Parketnummer: 10/630094-05
Datum uitspraak: 23 februari 2006
Tegenspraak
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 op Curaçao (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “De Boschpoort” te Breda,
raadsvrouw mr. M.K. Durdu-Agema, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het opnieuw aangevangen onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2006.
Aan de verdachte is het navolgende ten laste gelegd.
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2005 te Hellevoetsluis opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met kracht meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] gestompt en/of geslagen en/of (daarbij) met kracht de keel van die [naam slachtoffer 1] dichtgedrukt en/of dichtgeknepen, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 11 april 2005 te Rotterdam opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk de keel/hals van die [naam slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 2] is overleden.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officieren van justitie mr. De Boer en mr. Baars hebben gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) jaren, met aftrek van voorarrest en
- terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 26 juli 2005 te Hellevoetsluis opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met kracht de keel van die [naam slachtoffer 1] dichtgedrukt en/of dichtgeknepen, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 11 april 2005 te Rotterdam opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk de keel van die [naam slachtoffer 2] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 2] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
De verdachte heeft aangevoerd dat hij niet de opzet had om de slachtoffers van het leven te beroven.
Dit verweer wordt verworpen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte beide slachtoffers bij de keel heeft gepakt en in beide gevallen vervolgens de keel van de slachtoffers gedurende enige tijd met kracht heeft dichtgeknepen of -gedrukt. Verdachte deed dit -naar zijn zeggen- omdat hij boos was op de slachtoffers. De verdachte heeft in geen van beide gevallen na zijn daad de hulp van anderen ingeroepen, hoewel de slachtoffers -volgens zijn verklaring- nog leefden toen hij hen achterliet. Op grond van deze gedragingen van de verdachte en in aanmerking genomen hetgeen de algemene ervaringsregels op dit punt leren, wordt -ondanks zijn betwisting- aangenomen dat op het moment dat de verdachte de keel van de slachtoffers dichtdrukte en dichtgedrukt hield, hij de opzet had om de slachtoffers te doden.
De bewezen feiten leveren op:
- doodslag;
- doodslag.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
MOTIVERING VAN DE STRAF EN MAATREGEL
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een 22-jarige vrouw gewurgd in de kelderberging van zijn portiekflat. Het slachtoffer kwam op bezoek bij de bovenbuurman van de verdachte. Kort nadat zij het portiek was binnengegaan, sprak verdachte haar aan over het feit dat hij ’s nachts vaak wakker werd van lawaai en dat hij daar niet van gediend was.
Naar de mening van verdachte reageerde het slachtoffer geïrriteerd en nam ze hem niet voldoende serieus. Op het moment dat het slachtoffer een beweging met haar arm maakte, heeft verdachte haar bij de keel gegrepen. Toen de jonge vrouw, na enige tijd voor haar leven te hebben gevochten, niet meer reageerde en, zoals verdachte heeft aangegeven, “helemaal slap werd” heeft verdachte haar als oud vuil achtergelaten in de vervuilde kelderruimte. Een dag later werd zij door een veertienjarige jongen die zijn fiets uit de kelder ging pakken gevonden.
Ongeveer drie maanden later heeft verdachte ook zijn 58-jarige stiefmoeder gewurgd. Dit vond plaats in haar woning. Verdachtes stiefmoeder, met wie hij naar zijn zeggen een heimelijke seksuele relatie had, zou hem met dit geheim hebben gechanteerd om seksueel contact af te dwingen. Na toegegeven te hebben en toch seksueel contact te hebben gehad, bleef zijn stiefmoeder hem, aldus de verdachte, in het nauw drijven door te dreigen met aangifte van verkrachting. Tevens zou zij hem hebben beledigd door hem flikker te noemen. Verdachte werd hierop razend en heeft ook haar bij de keel gegrepen en gewurgd en haar, nagenoeg naakt, in doodsnood achtergelaten. Naaste familie trof haar een dag later aan.
De verdachte heeft zich met dit handelen schuldig gemaakt aan buitengewoon ernstige misdrijven. Beide slachtoffers zijn op zeer gewelddadige wijze om het leven gebracht en zijn een afschuwelijke dood gestorven. De reden waarom verdachte de slachtoffers heeft gedood blijft voor de rechtbank schimmig en duister en, zo al juist, moeilijk te begrijpen.
Het jongste slachtoffer had nog een heel leven voor zich, terwijl de stiefmoeder van de verdachte nog midden in het leven stond. De verdachte heeft hen dit leven ontnomen. Bovendien heeft verdachte met de dood van beide vrouwen veel leed en welhaast ontroostbaar verdriet bij de families en nabestaanden van de slachtoffers veroorzaakt. Het ligt in de lijn der verwachting dat zij dit verlies niet snel te boven zullen komen. Daarbij komt dat verdachte het vertrouwen van de familie van zijn stiefmoeder, die hem na zijn komst naar Nederland heeft opgevangen, op ernstige wijze heeft beschaamd. Naast de verwerking van het verlies moeten zij ook het gegeven dat één van hun naasten dit verlies heeft veroorzaakt een plaats geven. De verdachte heeft ook nauwelijks berouw getoond jegens de slachtoffers en hun nabestaanden.
Daarnaast hebben deze twee feiten op zichzelf maar bovenal in onderlinge samenhang een grote schok in de samenleving teweeggebracht.
Op dergelijke feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf welke het voor deze feiten toegestane strafmaximum benadert.
Over de persoon van verdachte is zowel door psychiater Van Trommel als psycholoog Van Giessen op respectievelijk 17 en 30 januari 2006 een rapport uitgebracht.
De psychiater stelt dat de verdachte lijdt aan een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en psychopathische kenmerken. Verdachte is gemakkelijk narcistisch te krenken en zijn intellectuele vermogens zijn zeer beperkt ontwikkeld.
Dit was ook zo ten tijde van de feiten. Onder omstandigheden die door de verdachte als frustrerend werden ervaren, heeft hij gereageerd met ongecontroleerde razernij die tot levensbedreigende situaties hebben geleid voor de slachtoffers. De psychiater acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Door het gebrek aan empathisch vermogen, het gebrek aan ziekte inzicht, de beperkte intellectuele vermogens en de ernstig gestoorde agressieregulatie, schat hij het recidiverisico als zeer hoog in. Verdachte zal onder psychiatrische begeleiding moeten worden gesteld om zijn persoonlijkheids-stoornis in een klinische setting te laten behandelen. Een dergelijke behandeling is naar het oordeel van de psychiater slechts mogelijk in het kader van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De psycholoog stelt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Voorts is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een stoornis in de impulsbeheersing. Hiervan was ook sprake ten tijde van de telastegelegde delicten en de geconstateerde stoornissen en gebrekkige ontwikkeling hebben de gedragingen en gedragskeuzes van de verdachte beïnvloed. De verdachte heeft mede door zijn zwakbegaafd intellectueel functioneren slechts beperkte controle over zijn impulsen.
Hij kan sociale situaties moeilijk hanteren en inschatten en de voor hem weinig doorzichtige realiteit tracht hij te controleren door te eisen dat de ander doet wat hij zegt. Als de ander zich daartegen verzet, is dit voor verdachte bijzonder krenkend en roept dit agressie bij hem op. Door verdachtes beperkt probleemoplossend vermogen, kan dit al snel escaleren en heeft hij zichzelf niet meer in de hand. Hij is dan als het ware overgeleverd aan zijn agressieve impulsen, die hij onvoldoende kan beheersen.
Op grond van deze stoornissen acht de psycholoog de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en de kans op recidive hoog. Een behandeling binnen een gestructureerde, beveiligde klinische setting is geboden. De psycholoog adviseert derhalve de verdachte een behandeling in het kader van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De bevindingen en conclusies van de deskundigen worden overgenomen. De bewezen verklaarde feiten zullen de verdachte verminderd worden toegerekend.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en op de inhoud van bovengenoemde rapportages, alsmede in aanmerking genomen dat de verdachte zich ook al eerder gewelddadig jegens anderen heeft gedragen, zal de terbeschikkingstelling van de verdachte worden gelast, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. De wet biedt daartoe de mogelijkheid nu de bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eisen.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde delicten, ter zake waarvan de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd, misdrijven zijn die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Nu de bewezen verklaarde feiten de verdachte voor een deel niet kunnen worden toegerekend zal de gevangenisstraf die, naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, aan de verdachte zal worden opgelegd worden gematigd, zonder daarbij de aard en ernst van de gepleegde delicten uit het oog te verliezen. Dit betekent enerzijds dat de door het openbaar ministerie gevorderde strafduur te hoog voorkomt, doch aan de andere kant dat een gevangenisstraf van zeer lange duur onontkoombaar blijft. Vanuit het oogpunt van vergelding en generaal en speciaal preventieve werking wordt een dergelijke straf, ondanks het andersluidende betoog van de raadsvrouwe, noodzakelijk geacht.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de hierboven genoemde strafdoelen en de door de deskundigen geschatte duur van de behandeling die de verdachte dient te ondergaan brengen voorts mee dat zal worden geadviseerd dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege na ommekomst van 2/3 van de op te leggen gevangenisstraf zal aanvangen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- tot een gevangenisstraf veroordeelt de verdachte voor de tijd van twaalf (12) jaren;
- gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd;
- adviseert de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te doen aanvangen na het ondergaan van 2/3 deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. Janssen en De Gans, rechters,
in tegenwoordigheid van Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2006.