ECLI:NL:RBROT:2005:AU8567

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
234080 HA ZA 05-688
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in verzekeringszaak met betrekking tot No-Risk spaarpolis en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiseres, aangeduid als [W.], en de gedaagden, waaronder Nationale-Nederlanden Levensverzekering N.V. en Westland/Utrecht Hypotheekbank N.V. De vordering van eiseres betreft onder andere de kwijtschelding van een hypotheekschuld en premievrijstelling van een No-Risk spaarpolis, die eiseres heeft afgesloten in verband met haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is geraakt door ziekte en dat zij recht heeft op de gevraagde kwijtschelding en restitutie van premies. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder dagvaardingen en vonnissen van eerdere zittingen. De rechtbank oordeelt dat de uitleg van artikel 25 lid 1 van de No-Risk spaarpolis door eiseres niet juist is, en dat aan de voorwaarden voor algehele arbeidsongeschiktheid cumulatief moet worden voldaan. De rechtbank heeft besloten een deskundigenonderzoek te gelasten om te bepalen of eiseres inderdaad voor 65% of meer arbeidsongeschikt is voor andere werkzaamheden dan haar eigen beroep. De deskundige, P.W.M. Nohlmans, zal de beoordeling uitvoeren op basis van de door partijen ingebrachte belastbaarheidspatronen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de uitkomsten van dit deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 234080 / HA ZA 05-688
Zaak-/rolnummer: 234082 / HA ZA 05-689
Uitspraak: 23 november 2005
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak met zaak-/rolnummer 234080 / HA ZA 05-688 van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.H.A.M. Schieffers,
advocaat mr. B.P. van der Graaf te Maastricht,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap NATIONALE-NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap WESTLAND/UTRECHT HYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. J. van den Brande,
advocaat mr. P.C.M. de Graaf te Den Haag,
en in de hiermee gevoegde zaak met zaak-/rolnummer 234082 / HA ZA 05-689 van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.H.A.M. Schieffers,
advocaat mr. B.P. van der Graaf te Maastricht,
- tegen -
de besloten vennootschap WESTLAND UTRECHT VERZEKERINGEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. J. van den Brande,
advocaat mr. P.C.M. de Graaf te Den Haag.
Partijen worden hierna ook aangeduid als “[W.]”, “Nationale-Nederlanden”, “Westland/Utrecht” en “Westland Utrecht Verzekeringen”.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
in de zaak met zaak-/rolnummer 234080 / HA ZA 05-688:
- dagvaarding van 15 februari 2005, met producties;
- akte houdende rectificatie;
- akte tot referte;
- vonnis van deze rechtbank van 15 juni 2005, waarbij is toegewezen het ver-zoek tot voeging;
- conclusie van antwoord, met een productie;
- vonnis van deze rechtbank van 3 augustus 2005, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- faxbericht van 3 oktober 2005 van mr. Scheiffers, met een productie;
- proces-verbaal van de op 4 oktober 2005 gehouden comparitie van partijen;
en in de zaak met zaak-/rolnummer 234082 / HA ZA 05-689:
- dagvaarding van 13 september 2004, met producties;
- conclusie van antwoord tevens houdende verzoek tot verwijzing;
- vonnis van de rechtbank te Maastricht van 1 december 2004, waarbij de rechtbank te Maastricht zich onbevoegd heeft verklaard om van de vordering kennis te nemen en de zaak in de stand waarin zij zich bevond heeft verwe-zen naar deze rechtbank;
- vonnis van deze rechtbank van 6 april 2005, waarbij een comparitie van par-tijen is bepaald;
- vonnis van deze rechtbank van 3 augustus 2005, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- faxbericht van 3 oktober 2005 van mr. Scheiffers, met een productie;
- proces-verbaal van de op 4 oktober 2005 gehouden comparitie van partijen.
2. Het geschil
De vordering in de zaak met zaak-/rolnummer 234080 / HA ZA 05-688 luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. Westland/Utrecht te veroordelen om aan [W.] met terugwerkende kracht de pro resto hypotheekschuld op het bedrijfspand staande en gelegen te (6462 AN) Kerkrade aan de Blijerheiderweg 116 vanaf één jaar na ziekmelding - te weten 19 mei 1999 kwijt te schelden, welke pro resto hypotheekschuld op 19 mei 1999 een bedrag ad € 56.722,53 (fl. 125.000,00) bedroeg en dit bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 1999 tot aan de dag der alge-hele voldoening aan [W.] te voldoen;
2. Westland/Utrecht te veroordelen om de na 19 mei 1999 voldane hypotheek-termijnen tot het moment waarop voornoemd bedrijfspand is verkocht, te weten 27 december 1999 aan [W.] te restitueren, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. Nationale-Nederlanden te veroordelen om aan [W.] met terugwerkende kracht premievrijstelling van de No-Risk Spaarpolis te verlenen over dezelfde periode, te weten 19 mei 1999 tot en met 27 december 1999, onder restitutie van de gedurende voornoemde periode voldane premies ten bedrage van € 137,85, per maand, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. Nationale-Nederlanden en Westland/Utrecht hoofdelijk te veroordelen om aan [W.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag ad € 38.312,00, te voldoen bij wijze van verrekenbaar voorschot (althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag) des de één betalend de ander zal zijn be-vrijd;
5. Nationale-Nederlanden en Westland/Utrecht hoofdelijk te veroordelen om aan [W.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de verdere schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 1999 tot en met de dag der algehele vol-doening;
6. Nationale-Nederlanden en Westland/Utrecht te veroordelen in de kosten van het geding.
De vordering in de zaak met zaak-/rolnummer 234082 / HA ZA 05-689 is gelijk-luidend, met dien verstande dat de vordering in die zaak is gericht tegen West-land Utrecht Verzekeringen in plaats van tegen Nationale-Nederlanden en Westland/Utrecht.
Gedaagden hebben de vorderingen van [W.] gemotiveerd betwist en geconclu-deerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [W.] in de kosten van het ge-ding.
3. De beoordeling in beide zaken
3.1
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
a. [W.] heeft van 1983 tot 2000 een brood- en banketwinkel
geëxploiteerd. In de winkel werd brood en banket vervaardigd van inge-kochte halffabrikaten, welke vervolgens aan consumenten werden verkocht. De werkzaamheden in de winkel werden verricht door [W.] en enkele partti-me in dienst zijnde personeelsleden.
b. Westland Utrecht Verzekeringen heeft in hoedanigheid van gevolmachtigde van Nationale-Nederlanden een zogeheten No-Risk Spaarpolis gesloten met [W.] (productie 1 bij dagvaarding). Voorts heeft Westland Utrecht Verzekerin-gen als gevolmachtigde van Westland/Utrecht kwijtscheldingsovereenkom-sten met [W.] gesloten.
c. [W.] is op grond van de gevolgen van ziekte volledig ongeschikt geraakt om haar beroep uitoefenen.
d. Artikel 25 lid 1 van de op de No-Risk Spaarpolis toepasselijke algemene voorwaarden (productie 2 bij dagvaarding) vermeldt het volgende:
"Algehele arbeidsongeschiktheid van de verzekerde is aanwezig indien deze uit-sluitend op grond van de gevolgen van ziekte of ongeval voor 65% of meer on-geschikt is om zijn beroep uit te oefenen danwel om andere werkzaamheden te verrichten die passen bij zijn maatschappelijke positie, zijn capaciteiten en kennis."
3.2
[W.] grondt haar vordering op de No-Risk Spaarpolis en de kwijtscheldingsover-eenkomsten. [W.] stelt dat zij algeheel arbeidsongeschikt is in de zin van voor-noemd artikel 25 lid 1 van de No-Risk Spaarpolis.
3.3
Westland Utrecht Verzekeringen is jegens [W.] slechts in hoedanigheid van ge-volmachtigde van Nationale-Nederlanden en Westland/Utrecht opgetreden. [W.] kan aan de No-Risk Spaarpolis en de kwijtscheldingsovereenkomsten derhalve niet de door haar jegens Westland Utrecht Verzekeringen gepretendeerde vorde-ringen ontlenen. De in de zaak met zaak-/rolnummer 234082 / HA ZA 05-689 te-gen Westland Utrecht Verzekeringen gerichte vorderingen van [W.] dienen der-halve te worden afgewezen, met veroordeling van [W.] in de aan de zijde van Westland Utrecht Verzekeringen gevallen kosten van het geding. Nu deze zaak is gevoegd met de zaak met zaak-/rolnummer 234080 / HA ZA 05-688 zal de recht-bank in beide zaken gelijktijdig eindvonnis wijzen.
3.4
Bij dagvaarding stelt [W.] primair dat uit de letterlijke tekst van artikel 25 lid 1 van de No-Risk Spaarpolis voortvloeit dat zij “algeheel arbeidsongeschikt” in de daar bedoelde betekenis is nu zij immers voor 65% of meer ongeschikt is voor haar eigen beroep.
3.5
Bij uitleg van de door partijen gebruikte bewoordingen komt het aan op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandig-heden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat betekent uiteraard niet dat de bewoordingen van de uit te leggen passages zonder bete-ke-nis zijn; onder omstandigheden kan ook daaraan een beslissende betekenis toekomen.
3.6
De rechtbank is met gedaagden van oordeel dat de uitleg die [W.] geeft aan ge-noemd artikel 25 lid 1 niet juist is. Aan [W.] moet worden toegegeven dat het ge-bruik door gedaagden van het woordje “danwel” in artikel 25 lid 1 erop lijkt te duiden dat sprake is van algehele arbeidsongeschiktheid zodra is voldaan aan een van beide voorwaarden: 65% of meer ongeschikt voor het eigen beroep òf 65% of meer ongeschikt voor andere werkzaamheden die passen bij de maat-schappelijke positie, capaciteiten en kennis van de verzekerde. De strekking van de bepaling is echter evident dat aan beide voorwaarden voldaan dient te zijn voordat sprake is van algehele arbeidsongeschiktheid in de zin van genoemd ar-tikel 25 lid 1.
3.7
De strekking van genoemd artikel 25 lid 1 is dermate duidelijk dat [W.] de bepa-ling redelijkerwijs niet overeenkomstig de letterlijke tekst heeft kunnen begrij-pen. Dat zij dit heeft gedaan, is dan ook gesteld noch gebleken. [W.] wijst er nog op dat er sprake is van een eenzijdig door de verzekeraar opgestelde polisvoor-waarde. In geval van twijfel dient een dergelijke voorwaarde haars inziens ten gunste van de verzekerde te worden uitgelegd. Naar het oordeel van de recht-bank kan er echter in redelijkheid geen sprake zijn van twijfel. De beide voor-waarden zijn cumulatief en niet alternatief van toepassing.
3.8
Hetgeen hiervoor is overwogen, en ook reeds ter comparitie van partijen met partijen is besproken, brengt mee dat de rechtbank toekomt aan de subsidiaire stellingen van [W.].
3.9
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of [W.] uitsluitend op grond van de gevolgen van ziekte of ongeval voor 65% of meer ongeschikt is om andere dan haar beroepswerkzaamheden te verrichten, welke andere werkzaam-heden ingevolge artikel 25 lid 1 van de algemene voorwaarden dienen te passen bij haar maatschappelijke positie, haar capaciteiten en kennis.
3.1
In het kader van het buiten rechte gevoerde debat hebben partijen over en weer medisch adviseurs en arbeidsdeskundigen ingeschakeld. De medisch adviseurs van partijen hebben belastbaarheidspatronen opgesteld, op basis waarvan de ar-beidsdeskundigen onderzoek hebben verricht en hebben gerapporteerd.
3.11
Bij dagvaarding - onder 63 - stelt [W.] het oneens te zijn met één aspect van het door de medisch adviseur van gedaagden opgestelde belastbaarheidspatroon (bijlage bij productie 14 bij dagvaarding), namelijk dat zij lang achter elkaar zou kunnen zitten. Het door de medisch adviseur die van de zijde van [W.] is inge-schakeld opgestelde belastbaarheidspatroon (productie 17 bij dagvaarding; pagi-na 2) vermeldt als belastbaarheid voor “Zitten”: “Gedurende de gehele werkdag” en “Twee uur aaneengesloten”. Gedaagden hebben te kennen gegeven met de omschrijving van de belastbaarheid door de medisch adviseur van [W.] te kun-nen instemmen. Voor zover [W.] het oneens was met de omschrijving van haar belastbaarheid door haar eigen medisch adviseur lag het op haar weg haar standpunt daaromtrent deugdelijk te motiveren en te onderbouwen. Bijvoor-beeld door een (nader) advies van een (andere) medisch adviseur in het geding te brengen. Nu van een dergelijke motivering en onderbouwing geen sprake is, zal de rechtbank bij de verdere beoordeling van het geschil uitgaan van het be-lastbaarheidspatroon zoals opgesteld door de medisch adviseur van [W.], met welk belastbaarheidspatroon gedaagden hebben ingestemd.
3.12
De door partijen ingeschakelde arbeidsdeskundigen komen tot van elkaar afwij-kende conclusies, welke niet zijn terug te voeren tot afwijkingen in de door hen gehanteerde - grotendeels overeenstemmende - belastbaarheidspatronen. De ar-beidsdeskundigen verschillen van oordeel omtrent het aan de beroepswerk-zaamheden van [W.] toe te kennen beroepsniveau/Arbi-niveau, alsmede - en mede in verband daarmee - omtrent de vraag welke andere werkzaamheden kunnen worden geduid die passen bij de maatschappelijke positie, capaciteiten en kennis van [W.].
3.13
Ter comparitie van partijen heeft de rechtbank met partijen besproken dat zij behoefte heeft aan voorlichting door een onafhankelijk arbeidsdeskundige. Met partijen is overleg gevoerd omtrent een te gelasten deskundigenonderzoek. Daarbij hebben partijen aangegeven te kunnen instemmen met het volgende.
“De rechtbank zal bij tussenvonnis een deskundigenonderzoek gelasten door een ar-beidsdeskundige van Bureau Terzet. De arbeidsdeskundige zal bij zijn beoordeling dienen uit te gaan van het belastbaarheidspatroon dat is opgesteld door prof. Zwa-veling, zoals te kennen uit productie 17 bij dagvaarding. Aan de arbeidsdeskundige zullen de volgende vraagpunten worden voorgelegd:
1. Is betrokkene uitsluitend op grond van de gevolgen van ziekte of ongeval voor 65 % of meer ongeschikt om andere werkzaamheden dan haar be-roepswerkzaamheden te verrichten die passen bij haar maatschappelijke positie, haar capaciteiten en kennis (zie artikel 25 lid 1 van de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde algemene voorwaarden)?
2. Voor zover uw oordeel afwijkt van de oordelen die zijn opgenomen in de in de procedure overgelegde arbeidsdeskundige rapporten wordt u verzocht dat zoveel mogelijk te motiveren.
3. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling door de recht-bank van belang kunnen zijn?
Eiseres zal worden belast met het in verband met het te gelasten deskundigenonder-zoek op te leggen voorschot. Indien de te benoemen deskundige een voorschot be-groot dat hoger is dan een bedrag van € 5.000,00 wenst eiseres daarover te worden geïnformeerd, en zich daarover te kunnen uitlaten, voordat de deskundige wordt benoemd.
Nadat de deskundige zal hebben gerapporteerd zal eiseres een conclusie na deskun-digenbericht nemen. Gedaagden zullen daarop bij antwoordconclusie na deskundi-genbericht reageren. In beide conclusies zullen partijen zich niet behoeven te beper-ken tot commentaar op het rapport van de deskundige. Eiseres zal voor zover nodig haar vordering aanpassen. Gedaagden zullen voor zover nodig ook (nader) reageren op de inhoud van de door eiseres voorafgaand aan de comparitie van partijen toe-gezonden notities.”
3.14
De rechtbank zal thans overgaan tot het gelasten van het deskundigenonderzoek, zoals voorgesteld, in de zaak met zaak-/rolnummer 234080 / HA ZA 05-688.
3.15
De te benoemen deskundige heeft zich bereid verklaard als zodanig op te treden, desgevraagd te kennen gegeven geen binding met partijen te hebben en niet be-trokken te zijn bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen.
3.16
De deskundige begroot de aan de te verrichten werkzaamheden verbonden kos-ten op € 2.846,48 inclusief BTW.
3.17
In afwachting van het resultaat van het deskundigenonderzoek zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
3. De beslissing
De rechtbank,
in de zaak met zaak-/rolnummer 234080 / HA ZA 05-688:
beveelt een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is betrokkene uitsluitend op grond van de gevolgen van ziekte of ongeval voor 65 % of meer ongeschikt om andere werkzaamheden dan haar be-roepswerkzaamheden te verrichten die passen bij haar maatschappelijke po-sitie, haar capaciteiten en kennis (zie artikel 25 lid 1 van de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde algemene voorwaarden)? U wordt verzocht bij uw beoordeling het belastbaarheidspatroon te hanteren dat is te kennen uit productie 17 bij dagvaarding, pagina 2.
2. Voor zover uw oordeel afwijkt van de oordelen die zijn opgenomen in de in de procedure overgelegde arbeidsdeskundige rapporten wordt u verzocht dat zoveel mogelijk te motiveren.
3. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling door de recht-bank van belang kunnen zijn?
benoemt tot deskundige die het onderzoek zal verrichten:
de heer P.W.M. Nohlmans, arbeidsdeskundige,
Terzet B.V.,
Postbus 313,
3830 AJ Leusden,
tel.: 033 - 4320230;
bepaalt dat [W.] binnen vier weken na heden het voor de deskundige bestemde voorschot ad € 2.646,48 zal overmaken naar bankrekening-nummer 19 23 25 892 ten name van MvJ Arrondissement Rotterdam (545), onder vermelding van het zaak- en rolnummer, alsmede: "voorschot deskundigen-bericht";
draagt de griffier op aan genoemde deskundige mede te delen dat het voorschot is gestort;
bepaalt dat bij achterwege blijven van storting van het voorschot de zaak zal worden verwezen naar de rol van woensdag 18 januari 2006 voor conclusie na niet-uitgebracht deskundigenbericht;
bepaalt dat [W.] het procesdossier in afschrift aan de deskundige doet toekomen;
bepaalt dat het onderzoek zal plaatsvinden op nader door de deskundige na overleg met de procureurs (raadslieden) van partijen te bepalen plaatsen en tijden;
bepaalt dat de deskundige partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en daarvan moet doen blijken in het door deze op te maken deskundigenbericht;
bepaalt dat het ondertekende deskundigenbericht uiterlijk vier maanden nadat de griffier heeft medegedeeld dat het voorschot is voldaan, zal worden ingeleverd ter griffie van deze rechtbank;
bepaalt dat de deskundige bij de inlevering van het deskundigenbericht een gespecificeerde opgave doet van het loon en de kostenvergoeding;
bepaalt dat [W.] vier weken nadat het deskundigenbericht bij de griffie van deze rechtbank is ingeleverd in de gelegenheid is ter rolle een conclusie na deskundigen-bericht te nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de zaak met zaak-/rolnummer 234082 / HA ZA 05-689:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1729