ECLI:NL:RBROT:2006:AU9763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1731
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige informatieplicht van de heffingsambtenaar bij invoering van afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 januari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van de gemeente Bernisse, en de heffingsambtenaar van die gemeente. De zaak betreft de invoering van een nieuwe aanslag in de afvalstoffenheffing, die per 1 januari 2005 van kracht werd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag van € 206,50, omdat hij van mening was dat hij onvoldoende tijd had gekregen om zijn overeenkomst met AVR-Milieuservices aan te passen aan de nieuwe heffingen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende zorgvuldigheid had betracht door geen overgangsregeling te creëren, waardoor eiser in een onredelijke situatie werd geplaatst. De rechtbank stelde vast dat van eiser niet kon worden verwacht dat hij tussen 22 december 2004 en 1 januari 2005 kon anticiperen op de nieuwe aanslag, aangezien de verordening pas kort voor de ingangsdatum was gepubliceerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en herroept de aanslag, waarbij de gemeente Bernisse werd gelast het griffierecht van € 37 aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichting van de heffingsambtenaar om belanghebbenden tijdig te informeren over nieuwe heffingen en de noodzaak van zorgvuldigheid bij de invoering van belastingmaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Registratienummer: AFSTHF 05/1731-NIFT
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[a], wonende te [b], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bernisse, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 28 februari 2005 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag in de afvalstoffenheffing opgelegd naar een bedrag van € 206,50, aanslagnummer 53816.
Tegen deze aanslag is door invulling en ondertekening van een daartoe bestemd formulier op 28 februari 2005 door eiser bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 14 maart 2005, verzonden op 15 maart 2005, heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot
€ 154,88.
Eiser heeft tegen deze uitspraak bij brief van 19 april 2005 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op 28 november 2005 te Rotterdam plaatsgevonden. Aanwezig waren eiser alsmede de heffingsambtenaar.
2. Feiten en omstandigheden
2.1 Eiser is sinds december 1999 gebruiker van de bij diens bedrijfspand gelegen woning, plaatselijk bekend als [x] te [b] (hierna ook: de woning). Sindsdien maakt eiser voor de inzameling van zowel het bedrijfsafval als het huishoudelijke afval gebruik van de diensten van AVR-Milieuservices te Hellevoetsluis (hierna: AVR).
2.2 Bij besluiten van de raad van de gemeente Bernisse van 21 december 2004 zijn de Verordening reinigingsheffingen Bernisse 2005 (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende Tarieventabel vastgesteld. Publicatie daarvan heeft plaatsgevonden door mededeling ervan in de rubriek Gemeenteberichten 22 december 2004 in "De Bernisser" van 22 december 2004. Daarbij is vermeld dat de vastgestelde Verordening en de Tarieventabel ter inzage liggen bij het gemeentehuis en dat een ieder tegen betaling van een bedrag aan leges een afschrift van genoemde besluiten kan verkrijgen.
2.3 De ingangsdatum van de Verordening en de Tarieventabel is 1 januari 2005.
2.4 Met dagtekening 28 februari 2005 is bij een zogenoemd combibiljet, aanslagnummer 53816, voor de woning een WOZ-beschikking genomen en is aan eiser een viertal aanslagen opgelegd. Daartoe behoort een voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing ten bedrage van € 206,50 (hierna: de aanslag). Na daartegen door eiser gemaakt bezwaar heeft verweerder de aanslag, vanwege het feit dat nog geen minicontainers bij eiser waren bezorgd en voorts een onjuist tarief was toegepast, verminderd tot € 154,88. Dit komt overeen met een heffing voor de periode van
1 april 2005 tot en met 31 december 2005.
3. Omschrijving van het geschil en standpunten van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de nader vastgestelde aanslag terecht aan eiser is opgelegd.
3.2 Eiser meent dat de aanslag ten onrechte is opgelegd en heeft daartoe het volgende - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd. Tot 1 januari 2005 betaalde eiser geen reinigingsrechten, omdat zijn huishoudelijke afval tezamen met zijn bedrijfsafval werd afgevoerd. Eiser heeft daartoe met AVR een overeenkomst voor drie jaar gesloten, die jaarlijks per 1 januari van een kalenderjaar kan worden gewijzigd. Nadat de gemeente Bernisse de afvalstoffenheffing per 1 januari 2005 had ingevoerd, had eiser onvoldoende tijd om de overeenkomst met AVR te wijzigen. Verweerder heeft in strijd met de in acht te nemen zorgvuldigheid gehandeld doordat hij geen overgangstermijn heeft gehanteerd. Nu moet eiser dubbel betalen voor de afvoer van zijn huishoudelijke afval. Met betrekking tot de bekendmaking van de Verordening heeft eiser gesteld dat hij "De Bernisser" niet altijd ontvangt.
3.3 Verweerder heeft daartegenover het volgende - kort en zakelijk weergegeven -aangevoerd. De Verordening en de Tarieventabel zijn genoegzaam bekendgemaakt en gelden met ingang van 1 januari 2005. Niet meer vereist is dat sprake is van een tegenprestatie van de gemeente die erin bestaat dat huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Er is al sprake van belastingplicht indien, zoals hier het geval is, eiser gebruik maakt van een woning ten aanzien waarvan de gemeente een inzamelplicht voor dergelijke afvalstoffen heeft. Geen rekening kan worden gehouden met de omstandigheid dat eiser met AVR een overeenkomst heeft gesloten en daardoor geen gebruik meer maakt van de inzameldienst van de gemeente.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 De vaststelling van de Verordening en de Tarieventabel is op 22 december 2004 in "De Bernisser" gepubliceerd. Gezien de omstandigheid dat eiser, indien hij geen gebruik meer wenste te maken van haar diensten, de overeenkomst met AVR vóór aanvang van en per 1 januari 2005 diende te wijzigen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een te kort tijdsbestek. Van eiser kon in redelijkheid niet worden gevergd dat hij tussen
22 december 2004 en 1 januari 2005 bedacht was en kon anticiperen op een door verweerder op te leggen aanslag in de afvalstoffenheffing. Ten onrechte heeft verweerder voor gevallen als de onderhavige geen overgangsregeling gecreëerd op grond waarvan de gevolgen van de invoering van de Verordening en de Tarieventabel zouden kunnen worden verzacht.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder door bij de uitspraak op bezwaar de aanslag, afgezien van een vermindering op andere gronden van € 51,62, te handhaven in strijd met de in acht te nemen zorgvuldigheid heeft gehandeld. Ten onrechte heeft verweerder geen rekening gehouden met hetgeen eiser ten aanzien van de wijziging van het contract met AVR heeft aangevoerd.
4.3 Dat eiser tijdens de openbare raadsvergadering van 21 december 2004 kennis zou hebben kunnen nemen van het vaststellen van de Verordening, terwijl voordien de agenda voor deze raadsvergadering reeds in "De Bernisse" was gepubliceerd, doet aan het voorgaande niet af. Van verweerder mag immers worden verwacht dat hij belanghebbenden tijdig informeert omtrent nieuw in te voeren heffingen.
4.4 Naar het oordeel van de rechtbank mocht van verweerder worden verwacht dat hij zich reeds vóór het opleggen van de onderwerpelijke aanslag ervan zou vergewissen dat toepassing van de Verordening en de Tarieventabel niet tot onredelijke uitkomsten zou leiden. Door dit na te laten heeft verweerder de aanslag ten onrechte aan eiser opgelegd.
4.5 Uit al het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is.
4.6 Onder verwijzing naar artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de onderwerpelijke aanslag te herroepen.
4.7 De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, nu dergelijke kosten zijn gesteld noch gebleken.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar en herroept de aanslag;
gelast dat de gemeente Bernisse aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. L.A.C. van Nifterick als voorzitter en mr. D.C.J. Peeck en mr. A.M. Wiechers als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Lader als griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2006.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend
aan partijen verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.