ECLI:NL:RBROT:2006:AV2808

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
218404 / HA ZA 04 - 1694
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Ahsmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over cabotage-overeenkomst en verjaring van vorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser, actief in de aan- en verkoop van tweedehands containers, en de besloten vennootschap Samskip B.V., een vervoerbedrijf. De partijen hebben op 14 juni 2000 een cabotage-overeenkomst gesloten, waarbij Samskip als operator en de eiser als supplier fungeerde. De eiser vordert betaling van een bedrag van € 69.091,28, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, als gevolg van het niet nakomen van de overeenkomst door Samskip. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder de dagvaarding en producties van beide partijen, en heeft vastgesteld dat de containers in augustus/september 2000 aan een derde zijn afgegeven zonder toestemming van de eiser.

De rechtbank oordeelt dat de vordering van de eiser is verjaard op basis van artikel 8:1711 e.v. BW, aangezien de cabotage-overeenkomst een vervoerovereenkomst is in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De eiser heeft niet aangetoond dat hij de containers tijdig heeft aangeboden aan Samskip, en de rechtbank concludeert dat de vordering niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot schadebeperking en dat de vordering van Samskip op de rentelasten en buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar is. De rechtbank heeft de eiser opgedragen bewijs te leveren dat de containers in het kader van de cabotage-overeenkomst zijn aangeboden, en heeft de zaak aangehouden voor getuigenverhoren.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 218404 / HA ZA 04 - 1694
Uitspraak: 22 februari 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
zaakdoende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. G.C. Haulussy,
advocaat mr. B.R. Kleij,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAMSKIP B.V. ,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. S.H.L. Moolenaar.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Samskip".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 7 juni 2004 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank van 22 september 2004, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- brief van 30 november 2004 van [eiser] met producties ten behoeve van de comparitie;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 15 december 2004;
- akte wijziging van eis en overlegging producties aan de zijde van [eiser];
- antwoordakte aan de zijde van Samskip;
- antwoordakte en akte overlegging nadere producties aan de zijde van [eiser];
- akte uitlating producties aan de zijde van Samskip.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
[eiser] is actief in de aan- en verkoop van tweedehands containers, meer in het bijzonder verkoopt hij veel van deze containers aan Russische klanten. Samskip is een vervoerbedrijf en maakt onderdeel uit van een concern, waartoe ook Samskip Russia te Sint Petersburg en Samskip GmbH te Hamburg behoren.
2.2
Partijen zijn op 14 juni 2000 een door hen beiden ondertekende zogenaamde “cabotage agreement”, (hierna: de cabotage-overeenkomst) met elkaar aangegaan, waarbij Samskip als “operator” en [eiser] als “supplier” is aangeduid. In de overeenkomst wordt - voor zover hier relevant - het volgende bepaald:
“This agreement covers the transport of the suppliers reefer-containers by the operator from Rotterdam to St. Petersburg and/or other locations to be agreed upon prior to any move.
(…)
Operator will in case of request of the supplier, keep the containers on stock in operators depot in St. Petersburg until release order by the supplier. Storage will be free of charge. In case of no release order received from the supplier, prior delivery of the cargo to the consignee, container will also be delivered to the empty depot as described above.
(…)
If any container is lost, stolen or written off in transit, the costs op [of] replacement will be for account of the operator. Replacement value will be based upon sellers invoice amount and additional costs.”
2.3
[eiser] heeft in augustus/september 2000 achttien reefer-containers aan [M.] verkocht; deze zijn door [M.] te Sint Petersburg in ontvangst genomen.
2.4
Bij brief van 16 december 2003 schrijft (de raadsman van) [eiser] aan Samskip - voor zover hier van belang - als volgt:
“U heeft in strijd met de tussen u en cliënt d.d. 14 juni 2000 gesloten overeenkomst zonder toestemming van cliënt diverse aan hem in eigendom toebehorende “reefercontainers” ter beschikking gesteld aan een derde, te weten heer Malinowsky. Hiermede bent u toerekenbaar tekort gekomen in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, althans heeft u onrechtmatig gehandeld jegens cliënt. Tengevolge van uw handelen lijdt cliënt schade voor een thans bekend bedrag van € 75.801,19 te vermeerderen met nog nader bekend te maken kosten. Namens cliënt stel ik u uitdrukkelijk aansprakelijk voor deze schade en sommeer u thans binnen 7 dagen na heden het genoemde bedrag te voldoen…”
3. De vordering
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Samskip te veroordelen tot betaling van de:
- hoofdsom groot € 69.091,28 en de buitengerechtelijke incassokosten groot € 11.315,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2003,
- rentelasten over de periode 7 november 2000 tot en met 31 december 2004, groot € 29.009,22;
- kosten van deze procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
Krachtens de cabotage-overeenkomst heeft Samskip in 2000 (onder meer) achttien reefer-containers vervoerd naar het depot te Sint Petersburg en aldaar opgeslagen. Deze containers hebben de volgende kenmerken: ICSU 571456-0, ICSU 570698-6, TOLU 583536-5, ICSU 571047-7, ICSU 571589-0, ICSU 571591-0, ICSU 572567-2, ICSU 572138-4, TOLU 583532-3, ICSU 572542-0, TOLU 583530-2, ICSU 571146-8, ICSU 571459-6, XXXX 540082-6, XXXX 540253-6, XXXX 542505-9, XXXX 551258-0, XXXX 551640-0.
3.2
[eiser] heeft deze achttien reefer-containers voor een bedrag van € 90.995,45 verkocht aan [M.] te Sint Petersburg en hiervoor in september 2000 aan [M.] 4 facturen verzonden. [M.] laat hiervan een bedrag groot € 69.091,28 onbetaald.
3.3
Samskip heeft in strijd met de bepalingen van de cabotage-overeenkomst, namelijk zonder toestemming van [eiser], deze achttien reefer-containers aan [M.] afgegeven. Hierdoor is Samskip toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten cabotage-overeenkomst.
3.4
[eiser] lijdt hierdoor schade welke overeenkomt met het totaal van de aan [M.] verzonden facturen. Daarnaast heeft [eiser] doordat [M.] niet heeft betaald een financiering moeten afsluiten, waaraan aanzienlijke rentelasten waren verbonden. Deze rentelasten worden begroot op € 29.009,22 en worden als onderdeel van de geleden schade gevorderd.
3.5
Tevens zijn buitengerechtelijke incassokosten gemaakt die worden begroot op 15% van de hoofdsom, zijnde een bedrag van € 11.315,25.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de kosten van het geding.
Samskip heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
[eiser] heeft de achttien reefer-containers niet in het kader van de uitvoering van de cabotage-overeenkomst aan Samskip aangeboden. Samskip heeft in haar systeem slechts vijf van deze achttien reefer-containers kunnen traceren, die echter niet door Samskip zijn vervoerd maar door Samskip Russia GmbH.
4.2
De vordering van [eiser] is verjaard ingevolge artikel 8:1711 e.v. BW. De cabotage-overeenkomst is een vervoerovereenkomst in de zin van artikel 8:370 Burgerlijk Wetboek (BW) dan wel artikel 8:20 BW. Nu uit de stellingen van [eiser] volgt dat de achttien containers in augustus / september 2000 aan [M.] zijn afgeleverd, is de op de cabotage-overeenkomst gebaseerde (vervoers)vordering verjaard.
4.3
De gevorderde schadevergoeding wordt betwist. [eiser] kan op grond van de cabotage-overeenkomst aanspraak maken op de vervangingswaarde van de containers, gebaseerd op de inkoopwaarde van deze containers. Nu [eiser] de door hem gestelde schade becijfert op basis van de aan [M.] gefactureerde verkoopprijs van de reefer-containers, wordt bij deze becijfering een verkeerd uitgangspunt gehanteerd.
4.4
Voorts zijn nadere betalingsafspraken tussen [eiser] en Seco B.V., een zakenrelatie van [eiser], over de vordering van [eiser] op [M.] gemaakt. Deze afspraken zijn nagekomen zodat het uiteindelijk nog door [M.] te betalen bedrag, en derhalve de door [eiser] geleden schade, maximaal € 10.000,- bedraagt. Deze nadere afspraak houdt in dat de totale vordering ter zake van de achttien reefer-containers door betaling van € 35.000,- zou worden voldaan. Van dit bedrag is reeds € 25.000,- door middel van betaling en verrekening voldaan.
4.5
[eiser] heeft voorts niet aan zijn verplichtingen tot beperking van de schade voldaan. Hiertoe wordt aangevoerd dat [eiser], ondanks verzoeken hiertoe niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk maatregelen heeft genomen om van [M.] betaling te verkrijgen. Tevens dient [eiser] aan te tonen dat het afsluiten van de lening niet in strijd is met deze verplichting.
4.6
Tenslotte betwist Samskip de verschuldigdheid en de omvang van de rentelasten van de door [eiser] gestelde financiering, alsmede de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5. De beoordeling
vermeerdering eis
5.1
[eiser] heeft zijn eis ten aanzien van de hoofdsom verminderd met € 6.343,72 en daarnaast zijn eis vermeerderd met een vordering ter zake van rentelasten ter hoogte van € 29.009,22. Samskip heeft zich niet op de bij wet voorgeschreven wijze verzet tegen bedoelde vermeerdering van eis, zodat de rechtbank van de vermeerderde eis zal uitgaan.
toepasselijk recht
5.2
De rechtbank zal eerst - met inachtneming van de verwijzingsregels van het EEG-Verbintenissenverdrag (EVO-verdrag) - vaststellen welk recht van toepassing is, nu een deel van de cabotage-overeenkomst buiten Nederland, namelijk in Rusland wordt uitgevoerd. Hiertoe dient eerst de overeenkomst naar Nederlands recht (lex fori) gekwalificeerd te worden.
5.3
Samskip heeft zich krachtens de cabotage-overeenkomst verplicht om containers van Rotterdam naar Sint Petersburg te vervoeren, aldaar deze containers in een depot voor onbepaalde tijd op te slaan en deze containers eerst op aanwijzingen van [eiser] vrij te geven.
Gelet op de strekking van het overeengekomene kan deze door partijen voorgestane wijze van opslag van containers niet worden beschouwd als een normale bewaring van zaken gedurende het vervoer of een korte periode van opslag ná het vervoer, zodat de cabotage-overeenkomst zowel aan de omschrijving van een vervoerovereenkomst voldoet in de zin van artikel 8:20 BW en 8:370 BW, voor zover het vervoer van de reefer-containers naar Sint Petersburg betreft, als aan de omschrijving van een overeenkomst van bewaarneming in de zin van artikel 7:600 BW, voor zover het de opslag voor onbepaalde tijd van deze containers in het depot te Sint Petersburg betreft.
De wettelijke regelingen ten aanzien van de vervoerovereenkomst en de overeenkomst tot bewaarneming zijn ingevolge artikel 6:215 BW naast elkaar van toepassing, nu niet gesteld of gebleken is dat deze bepalingen niet wel verenigbaar zijn of de strekking in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet.
5.4
Bij gebreke van een rechtskeuze door partijen wordt, krachtens artikel 4 lid 1 EVO-verdrag, de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden. Op grond van artikel 4 lid 2 EVO-verdrag wordt de overeenkomst vermoed het nauwst verbonden te zijn met het land waar de vennootschap die de kenmerkende prestatie moet verrichten op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar hoofdvestiging heeft.
Nu Samskip deze kenmerkende prestatie dient te verrichten en haar hoofdvestiging in Nederland (Rotterdam) heeft, volgt uit voornoemde bepaling dat op de cabotage-overeenkomst het Nederlandse recht van toepassing is. De uitzondering van artikel 4 lid 5 EVO-verdrag doet zich hier niet voor, nu uit het geheel van de omstandigheden niet blijkt dat de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander land.
Dit wordt niet anders indien, ingevolge het bepaalde in artikel 4 lid 1 EVO-verdrag, geoordeeld zou worden dat de overeenkomst gescheiden kan worden in een vervoersovereenkomst en in een overeenkomst tot bewaarneming, die alleen of beide nauwer verbonden zijn met een ander land dan Nederland. Immers, ten aanzien van de bewaarnemingsovereenkomst geldt dat Samskip, als bewaarnemer, de kenmerkende prestatie dient te verrichten, zodat op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 2 EVO-verdrag het Nederlandse recht van toepassing is. Ten aanzien van de vervoerovereenkomst hebben Samskip en [eiser], als vervoerder respectievelijk verzender in de zin van artikel 4 lid 4 EVO-verdrag beide in Nederland hun hoofdvestiging, zodat ook op grond van laatstgenoemd artikel het Nederlandse recht toegepast dient te worden.
Gezien het vorenstaande zal bij de verdere beoordeling van deze zaak worden uitgegaan van de toepasselijkheid van het Nederlandse recht.
verjaring
5.5
Thans is aan de orde de beoordeling van het beroep op verjaring als het meest verstrekkende verweer.
Anders dan Samskip betoogt, zijn op de vordering van Van Steveninnck niet de verjaringsregels van het vervoersrecht van toepassing; zijn vordering heeft immers betrekking op het ten onrechte afgeven van containers die voor onbepaalde tijd waren opgeslagen en mitsdien op dat gedeelte van de overeenkomst dat als bewaarneming kan worden gekenmerkt. Nu de verjaringstermijn voor een vordering uit hoofde van een overeenkomst tot bewaarneming vijf jaar bedraagt, de afgifte van de containers plaats had in augustus/september 2000 en de dagvaarding dateert uit juni 2004 kan niet worden geoordeeld dat de vordering is verjaard.
depot
5.6
[eiser] stelt dat uit een aantal door hem overgelegde producties volgt dat de achttien reefer-containers aan Samskip zijn afgegeven en vervolgens in het depot te Sint Petersburg zijn opgeslagen. Hieromtrent oordeelt de rechtbank als volgt.
Uit de door [eiser] overgelegde antwoordfax van Samskip Russia op de fax van 1 september 2000 van [eiser] aan Samskip Russia (productie 3 inleidende dagvaarding) volgt, dat in totaal zeven containers - met kenmerken onderscheidenlijk 583532-3, 572542-0, 572567-2, 571146-8, 583530-2, 571459-6 en 572138-4 - zijn aangekomen in het depot te Sint Petersburg en eind augustus / begin september 2000 aan [M.] zijn afgegeven. Uit deze bescheiden kan echter niet worden afgeleid dat deze containers in het kader van de cabotage-overeenkomst door Samskip zijn vervoerd. Samskip heeft namelijk van vier van de zeven genoemde containers (met kenmerk 583532-3, 571146-8, 583530-2 en 571459-6), alsmede van een container met kenmerk 58536-5 bescheiden overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat het transport van deze reefer-containers vanuit Hamburg door Samskip GmbH in opdracht van Samskip Russia is geschied.
Het verweer van Samskip sluit echter niet uit dat het vervoer van de vijf reefer-containers, met als kenmerken onderscheidenlijk 583530-2, 583532-3, 583536-5, 571146-8 en 571459-6 (productie 6, antwoordakte), door Samskip GmbH in opdracht van Samskip Russia strekte ter verdere uitvoering van de cabotage-overeenkomst, zodat [eiser] - die zich op de rechtsgevolgen beroept - van deze vijf reefer-containers alleen dient te bewijzen dat hij deze containers ten vervoer onder de cabotage-overeenkomst te Rotterdam heeft aangeboden.
Ten aanzien van de overige dertien reefer-containers dient [eiser], tegenover de gemotiveerde betwisting door Samskip - te bewijzen dat deze dertien containers ten vervoer onder de cabotage-overeenkomst te Rotterdam zijn aangeboden en vervolgens in het depot te Sint Petersburg terecht zijn gekomen. Uit de grote hoeveelheid door [eiser] (bij akte wijziging eis) in het geding gebrachte producties vemag de rechtbank zulks, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet op te maken.
Indien [eiser] niet slaagt in dit bewijs, zal de vordering worden afgewezen. Slaagt [eiser] in dit bewijs, wordt om proceseconomische reden als volgt overwogen.
Schade
5.7
Samskip heeft gesteld dat uit de als productie 5 bij antwoordakte overgelegde verklaring van S.C. Costa, directeur van Seco B.V., volgt dat de vordering in kwestie van [eiser] op [M.] met betaling van in totaal € 35.000,- zou zijn afgekocht. Uit deze verklaring zou verder volgen dat Seco B.V. ter zake van deze schuld aan [eiser] € 20.000,- heeft betaald, dat tenslotte Seco B.V aan [eiser] een contante betaling na 11 juli 2003 van € 5.000,- heeft verricht.
In het licht van deze gedetailleerde verklaring van Costa en de door [eiser] erkende deelbetalingen door Seco B.V., kan [eiser] in zijn antwoordakte niet volstaan met een enkele ongemotiveerde betwisting van deze verklaring en verwijzen naar eerdere stellingen. De betwisting zal dan ook als onvoldoende gemotiveerd worden gepasseerd, zodat hiermee in rechte de nadere overeenkomst en de uit de verklaring van Costa blijkende betalingen zijn komen vast te staan. Mitsdien resteert van de vordering van [eiser] een bedrag van € 10.000,-.
Het hiervoor overwogene betekent dat de stellingen die betrekking hebben op de vraag of de vervangingswaarde van de reefer-containers dient te worden bepaald aan de hand van de door [eiser] betaalde inkoopprijs van de betreffende reefer-containers dan wel aan de hand van de verkoopprijs geen bespreking en beoordeling meer behoeven.
5.8
Wil het door Samskip gevorderde bedrag terzake van rentelasten voortvloeiende uit een noodgedwongen afgesloten financieringsovereenkomst toewijsbaar zijn, dient er in elk geval sprake te zijn van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Samskip. Is nakoming blijvend onmogelijk, dan ontstaat dit recht terstond en van rechtswege. Is nakoming niet blijvend onmogelijk, dan bestaat het recht op schadevergoeding slechts indien de schuldenaar in verzuim is. Van Stevenick zal bij conclusie na enquête in de gelegenheid worden gesteld zijn stellingen dienaangaande te verduidelijken.
Voorts dient [eiser] stukken in het geding te brengen, waaruit kan worden afgeleid dat de financieringsovereenkomst is afgesloten alsmede inzicht te verstrekken in de opbouw van de rentevordering.
schadebeperkingsplicht
5.9
Samskip verwijt [eiser] voorts dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot beperking van zijn schade, hetgeen de rechtbank kwalificeert als een beroep op eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW.
Van een benadeelde mag, binnen redelijke grenzen, worden verwacht dat hij maatregelen neemt ter voorkoming of beperking van de schade. Nu is gebleken dat een nadere betalingsregeling is getroffen, moet het verweer worden gepasseerd en wordt het beroep op eigen schuld verworpen.
6. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
draagt [eiser] op het bewijs dat de reefer-containers met de kenmerken:
- 583530-2, 583532-3, 583536-5, 571146-8 en 571459-6 in de periode juni - september 2000 in het kader van de cabotage-overeenkomst te Rotterdam aan Samskip zijn aangeboden;
- 571456-0, 570698-6, 571047-7, 571589-0, 571591-0, 572567-2, ICSU 572138-4, ICSU 572542-0540082-6, 540253-6, 542505-9, 551258-0 en 551640-0 in de periode juni - september 2000 in het kader van de cabotage-overeenkomst te Rotterdam aan Samskip zijn aangeboden en dat deze reefer-containers vervolgens in het depot te Sint Petersburg zijn opgeslagen;
bepaalt dat indien [eiser] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor een nog aan te wijzen rechter;
bepaalt dat de procureur van [eiser] binnen twee weken na vonnisdatum opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden maart, april, mei 2006 en dat de procureur van Samskip binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ahsmann
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
429