worden aan het structureren van het leven van betrokkene en het opbouwen van een sociaal netwerk. Betrokkene heeft ondersteuning nodig bij het vinden van een woonplek, bij het vinden van werk en hulp met betrekking tot zijn financiële situatie.
Geadviseerd wordt door de deskundige om deze ondersteuning te doen plaatsvinden door de reclassering in het kader van verplicht reclasseringstoezicht gekoppeld aan een deels voorwaardelijke straf.
Het door de deskundige gegeven advies om aan verdachte verplicht contact met de reclassering op te leggen wordt in voornoemd reclasseringsrapport onderschreven.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (VIER) JAAR;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (EEN) JAAR, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
. de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
. de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt;
- verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarde;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Buchner, voorzitter,
en mrs. Buizer en De Gans, rechters,
in tegenwoordigheid van Van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2006.