Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: NIOAZ 05/2514 -HAM1
[Belanghebbende], h.o.d.n. [naam], wonende te [woonplaats], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 4 augustus 2004 heeft eiseres een uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 aangevraagd voor de voorziening in bedrijfskapitaal.
Bij besluit van 10 september 2004 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 9 oktober 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 20 juni 2005 (ingekomen bij de rechtbank op 20 juni 2005) beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 6 oktober 2005 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2006. Eiseres was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. van Lunteren.
2.1. Feiten en omstandigheden
Eiseres drijft een onderneming genaamd [naam] die vanaf 3 september 2002 als eenmanszaak is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Met deze onderneming verricht zij activiteiten, althans, is haar bedoeling activiteiten te verrichten, op het gebied van financiële dienstverlening en handel in met name (de import van) planten via de veiling in Aalsmeer.
Op 4 augustus 2004 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een lening van bedrijfskapitaal voor gevestigde ondernemers op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz 2004).
Het Regionaal Bureau Zelfstandigen (hierna te noemen: RBZ) heeft naar aanleiding van de aanvraag een onderzoek verricht naar de levensvatbaarheid van eiseres’ bedrijf. Hiervan is op 3 september 2004 een rapport opgemaakt.
Bij besluit van 10 september 2004 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiseres’ bezwaar tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Verweerder heeft hierbij — kort samengevat — overwogen dat, nu eiseres ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar geen aantoonbare omzet heeft gehaald en haar plannen weer gedeeltelijk zijn gewijzigd, (nog steeds) niet gebleken is van enige levensvatbaarheid van haar bedrijf.
2.2. Standpunten van partijen
Eiseres heeft in beroep – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat haar bedrijf ondanks een moeilijke start wel levensvatbaar is. Sinds 2005 verricht eiseres ondersteunend werk voor een project van de bloemenveiling Aalsmeer dat ziet op het opzetten van de grootste bloemenveiling ter wereld in Shanghai. Verder is de onderneming van eiseres erop gericht klanten voor de bloemenveiling Aalsmeer te werven. Deze activiteit betreft met name het zoeken van Chinese investeerders in en leveranciers van plantjes voor Nederlandse kwekerijen. Naar verwachting zal eiseres eind 2005 starten met het import proces, nadat kwekerijen in Nederland zijn overgenomen. Deze activiteit sluit aan op eiseres’ andere bedrijfsactiviteit die is gericht op fusies en overnames.
Naast deze projecten heeft eiseres een drietal nieuwe projecten lopen die zien op investeringen in Spanje, overnames van hotels in grote steden en de export van polypropyleen van China naar Turkije. Ondanks het feit dat deze laatste projecten nieuw zijn, is eiseres van mening dat deze dienen te worden meegenomen in de beoordeling of haar bedrijf levensvatbaar is. De nieuwe projecten duiden er juist op dat eiseres innovatief bezig is en met nieuwe opdrachten en projecten de continuïteit van haar bedrijf waarborgt. Eiseres is van mening dat verweerder haar niet de kans heeft geboden haar stellingen te onderbouwen met bewijsstukken zoals opdrachtbevestigingen of contracten.
Verweerder heeft voor zijn verweer verwezen naar zijn standpunt zoals dat in de reeds overgelegde stukken tot uitdrukking is gebracht en waarin – zakelijk weergegeven – is betoogd dat eiseres op het moment van beoordeling van haar aanvraag, in augustus 2004, al twee jaar gestart was met haar bedrijf, maar nog geen omzet heeft behaald en alleen maar kosten heeft gemaakt. Ten aanzien van het project waarvoor eiseres financiering aanvroeg, te weten het importeren van bloemen en planten, heeft eiseres kenbaar gemaakt dat zij zich niet langer bezig houdt met het importeren van bloemen. Het is, zo stelt verweerder, niet de bedoeling van de wetgever bedrijfskapitaal te verschaffen voor een bedrijf dat gedurende ruim twee jaar alleen kosten heeft gemaakt voor de ontwikkeling van verschillende, en steeds veranderende plannen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt nader toegelicht.
Op grond van de in de Invoeringswet Wet werk en bijstand opgenomen overgangsbepalingen moet het ge-schil worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
In artikel 7 van de Invoeringswet WWB is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de verlening van bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van de Wet werk en bijstand aan zelfstandigen en aan personen die algemene bijstand ontvangen en voornemens zijn een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stellen voor arbeid in dienstbetrekking gedurende de voorbereidingsperiode van ten hoogste twaalf maanden, waarbij kan worden afgeweken van de artikelen 9, 10, 11, 32, 34, 40, 41, 45, 77 en de paragrafen 4.2, 6.1, 6.4 en 7.1 van die wet.
Gelet op bovenstaand artikel is met ingang van 1 januari 2004 het Besluit bijstandsverlening zelf-standigen 2004 (hierna: Bbz 2004) in werking getreden.
In artikel 1, aanhef en onder c, van het Bbz 2004 is bepaald dat van een levensvatbaar bedrijf of zelfstandig beroep sprake is wanneer de zelfstandige uit het bedrijf of zelfstandig beroep naar ver-wach-ting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toe-reikend is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan.
In artikel 2, eerste lid, onder a van het Bbz 2004 is bepaald dat algemene bijstand kan worden verleend aan de zelfstandige die gedurende een redelijke termijn als zodanig werkzaam is geweest en wiens bedrijf of zelfstandig beroep levensvatbaar is.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Bbz 2004, kan bijstand ter voorziening in de behoefte aan be-drijfs-kapitaal slechts worden verleend aan de zelfstandige, bedoeld in de onderdelen a, b en c van het eerste lid.
Beoordeeld dient te worden of verweerder op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat het bedrijf van eiseres niet levensvatbaar was. Daarvoor is naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (onder meer Centrale Raad van Beroep 20 juli 2004, gepubliceerd in JWWB 2004/339) de situatie ten tijde van het primaire besluit van 10 september 2004 bepalend.
Naar aanleiding van eiseres’ aanvraag om een lening voor bedrijfskapitaal in het kader van het Bbz heeft het RBZ een onderzoek ingesteld naar de levensvatbaarheid van eiseres’ bedrijf. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 3 september 2004. In dit rapport is geconcludeerd dat het bedrijf zich vanaf de start in september 2002 tot doel had gesteld:
- het vinden van opdrachten voor een advocatenkantoor
- het organiseren van events en handelsmissies.
Geen van beide activiteiten heeft op het moment waarop het rapport werd opgemaakt tot enige omzet geleid. De rapporteur prognosticeert de omzet uit beide activiteiten op 0,00.
Vervolgens wordt in het rapport vermeld dat eiseres zich sinds kort toelegt op het agentschap in bloe-men en dat de twee bovengenoemde activiteiten te beschouwen zijn als nevenactiviteiten. Het agent-schap in bloemen houdt in dat eiseres zich sinds januari 2004 richt op bemiddeling in de bloemen-sector als exclusieve agent voor grote (Chinese) kwekerijen. Voor deze kwekerijen legt eiseres contact met de bloemenveiling in Aalsmeer en zij ziet erop toe dat de bloemen via de klok verkocht worden. Van elke verkochte partij ontvangt eiseres 5% commissie die zij dagelijks declareert bij de bloemen-veiling Aalsmeer. Met betrekking tot deze activiteit gaat de rapporteur uit van een voor-zichtige schat-ting aan € 5.000,00 omzet in het komende jaar. Deze prognose is kennelijk gebaseerd op het contract dat eiseres met een Chinese kwekerij zou hebben afgesloten.
Verder zijn in het rapport de schulden/betalingsachterstanden van eiseres tot en met 21 juli 2004 op-ge-nomen. Hieruit blijkt dat de schulden aan derden en aan hypotheek en rente oplopen tot ruim boven de € 100.000,00.
De rapporteur concludeert vervolgens dat eiseres al vanaf januari 2003 met een Chinese kwekerij in onderhandeling is; de eerste proefzending door de grote hitte in China van juni 2004 uitgesteld moest worden naar augustus, zodat tot op de dag van het opmaken van het rapport nog geen zending gedaan is; eiseres op het moment van het opmaken van het rapport verkeerde in een situatie van faillissement, hetgeen partijen bij het contract dat zij had ondertekend met een Chinese kwekerij het recht zou geven het contract per direct te ontbinden; de omzet van eiseres’ bedrijf niet kon worden ingeschat van-wege het feit dat eiseres niet wilde dat haar identiteit door de rapporteur aan de bloemenveiling Aalsmeer dan wel de Chinese kwekerij kenbaar werd gemaakt.
De rapporteur verwacht dat de onderneming van eiseres door afsluiting van gas, licht en telefoon en door openbare veiling van de huisvesting op korte termijn niet meer bereikbaar zal zijn en tot slot con-stateert de rapporteur dat er tot op het moment waarop het rapport werd opgemaakt uit de bloemen-handel nog geen enkele omzet is behaald. Gezien deze geschetste omstandigheden verwacht de rap-porteur ook voor de toekomst nog weinig omzet uit het agentschap in bloemen.
De rechtbank acht het verrichte onderzoek zorgvuldig en onderschrijft de conclusies daarvan.
Uit hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht is niet gebleken dat haar bedrijfsactiviteiten ten tijde van het nemen van het primaire besluit van dien aard waren dat te verwachten was dat zij na bijstands-ver-lening een inkomen zou verwerven dat toereikend zou zijn voor de voortzetting van het bedrijf en voor de voorziening in het bestaan. Integendeel, het agentschap in bloemen heeft zij moeten beëindigen en voor wat betreft de import van planten uit China en het zoeken van (Chinese) investeerders in Ne-derlandse kwekerijen, de activiteiten die voor het agentschap van bloemen in de plaats kwamen, en die volgens eiseres (nog altijd) de hoofdactiviteit van haar onderneming vormen, is niet gebleken dat eiseres ten tijde van het nemen van het besluit zicht had op enig inkomen genererend contract. Tijdens de procedure in bezwaar en beroep heeft eiseres diverse malen verzocht haar tijd te gunnen om ter on-der-steuning van haar stellingen relevante stukken zoals opdrachtbevestigingen en contracten te over-leggen. Verweerder is terecht aan dit verzoek voorbij gegaan en ook de rechtbank ziet geen aanleiding eiseres nader uitstel te verlenen aangezien tot op heden geen enkele relevante informatie over de levens-vatbaarheid van eiseres’ bedrijf ten tijde van het primaire besluit is overgelegd, en de rechtbank het on-aannemelijk acht dat eiseres in de nabije toekomst wel in staat zal zijn deze informatie te leveren.
De door eiseres in haar beroepschrift genoemde nieuwe projecten betreffen projecten die zijn gestart in een periode gelegen na de beoordelingsperiode van september 2004 zodat aan deze projecten geen door-slaggevend gewicht kan worden toegekend.
Verweerder heeft derhalve terecht geoordeeld dat eiseres’ bedrijf niet levensvatbaar is en heeft terecht de aanvraag van eiseres voor het verstrekken van bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hamaker.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. E.G.M. Jenniskens als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2006.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.