ECLI:NL:RBROT:2005:AU7659

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
230148 KG RK 04-3035 en 235517/ KG RK 05-710
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W. Heyman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van arbiters in medische arbitrage en de gevolgen voor onpartijdigheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2005, is een wrakingsverzoek ingediend door [N.] tegen de arbiters dr. [W.] en dr. [Van W.] in een medische arbitrageprocedure. Het geschil ontstond naar aanleiding van een pensioen- en hypotheekverzekering tussen [N.] en Aegon, waarbij een arbitraal beding was opgenomen. Na de benoeming van de arbiters ontstond bij [N.] twijfel over hun onpartijdigheid, vooral omdat zij zelf medisch onderzoek hadden verricht in de zaak. De wrakingscommissie van het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) had eerder de wraking ongegrond verklaard, maar de voorzieningenrechter oordeelde anders.

De voorzieningenrechter benadrukte dat arbiters in een arbitrageprocedure onpartijdig en onafhankelijk moeten zijn. De combinatie van de rol van arbiter met die van medisch deskundige kan de schijn van partijdigheid oproepen, vooral wanneer de arbiter zelf medisch onderzoek verricht. [N.] voerde aan dat de arbiters zijn uitingen verkeerd begrepen en dat hun conclusies niet objectief waren. De rechter concludeerde dat de twijfels van [N.] over de onpartijdigheid gerechtvaardigd waren, vooral gezien de gang van zaken rondom het medisch onderzoek en de rapportages.

De voorzieningenrechter verklaarde de wraking gegrond en veroordeelde de gewraakte arbiters in de kosten van de procedure. De beslissing benadrukt het belang van onpartijdigheid in arbitrageprocedures, vooral in medische geschillen waar deskundigheid en persoonlijke ervaringen van groot belang zijn. De uitspraak heeft implicaties voor de rol van arbiters en de noodzaak om schijn van partijdigheid te vermijden, wat cruciaal is voor het vertrouwen in het arbitrageproces.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
zaak-/rekestnummer: 230148/04-3035
zaak-/rekestnummer: 235517/05-710
BESLISSING van de voorzieningenrechter
op het in de zaak-/rekestnummer: 230148/04-3035 op 20 december 2004
ingekomen verzoekschrift (met bijlagen) van:
[N.],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. M.L. Stroink te Groningen,
tegen
AEGON VERZEKERINGEN LEVEN,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
verweerder,
en op het in de zaak-/rekestnummer: 235517/05-710 op 4 maart 2005
ingekomen verzoekschrift (met bijlagen) van:
[N.],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. M.L. Stroink te Groningen,
tegen
1. [W.],
othopeed [ziekenhuis met adres],
2. [VAN W.],
neuroloog [woonplaats],
verweerders.
Partijen worden hierna ook aangeduid als respectievelijk “[N.]”, “Aegon”,
“[W.]” en “[Van W.]”
1. Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de beide verzoekschriften;
- pleitnotities en producties van mr. Stroink;
- faxbericht van de administrateur van het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) van 29 maart 2005;
- brief van [Van W.] van 22 maart 2005;
- brief van [W.] van 23 maart 2005.
Ter zitting van 29 maart 2005 zijn alleen mr. Stroink en [N.] rechtsgeldig verschenen. Mr. Stroink heeft tijdens die zitting het standpunt van [N.] toegelicht.
2. De voeging
De zaak met zaak-/rekestnummer 230148/04-3035 en de zaak met zaak-/rekestnummer 235517/05-710 zijn, nu sprake is van voor dezelfde rechter aanhangige verknochte zaken, gevoegd.
3. De beoordeling
3.1
Ten processe staat onder meer het navolgende vast:
- Tussen [N.] en Aegon is een uit tussen deze partijen gesloten pensioenverzekering en hypotheekverzekering voortvloeiend geschil gerezen.
- Die verzekeringsovereenkomsten hebben een arbitraal beding.
- Door het NAI zijn tot arbiters ter beslechting van het geschil benoemd [W.], [Van W.] en mr. [Van S.].
- Na de benoeming is bij [N.] twijfel ontstaan over de onpartijdigheid dan wel onafhankelijkheid van [W.] en [Van W.] en heeft [N.] deze twee arbiters gewraakt.
- De door het NAI aangestelde wrakingscommissie heeft op 4 februari 2005 beslist, dat de wraking ongegrond is.
- Op 1 maart 2005 is een (gedeeltelijk eind)vonnis in de arbitrage gewezen en dat vonnis is op 4 maart 2005 gedeponeerd ter griffie van de rechtbank te Amsterdam.
3.2
Tot de ook in een arbitrageprocedure geldende fundamentele beginselen van een behoorlijke procesorde behoort dat arbiters onpartijdig en onafhankelijk moeten zijn.
Indien er sprake is van een vanuit het gezichtspunt van verzoeker bekeken objectief gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid dan wel onafhankelijkheid, is een wrakingsverzoek gegrond.
3.3
[N.] stelt dat hij twijfelt aan de onpartijdigheid van de gewraakte arbiters. Hij voert een groot aantal wrakingsgronden aan. Hij heeft met name bezwaar tegen het verslag van 9 november 2004. Dat verslag houdt in de onderdelen “anamnese”, “lichamelijk onderzoek” en “röntgenonderzoek” en is ondertekend door [W.] mede namens [Van S.] en [Van W.].
3.4
Uit dat verslag blijkt, dat de arbiters [N.] hebben gezien en dat de arbiters-medici [N.] op 16 augustus 2004 zelf lichamelijk hebben onderzocht; volgens [N.] heeft dat onderzoek op 21 september 2004 plaatsgevonden.
[N.] stelt dat de arbiters de uitingen van [N.] steeds verkeerd bleken te begrijpen en met een verkeerde samenvattingen kwamen.
Hoe dat zij, vast staat, dat de arbiters verzoeker zelf medisch hebben onderzocht en daaraan conclusies hebben verbonden.
3.5
Het gaat om een geschil over een medische kwestie, namelijk de vraag of verzoeker ten gevolge van bepaalde rugklachten wel of niet arbeidsongeschikt is.
De door het NAI benoemde arbiters zijn medici, omdat zij daardoor bij uitstek deskundig worden geacht het in de arbitrageprocedure naar voren te brengen medisch bewijsmateriaal op zijn merites te beoordelen, en niet om zelf de patiënt te onderzoeken. In hun positie van arbiter staat hun rol als scheidsman voorop.
Combinatie van de rol van scheidsman met die van medisch deskundige is riskant voor de schijn van partijdigheid: de scheidsman is in beginsel niet tevens deskundige die het scheidsgerecht adviseert. Wanneer een arbiter-medicus in een zaak als de onderhavige zelf medisch onderzoek verricht, kan hij in de positie komen te verkeren, dat hij de waarde van zijn eigen onderzoek en conclusies moet afwegen tegen die van andere deskundigen.
Het is niet onredelijk dat verzoeker in geval van een eigen medisch onderzoek door de arbiter-medicus kan denken, dat de arbiter de neiging zal hebben meer waarde te hechten aan zijn eigen onderzoek dan aan dat van andere deskundigen. Daardoor staat de arbiter dan niet meer onbevooroordeeld tegenover het bewijsmateriaal.
Indien het eigen onderzoek van de arbiter tot conclusies ten nadele van verzoeker leidt, kan verzoeker de gerechtvaardige vrees koesteren dat de arbiter tegenover hem niet meer onpartijdig zal zijn. Voorts kan verzoeker bij het medisch onderzoek door de arbiter gemakkelijk de indruk hebben gekregen dat deze zijn klachten niet zo ziet als hij ze zelf ervaart, waardoor de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid toeneemt.
3.6
Bovendien is de gang van zaken rond het 2e rapport onduidelijk en het is te begrijpen dat daardoor de schijn van partijdigheid slechts nog verder is toegenomen.
Immers:
Tijdens een zitting in de arbitrageprocedure van 29 november 2004 hebben partijen zich over het verslag van 9 november 2004 uitgelaten. Naar aanleiding daarvan hebben de arbiters het verslag op wezenlijke punten gewijzigd (het 2e verslag van 13 december 2004).
Uit de beslissing van de wrakingscommissie blijkt dat [N.] tijdens de bij het NAI in het kader van die interne wrakingsprocedure op 18 januari 2005 gehouden mondelinge behandeling niet de beschikking heeft gehad over het 2e verslag en dat ook die wrakingscommissie niet beschikte over dat verslag.
Eén van de gewraakte arbiters is door verzoeker zelf benoemd. De feiten waarop de wraking is gebaseerd hebben echter ná die benoeming plaatsgevonden.
3.7
Het voorgaande vormt voldoende grond voor wraking.
Daar komt nog bij dat niet goed is in te zien waarom arbiters de procedure niet hebben geschorst nadat twee van hen waren gewraakt. Weliswaar zijn arbiters hiertoe wettelijk niet verplicht, maar volgens rechtspraak en wetsgeschiedenis is het duidelijk dat deze vrijheid alleen is gegeven om te voorkomen dat wrakingen worden gedaan uitsluitend om de procedure te vertragen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het feit dat arbiters niettemin de wraking hebben genegeerd en inmiddels een (gedeeltelijk eind)vonnis hebben gewezen versterkt de schijn van partijdigheid. Op verzoeker kan dit nauwelijks een andere indruk maken dan dat hetgeen hij naar voren brengt bij de arbiters geen enkel gewicht in de schaal legt.
Het verzoek is formeel tevens tegen Aegon gericht, de wederpartij van verzoeker in de arbitrage, maar het gaat om de bezwaren tegen twee arbiters. Nu die bezwaren gegrond worden verklaard, is het redelijk dat deze twee arbiters, als de in het ongelijk gestelde partijen, in de kosten worden veroordeeld. In de zaak tegen Aegon wordt geen kostenveroordeling uitgesproken.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter,
verklaart de wraking van dr. [W.] en dr. [Van W.] als arbiters in de onderhavige arbitrageprocedure gegrond;
veroordeelt dr. [W.] en dr. [Van W.] in de kosten van de procedure met zaak-/rekestnummer 235517/05-710, tot aan deze uitspraak aan de zijde van verzoeker begroot op € 95,-- aan verschotten en op € 300,-- aan salaris voor de procureur;
Deze beslissing is gegeven op 21 april 2005 door mr. J.W. Heyman.
1561/18