ECLI:NL:RBROT:2006:AV3945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
234517 / HA ZA 05-788
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van bestuurder jegens leasemaatschappij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen IDM Leasemaatschappij B.V. en een gedaagde, die als bestuurder van een failliete besloten vennootschap (B.V.) werd aangesproken voor onrechtmatig handelen. De eiseres, IDM Leasemaatschappij B.V., had een lease-overeenkomst gesloten met de B.V. waarbij de B.V. een auto ontving. De gedaagde, als bestuurder van de B.V., had deze auto zonder toestemming van IDM verkocht, wat leidde tot een vordering van IDM op de gedaagde voor het bedrag van € 16.460,35, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de B.V. op 4 mei 2004 in staat van faillissement was verklaard en dat de gedaagde vanaf 1 juni 2003 bestuurder was. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door de auto te verkopen, aangezien IDM de eigenaar was en de B.V. geen toestemming had om de auto te vervreemden. De gedaagde had niet voldoende bewijs geleverd dat IDM toestemming had gegeven voor de verkoop.

De rechtbank verwierp het verweer van de gedaagde dat IDM misbruik van procesrecht maakte door de vordering niet ter verificatie in het faillissement in te dienen. De rechtbank oordeelde dat het indienen van een vordering bij de curator niet in de weg staat aan de mogelijkheid om een bestuurder aansprakelijk te stellen op grond van onrechtmatige daad.

Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld om aan IDM te betalen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 234517 / HA ZA 05-788
Uitspraak: 18 januari 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid IDM LEASEMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. D.L.A. van Voskuilen,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. G.C. Haulussy.
Partijen worden hierna aangeduid als "IDM" respectievelijk "[gedaagde]".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 28 februari 2005 en de door IDM overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 8 juni 2005, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 november 2005;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door IDM overgelegde brief met bijlage d.d. 21 juli 2005;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door [gedaagde] overgelegde brief met bijlagen d.d. 21 juli 2005.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
De besloten vennootschap [X] (hierna: “[de B.V.]”) is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 4 mei 2004 in staat van faillissement verklaard. [Gedaagde] was vanaf 1 juni 2003 bestuurder van [de B.V.].
2.2
Op 14 augustus 2003 heeft [de B.V.] een lease-overeenkomst met IDM gesloten, onder meer inhoudende dat [de B.V.] een auto ontving voor de uitoefening van haar bedrijf of beroep (hierna: “de auto”), en [de B.V.] aan IDM € 24.292,16 in termijnen diende te voldoen. [Gedaagde] heeft namens [de B.V.] deze overeenkomst getekend.
2.3
[De B.V.] heeft op 15 maart 2004 de auto aan een derde verkocht en de opbrengst uit de verkoop van de auto is niet ten goede gekomen aan IDM.
3. Het geschil
De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
- om te betalen € 16.460,35, vermeerderd met de wettelijke rente over € 15.000,- sedert 2 februari 2005;
- in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft IDM aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde], in zijn hoedanigheid van directeur van [de B.V.], onrechtmatig heeft gehandeld door de auto zonder toestemming van IDM te verkopen.
[Gedaagde] heeft de vordering van IDM gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van IDM in de kosten van het geding.
4. De beoordeling
4.1
[Gedaagde] heeft aangegeven dat IDM misbruik van procesrecht maakt door [gedaagde] te dagvaarden en niet de vordering ter verificatie in het faillissement van [de B.V.] in te dienen. Dit verweer faalt. Het indienen van een vordering bij de curator staat er niet aan in de weg dat een bestuurder op grond van onrechtmatige daad kan worden aangesproken, zodat van misbruik van procesrecht geen sprake is.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat IDM eigenaar van de auto was, zodat [de B.V.] de auto niet mocht vervreemden zonder toestemming van IDM. [Gedaagde] heeft aangegeven dat aan IDM melding is gedaan van de verkoop van de auto en toestemming voor verkoop is verkregen. IDM heeft dit gemotiveerd betwist. Tegenover deze betwisting heeft [gedaagde] onvoldoende concrete en specifieke feiten en omstandigheden aangegeven die, indien bewezen, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat IDM aan [de B.V.] toestemming heeft gegeven voor verkoop van de auto, zodat dit verweer faalt.
4.3
[Gedaagde] heeft als bestuurder van [de B.V.] onrechtmatig gehandeld jegens IDM door de auto die in eigendom toebehoorde aan IDM te verkopen en vervolgens de hiervoor ontvangen gelden niet aan IDM over te maken. Dit handelen is zodanig ernstig, dat dit aan [gedaagde] persoonlijk is te verwijten, zodat hij terzake persoonlijk aansprakelijk is. Het antwoord op de vraag of [gedaagde] ten tijde van de verkoop van de auto wist of behoorde te begrijpen dat [de B.V.] niet aan haar verplichtingen kon voldoen, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd en door IDM is betwist, is in deze niet relevant. Aan [gedaagde] was bekend dat de auto niet aan [de B.V.] toebehoorde en derhalve niet verkocht mocht worden. Dit is toch gebeurd, en vervolgens is de opbrengst van de auto niet ten goede aan IDM gekomen.
4.4
IDM heeft van [gedaagde] betaling van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Deze kosten zijn door IDM niet nader onderbouwd. IDM heeft onvoldoende specifieke en concrete feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat door haar gemaakte (buitengerechtelijke incasso)kosten op andere verrichtingen betrekking hebben dan strekkend ter voorbereiding van gedingstukken, het verzenden van een enkele (herhaalde) aanmaning en ter instructie van de zaak, zodat de rechtbank aan dit onderdeel van de vordering voorbij zal gaan.
5. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IDM te betalen het bedrag van € 15.679,35 (zegge: vijftienduizend zeshonderdnegenenzeventig euro en vijfendertig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente ad over € 15.000,- vanaf 2 februari 2005 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van IDM bepaald op € 360,- aan vast recht, op € 93,92 aan overige verschotten en op € 904,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1659