ECLI:NL:RBROT:2005:AV9030
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vergunning voor FM-frequenties op basis van het Nationaal Frequentieplan
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning voor FM-frequenties. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en advocaat, had op 9 september 2003 een aanvraag ingediend voor de ingebruikname van specifieke FM-frequenties. De aanvraag werd echter afgewezen door verweerder, de Minister van Economische Zaken, op basis van het Nationaal Frequentieplan, dat voorschrijft dat vergunningen voor commerciële omroepfrequenties alleen kunnen worden verleend via een veiling of vergelijkende toets. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard op 20 januari 2005. Hierop volgde beroep bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2005 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waarin hij stelde dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door zijn aanvraag niet adequaat te behandelen en dat er geen sprake was van schaarste aan frequenties. De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de wetgeving en het frequentieplan vereisen dat vergunningen niet op volgorde van aanvraag worden verleend, maar via een veiling of vergelijkende toets. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van eiser niet konden afdoen aan de rechtmatigheid van de afwijzing.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en partijen werd medegedeeld dat zij tegen deze uitspraak hoger beroep konden instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.