ECLI:NL:RBROT:2006:AV1361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
242299 F2 RK 05-1541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Lokven-van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vaststelling van bijdrage in levensonderhoud en studie door jongmeerderjarige

In deze zaak heeft een jongmeerderjarige een verzoek ingediend tot vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud en studie door haar vader. De jongmeerderjarige stelt dat zij onvoldoende inkomsten genereert om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en vraagt een maandelijkse bijdrage van € 250,--. De vader heeft het verzoek betwist en aangevoerd dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de verzochte bijdrage te betalen. Tijdens de procedure zijn er verschillende stukken ingediend, maar de jongmeerderjarige heeft niet tijdig gereageerd op verzoeken om aanvullende bewijsstukken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongmeerderjarige niet aan de eisen voor het indienen van bewijsstukken heeft voldaan, waardoor haar verzoek niet aannemelijk is geworden. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. M. van Lokven-van der Meer, rechter, in aanwezigheid van de griffier Faaij en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
vijfde kamer voor burgerlijke zaken
Datum uitspraak : 26 januari 2006
Zaaknummer : 242299
Rekestnummer : F2 RK 05-1541
Beschikking in de zaak van:
[Verzoekster], de jong-meerderjarige,
wonende te [woonplaats],
procureur mr J.F.J. van den Hoek,
t e g e n
[Verweerder], de vader,
wonende te [woonplaats],
procureur mr A. van Toorn.
Het verloop van de procedure
De jong-meerderjarige heeft een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een door de vader aan haar te betalen bijdrage in haar levensonderhoud en studie.
De vader heeft een verweerschrift ingediend tot afwijzing van het verzoek van de jong-meerderjarige.
Van de zijde van de jong-meerderjarige zijn twee brieven met bijlagen ingekomen, gedateerd 29 juli 2005 en 22 augustus 2005.
Van de zijde van de vader is een fax-bericht met bijlagen ingekomen, gedateerd 12 december 2005.
De zaak is behandeld op 22 december 2005. Hiervan is (een extract van het) proces-verbaal opgemaakt.
Zoals afgesproken bij de behandeling heeft de vader nog stukken aan de rechtbank toegezonden, zulks bij fax-bericht met bijlage, gedateerd van 4 januari 2006. De jong-meerderjarige heeft daarvan afschriften ontvangen, maar heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, daarop niet gereageerd.
Voorts is van de zijde van de vader nog ingekomen een fax-bericht, gedateerd 13 januari 2006.
In tegenstelling tot hetgeen bij de behandeling is afgesproken heeft de jong-meerderjarige niet tijdig stukken aan de rechtbank toegezonden.
De vaststaande feiten
De vader is op 14 maart 1984 gehuwd met [de moeder]. Uit dit huwelijk is op 28 december 1984 te Amsterdam de jong-meerdarige geboren.
Bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam d.d. 20 oktober 1986 is in het huwelijk van de vader en de moeder de scheiding van tafel en bed uitgesproken.
Op 29 oktober 1991 is het vonnis van ontbinding huwelijk van de vader en de moeder ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De beoordeling
De jong-meerderjarige verzoekt vaststelling van een door de vader aan haar te betalen bijdrage in haar levensonderhoud en studie van € 250,-- per maand. Zij stelt daartoe dat zij met haar eigen inkomstenbron onvoldoende inkomsten genereert om redelijkerwijs in eigen levensonderhoud te voorzien, althans om in voldoende mate haar behoefte aan levensonderhoud en studiekosten in te vullen. Zij acht haar vader in staat de gevraagde bijdrage te betalen.
De vader betwist de behoefte van de jong-meerderjarige, daartoe stellende dat zij in staat moet worden geacht in eigen levensonderhoud te voorzien.
Voorts stelt de vader dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de verzochte bijdrage te betalen.
Ten tijde van de mondelinge behandeling van de zaak is met partijen (onder meer) afgesproken dat de jong-meerderjarige alsnog tot uiterlijk 6 januari 2006 gelegenheid zou hebben de door haar gestelde en door de vader gemotiveerd betwiste behoefte aan de gevraagde bijdrage nader te onderbouwen met financiële bewijsstukken van aard en deelname aan de door haar ter zitting genoemde studie, alsmede de aan die studie verbonden kosten; bewijsstukken van de door haar ter zitting genoemde uitkering en sollicitaties en bewijsstukken van het door haar genoemde dienstverband bij Humanitas, de (hoogte van de) verdiensten uit dat dienstverband, alsmede de beëindiging van dat dienstverband en de reden van die beëindiging.
De jong-meerderjarige heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Eerst bij brief van 11 januari 2006, ter griffie ingekomen op 12 januari 2006, legt de jong-meerderjarige schriftelijke bewijsstukken over.
Van de zijde van de vader is gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen dit tijdstip van indiening van bewijsstukken.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 5.5 van het Procesreglement Alimentatie is de hiervoor omschreven termijn voor indiening van stukken ná de zitting fataal en worden buiten die termijn ingezonden stukken geretourneerd. Voormelde brief met bijlagen d.d. 11 januari 2006 wordt derhalve door de rechtbank verder buiten beschouwing gelaten.
Eenzelfde lot trof reeds de brief met bijlagen d.d. 14 december 2005, ingekomen ter griffie op 16 december 2005, welke door de griffier werd geretourneerd aan de procureur van de jong-meerderjarige, omdat de inzending niet voldeed aan hetgeen is voorgeschreven in de artikelen 1.7 en 5.3 van het Procesreglement Alimentatie.
Nu de jong-meerderjarige de door haar gestelde – en door de vader gemotiveerd betwiste – behoefte aan de gevraagde bijdrage in haar levensonderhoud en studie niet op de voorgeschreven wijze met bewijsstukken heeft onderbouwd, is die behoefte niet aannemelijk geworden. Het verzoek moet op die grond worden afgewezen.
De financiële draagkracht van de vader kan onder deze omstandigheden onbesproken worden gelaten.
De beslissing
Wijst het verzoek af.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr Van Lokven-van der Meer, rechter, in bijzijn van Faaij, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift door tussenkomst van een procureur ter griffie van het Gerechtshof te Den Haag.
Door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.