ECLI:NL:RBROT:2005:AU6716
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Bogaards
- A. van de Water
- M. Uit Beijerse
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen tussen jeugdigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige verdachte die seksuele handelingen heeft verricht met twee meisjes van respectievelijk 12 en 14 jaar oud. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een tenlastelegging die was ingediend door de officier van justitie, mr. Sleeswijk Visser, die een jeugddetentie van 95 dagen had geëist, waarvan 90 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte werd bijgestaan door een raadsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de seksuele handelingen plaatsvonden in het kader van een seksueel getinte stoeipartij. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegenomen dat het leeftijdsverschil tussen de verdachte en de meisjes door de seksuele ontwikkeling van de verdachte aanzienlijk is teruggebracht. De rechtbank heeft ook een psychologisch rapport van drs. E. Koster in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte in zijn psychoseksuele ontwikkeling nog niet op het niveau van zijn leeftijdsgenoten was en dat zijn ideeën over meisjes en relaties kinderlijk waren.
Na het horen van de getuigen en het bestuderen van de stukken, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de seksuele handelingen tegen de zin van de meisjes waren verricht. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte en de meisjes een sfeer van seksueel experimenteergedrag uitstraalden, wat niet in strijd was met de sociaal-ethische norm. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, waardoor de verdachte onmiddellijk vrijgelaten werd. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2005 en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.