ECLI:NL:RBROT:2005:AU7461

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
202513/ HA ZA 03-2146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in huurkoopzaken en verwijzing naar sector kanton

In deze zaak, uitgesproken op 14 september 2005 door de Rechtbank Rotterdam, stond de bevoegdheid van de rechtbank centraal in een geschil tussen eiser en Dexia Bank Nederland N.V. Eiser vorderde onder andere de nietigheid van de tussen partijen gesloten 'Pensioen Effect'-overeenkomsten en de 'Allround Effect Vooruitbetaling'-overeenkomsten. Dexia betwistte de vordering en stelde dat de overeenkomsten geen eigendomsoverdracht beogen. De rechtbank diende te beoordelen of de overeenkomsten als huurkoop konden worden gekwalificeerd, wat bepalend was voor de bevoegdheid van de rechtbank. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomsten naar voorlopig oordeel als huurkoop moesten worden aangemerkt, wat betekende dat de zaak door de kantonrechter behandeld moest worden. De rechtbank verwees de zaak naar de rol van de sector kanton, waarbij partijen in persoon of bij gemachtigde moesten verschijnen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een juiste kwalificatie van overeenkomsten in civiele zaken en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van de rechtbank.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 202513 / HA ZA 03-2146
Uitspraak: 14 september 2005
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. L.J. den Hollander,
- tegen -
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. B.J.R. van Tongeren.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Dexia".
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in het griffiedossier.
1. Het geschil
in conventie
1.1 [Eiser] heeft gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair: de tussen partijen gesloten “Pensioen Effect”-overeenkomsten met contractnummers 39680667 en 39680668 en de “Allround Effect Vooruitbetaling”-overeenkomsten met contractnummers 39783207 en 39683216 nietig te verklaren, althans te vernietigen;
subsidiair: de voornoemde overeenkomsten te ontbinden;
2. Dexia te veroordelen om aan [eiser] te betalen, terzake van een ongedaanmakingsverplichting uit de ontbonden overeenkomsten, een vordering voortvloeiende uit de nietigheid of de vernietiging van de overeenkomsten en/of de schade wegens onrechtmatig handelen van Dexia, een bedrag van € 90.574,25, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 86.218,25 vanaf 31 augustus 2000 en over € 4.356,- vanaf 26 mei 2000 en de buitengerechtelijke kosten van € 8.121,75, vermeerderd met rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
3. Dexia te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2 Dexia heeft de vordering gemotiveerd betwist.
In reconventie
1.3 Dexia heeft gevorderd dat [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om aan Dexia betalen een bedrag van € 19.603,32, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Voor het geval dat haar vordering wordt afgewezen en het beroep van [eiser] op vernietiging of ontbinding geheel of deels slaagt, heeft Dexia gevorderd dat [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld wordt om aan Dexia te betalen een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de onderhavige overeenkomsten genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomsten.
1.4 [Eiser] heeft de vordering gemotiveerd betwist.
2. De beoordeling
2.1 De rechtbank staat eerst voor de vraag of zij bevoegd is van de vordering kennis te nemen, waarbij de kwalificatie van de overeenkomsten bepalend is.
Partijen twisten hierover.
2.2 Anders dan Dexia heeft aangevoerd, kunnen vermogensrechten - zo blijkt ook uit de wetsgeschiedenis - onderwerp zijn van een overeenkomst van huurkoop.
2.3 Dexia heeft betwist dat is voldaan aan het in artikel 7A:1576 BW gestelde vereiste van aflevering. Daartoe heeft zij aangevoerd dat geen sprake is van aflevering omdat de lessee aan het einde van de looptijd van de overeenkomsten slechts een geldvordering op de bank krijgt of kan verkrijgen. Dit verweer stuit af op artikel 6 van de overeenkomsten:
“Ter uitvoering van de in artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht, levert de Bank door middel van deze akte de waarden aan de lessee, onder de opschortende voorwaarde dat lessee al datgene aan de bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, van welke levering de Bank onverwijld na totstandkoming van deze akte mededeling doet aan de uitgevende instelling (…)”
Dat de eigendom van de effecten ingevolge artikel 2 bijzondere voorwaarden pas overgaat na volledige betaling doet er niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgehad.
2.4 Dexia heeft tot slot aangevoerd dat de overeenkomsten geen eigendomsoverdracht beogen.
Dit verweer stuit af op de laatste zin van artikel 6 van de overeenkomsten:
“Aldus is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden, zodra hij al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden.”
Er is aldus uitdrukkelijk overeengekomen dat de eigendom van de aandelen “automatisch” overgaat zodra de betalingsverplichtingen zijn nagekomen.
2.5 Uit het bovenstaande volgt dat de overeenkomsten naar het voorlopig oordeel van de rechtbank zijn aan te merken als overeenkomsten van huurkoop.
Ingevolge artikel 93 aanhef en sub c Rv. worden zaken betreffende huurkoop, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, behandeld en beslist door de kantonrechter. Hetzelfde geldt voor de vordering in reconventie, waarvan de samenhang met die in conventie zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
De rechtbank zal overeenkomstig artikel 71 lid 2 Rv. de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, in zijn geheel verwijzen naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank.
3. De beslissing
De rechtbank,
in conventie en reconventie
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Middelharnis, van maandag 24 oktober 2005 te 10.00 uur, bezoekadres: Koningin Julianaweg 45 te Middelharnis, postadres: Postbus 165, 3230 AD te Brielle, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1748/1554