“(…)
I. De stichting en de gemeente zijn een overeenkomst aangegaan tot het vestigen van een kwalitatieve verplichting en een kettingbeding zoals hierna vermeld. De gemeente en de erfpachter zijn een overeenkomst aangegaan tot het vestigen van erfpacht, met inbegrip van een kwalitatieve verplichting en een kettingbeding, zoals hierna vermeld.
II. Ter gedeeltelijke uitvoering van de onder I bedoelde overeenkomst vestigt de gemeente thans ten behoeve van de erfpachter, die dit aanvaardt, een zakelijk recht van erfpacht op:
het perceel grond, gelegen te Rotterdam aan de Oostmaaslaan,
kadastraal bekend gemeente Kralingen sectie I nummer 423, groot
dertien are en twaalf centiare, waarop zich bevindt een gebouw,
plaatselijk gemerkt Oostmaaslaan 950, hierna te noemen “de
onroerende zaak”;
zulks voor het tijdvak dat is ingegaan op twee april negentienhonderd twee en negentig, en zal eindigen op twee april tweeduizend een en negentig.
De hiervoor bedoelde erfpacht wordt verder “de erfpacht” genoemd.
(…)
III. De vestiging van de erfpacht geschiedt:
(…)
b. onder de volgende bijzondere voorwaarden:
(…)
Artikel 3
Erfpachter is jegens de Stichting Gebouw Oecumenisch Centrum verplicht het hiervoor gemelde gebouw in stand te houden en te gebruiken ten dienste van de gerechtigheid en vrede conform de erfpachter bekende doelstelling van de stichting. De erfpachter zal de stichting en/of (een) daartoe door de Stichting aan te wijzen derde(n) desgewenst in staat stellen om erop toe te zien dat deze verplichting van de erfpachter wordt nageleefd.
Deze verplichting is een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 Burgerlijk Wetboek. Bij overtreding of niet nakoming van deze verplichtingen is de erfpachter aan de stichting of haar rechtsopvolger een onmiddellijk, zonder rechterlijke tussenkomst, opeisbare boete verschuldigd van eenhonderdduizend gulden (NLG 100.000,--) per dag, indien en zolang de overtreding of niet-nakoming voortduurt. Bij elke gehele of gedeeltelijke verdere overdracht van het gebouw dienen in elke akte van overdracht deze verplichtingen van de erfpachter aan de verkrijger, bij wijze van kettingbeding, te worden opgelegd en voor deze verbindend te worden verklaard en voor en namens de stichting dan wel haar rechtsopvolger te worden bedongen en aangenomen, een en ander op straffe van een eveneens onmiddellijk, zonder rechterlijke tussenkomst, opeisbare boete van eenhonderdduizend gulden (NLG 100.000,--) per dag door de overdragende partij die dit verzuimt en ingeval meerderen als overdragende partij optreden, door hen als hoofdzakelijke debiteuren, verschuldigd ten bate van de stichting dan wel haar rechtsopvolger.
(…)
Artikel 6
De erfpachter is behalve de afkoopsom van één gulden (NLG 1,--) aan de gemeente
een vergoeding voor de opstal verschuldigd van tweehonderdduizend gulden
(NLG 200.000,--).
IV. Ter gedeeltelijke uitvoering van de onder I en III (artikel 3) bedoelde verplichtingen van
de gemeente jegens de stichting en van de erfpachter jegens de gemeente tot het vestigen van een kwalitatieve verplichting, bepalen de gemeente en de erfpachter hierbij uitdrukkelijk ten behoeve van de stichting dat de verplichtingen van de gemeente en van de erfpachter om het gebouw plaatselijk bekend Oostmaaslaan 950, dat zich op gemeld kadastraal perceel gemeente Rotterdam sectie I nummer 423 bevindt, niet anders te (doen) gebruiken dan ten dienste van gerechtigheid en vrede conform de doelstelling van de stichting, zullen overgaan op degene die dat gebouw onder bijzondere titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik daarvan zullen verkrijgen. De doelstelling van de stichting is, in het kader van de “Aktion Sühnezeichen”, een gebouw te stichten en in stand te houden ten dienste van gerechtigheid en vrede.
De comparant sub 1, thans handelende in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de stichting, verklaart dit beding uitdrukkelijk te aanvaarden (…).
Voorts verklaarde comparant sub 1, thans handelende in zijn sub B gemelde hoedanigheid, dat de aanwending van het gebouw voor reguliere universitaire onderwijs- en onderzoekactiviteiten, welke in hun aard niet strijdig zijn met de doelstelling “Gerechtigheid en vrede” als een gebruik conform de doelstelling van de stichting moet worden beschouwd.
(…)”