ECLI:NL:RBROT:2006:AV3180
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Invordering van premies werknemersverzekeringen door UWV tegen Eurokas
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de besloten vennootschap Eurokas B.V. UWV vorderde betaling van premies werknemersverzekeringen die Eurokas verschuldigd was over de jaren 1997 tot en met 2000, in totaal € 32.671,27. De rechtbank heeft vastgesteld dat Eurokas de premienota's niet tijdig had betaald, ondanks herhaalde aanmaningen en sommatie. Eurokas betwistte de vordering en stelde dat zij de premienota's nooit had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat Eurokas op zijn minst op 18 april 2005 kennis had genomen van de premienota's, waardoor de besluiten tot vaststelling van de premies in werking waren getreden.
De rechtbank overwoog dat UWV op grond van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen bevoegd was om de vordering ter incasso voor te leggen aan de civiele rechter. Eurokas had aangevoerd dat UWV niet het recht had om het volledige bedrag van de nota's te vorderen, omdat UWV eerder had aangegeven dat de notabedragen voorlopig buiten invordering waren gesteld. De rechtbank oordeelde echter dat dit vertrouwen niet gerechtvaardigd was, aangezien de opschorting voorwaardelijk was en Eurokas had nagelaten om aanvullende gegevens aan te leveren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van UWV tot betaling van de premienota's toegewezen, met wettelijke rente vanaf 15 mei 2005. De nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat UWV deze kosten niet voldoende had gespecificeerd. Eurokas werd veroordeeld in de proceskosten van het geding. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.