Gedaagden hebben de vorderingen van [W.] gemotiveerd betwist en geconclu-deerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [W.] in de kosten van het ge-ding.
3. De beoordeling in beide zaken
3.1
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
a. [W.] heeft van 1983 tot 2000 een brood- en banketwinkel
geëxploiteerd. In de winkel werd brood en banket vervaardigd van inge-kochte halffabrikaten, welke vervolgens aan consumenten werden verkocht. De werkzaamheden in de winkel werden verricht door [W.] en enkele partti-me in dienst zijnde personeelsleden.
b. Westland Utrecht Verzekeringen heeft in hoedanigheid van gevolmachtigde van Nationale-Nederlanden een zogeheten No-Risk Spaarpolis gesloten met [W.] (productie 1 bij dagvaarding). Voorts heeft Westland Utrecht Verzekerin-gen als gevolmachtigde van Westland/Utrecht kwijtscheldingsovereenkom-sten met [W.] gesloten.
c. [W.] is op grond van de gevolgen van ziekte volledig ongeschikt geraakt om haar beroep uitoefenen.
d. Artikel 25 lid 1 van de op de No-Risk Spaarpolis toepasselijke algemene voorwaarden (productie 2 bij dagvaarding) vermeldt het volgende:
"Algehele arbeidsongeschiktheid van de verzekerde is aanwezig indien deze uit-sluitend op grond van de gevolgen van ziekte of ongeval voor 65% of meer on-geschikt is om zijn beroep uit te oefenen danwel om andere werkzaamheden te verrichten die passen bij zijn maatschappelijke positie, zijn capaciteiten en kennis."
3.2
[W.] grondt haar vordering op de No-Risk Spaarpolis en de kwijtscheldingsover-eenkomsten. [W.] stelt dat zij algeheel arbeidsongeschikt is in de zin van voor-noemd artikel 25 lid 1 van de No-Risk Spaarpolis.
3.3
Westland Utrecht Verzekeringen is jegens [W.] slechts in hoedanigheid van ge-volmachtigde van Nationale-Nederlanden en Westland/Utrecht opgetreden. [W.] kan aan de No-Risk Spaarpolis en de kwijtscheldingsovereenkomsten derhalve niet de door haar jegens Westland Utrecht Verzekeringen gepretendeerde vorde-ringen ontlenen. De in de zaak met zaak-/rolnummer 234082 / HA ZA 05-689 te-gen Westland Utrecht Verzekeringen gerichte vorderingen van [W.] dienen der-halve te worden afgewezen, met veroordeling van [W.] in de aan de zijde van Westland Utrecht Verzekeringen gevallen kosten van het geding. Nu deze zaak is gevoegd met de zaak met zaak-/rolnummer 234080 / HA ZA 05-688 zal de recht-bank in beide zaken gelijktijdig eindvonnis wijzen.
3.4
Bij dagvaarding stelt [W.] primair dat uit de letterlijke tekst van artikel 25 lid 1 van de No-Risk Spaarpolis voortvloeit dat zij “algeheel arbeidsongeschikt” in de daar bedoelde betekenis is nu zij immers voor 65% of meer ongeschikt is voor haar eigen beroep.
3.5
Bij uitleg van de door partijen gebruikte bewoordingen komt het aan op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandig-heden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat betekent uiteraard niet dat de bewoordingen van de uit te leggen passages zonder bete-ke-nis zijn; onder omstandigheden kan ook daaraan een beslissende betekenis toekomen.
3.6
De rechtbank is met gedaagden van oordeel dat de uitleg die [W.] geeft aan ge-noemd artikel 25 lid 1 niet juist is. Aan [W.] moet worden toegegeven dat het ge-bruik door gedaagden van het woordje “danwel” in artikel 25 lid 1 erop lijkt te duiden dat sprake is van algehele arbeidsongeschiktheid zodra is voldaan aan een van beide voorwaarden: 65% of meer ongeschikt voor het eigen beroep òf 65% of meer ongeschikt voor andere werkzaamheden die passen bij de maat-schappelijke positie, capaciteiten en kennis van de verzekerde. De strekking van de bepaling is echter evident dat aan beide voorwaarden voldaan dient te zijn voordat sprake is van algehele arbeidsongeschiktheid in de zin van genoemd ar-tikel 25 lid 1.
3.7
De strekking van genoemd artikel 25 lid 1 is dermate duidelijk dat [W.] de bepa-ling redelijkerwijs niet overeenkomstig de letterlijke tekst heeft kunnen begrij-pen. Dat zij dit heeft gedaan, is dan ook gesteld noch gebleken. [W.] wijst er nog op dat er sprake is van een eenzijdig door de verzekeraar opgestelde polisvoor-waarde. In geval van twijfel dient een dergelijke voorwaarde haars inziens ten gunste van de verzekerde te worden uitgelegd. Naar het oordeel van de recht-bank kan er echter in redelijkheid geen sprake zijn van twijfel. De beide voor-waarden zijn cumulatief en niet alternatief van toepassing.
3.8
Hetgeen hiervoor is overwogen, en ook reeds ter comparitie van partijen met partijen is besproken, brengt mee dat de rechtbank toekomt aan de subsidiaire stellingen van [W.].
3.9
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of [W.] uitsluitend op grond van de gevolgen van ziekte of ongeval voor 65% of meer ongeschikt is om andere dan haar beroepswerkzaamheden te verrichten, welke andere werkzaam-heden ingevolge artikel 25 lid 1 van de algemene voorwaarden dienen te passen bij haar maatschappelijke positie, haar capaciteiten en kennis.
3.1
In het kader van het buiten rechte gevoerde debat hebben partijen over en weer medisch adviseurs en arbeidsdeskundigen ingeschakeld. De medisch adviseurs van partijen hebben belastbaarheidspatronen opgesteld, op basis waarvan de ar-beidsdeskundigen onderzoek hebben verricht en hebben gerapporteerd.
3.11
Bij dagvaarding - onder 63 - stelt [W.] het oneens te zijn met één aspect van het door de medisch adviseur van gedaagden opgestelde belastbaarheidspatroon (bijlage bij productie 14 bij dagvaarding), namelijk dat zij lang achter elkaar zou kunnen zitten. Het door de medisch adviseur die van de zijde van [W.] is inge-schakeld opgestelde belastbaarheidspatroon (productie 17 bij dagvaarding; pagi-na 2) vermeldt als belastbaarheid voor “Zitten”: “Gedurende de gehele werkdag” en “Twee uur aaneengesloten”. Gedaagden hebben te kennen gegeven met de omschrijving van de belastbaarheid door de medisch adviseur van [W.] te kun-nen instemmen. Voor zover [W.] het oneens was met de omschrijving van haar belastbaarheid door haar eigen medisch adviseur lag het op haar weg haar standpunt daaromtrent deugdelijk te motiveren en te onderbouwen. Bijvoor-beeld door een (nader) advies van een (andere) medisch adviseur in het geding te brengen. Nu van een dergelijke motivering en onderbouwing geen sprake is, zal de rechtbank bij de verdere beoordeling van het geschil uitgaan van het be-lastbaarheidspatroon zoals opgesteld door de medisch adviseur van [W.], met welk belastbaarheidspatroon gedaagden hebben ingestemd.
3.12
De door partijen ingeschakelde arbeidsdeskundigen komen tot van elkaar afwij-kende conclusies, welke niet zijn terug te voeren tot afwijkingen in de door hen gehanteerde - grotendeels overeenstemmende - belastbaarheidspatronen. De ar-beidsdeskundigen verschillen van oordeel omtrent het aan de beroepswerk-zaamheden van [W.] toe te kennen beroepsniveau/Arbi-niveau, alsmede - en mede in verband daarmee - omtrent de vraag welke andere werkzaamheden kunnen worden geduid die passen bij de maatschappelijke positie, capaciteiten en kennis van [W.].
3.13
Ter comparitie van partijen heeft de rechtbank met partijen besproken dat zij behoefte heeft aan voorlichting door een onafhankelijk arbeidsdeskundige. Met partijen is overleg gevoerd omtrent een te gelasten deskundigenonderzoek. Daarbij hebben partijen aangegeven te kunnen instemmen met het volgende.
“De rechtbank zal bij tussenvonnis een deskundigenonderzoek gelasten door een ar-beidsdeskundige van Bureau Terzet. De arbeidsdeskundige zal bij zijn beoordeling dienen uit te gaan van het belastbaarheidspatroon dat is opgesteld door prof. Zwa-veling, zoals te kennen uit productie 17 bij dagvaarding. Aan de arbeidsdeskundige zullen de volgende vraagpunten worden voorgelegd:
1. Is betrokkene uitsluitend op grond van de gevolgen van ziekte of ongeval voor 65 % of meer ongeschikt om andere werkzaamheden dan haar be-roepswerkzaamheden te verrichten die passen bij haar maatschappelijke positie, haar capaciteiten en kennis (zie artikel 25 lid 1 van de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde algemene voorwaarden)?
2. Voor zover uw oordeel afwijkt van de oordelen die zijn opgenomen in de in de procedure overgelegde arbeidsdeskundige rapporten wordt u verzocht dat zoveel mogelijk te motiveren.
3. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling door de recht-bank van belang kunnen zijn?