ECLI:NL:RBROT:2005:AU5079
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging uitspraak op bezwaar inzake onroerende-zaakbelasting door niet adequaat reageren op stelling van belastingplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de onroerende-zaakbelasting (OZB) van eiser, die zijn belastingplicht betwistte op basis van het feit dat zijn woning zich in een bebouwingsvrije zone bevond. Eiser had bezwaar gemaakt tegen twee aanslagen onroerende-zaakbelastingen die hem door de gemeente Rotterdam waren opgelegd. De directeur Gemeentebelastingen Rotterdam, verweerder in deze procedure, had de aanslagen gehandhaafd, maar had niet adequaat gereageerd op de stelling van eiser dat de belastingplicht geheel diende te vervallen vanwege de locatie van zijn woning.
De rechtbank overwoog dat de verweerder niet had ingegaan op de argumenten van eiser, die stelde dat de OZB-belastingplicht niet van toepassing was omdat de woning in een bebouwingsvrije zone lag. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak op bezwaar in strijd was met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat verweerder niet adequaat had gereageerd op de bezwaren van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand. Dit betekent dat de aanslagen onroerende-zaakbelastingen in principe gehandhaafd blijven, maar dat de gemeente Rotterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 37,00 moet vergoeden.
De rechtbank veroordeelde verweerder ook in de proceskosten van eiser, die op € 322,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door L.A.C. van Nifterick, met mr. H.T. van de Erve als griffier. Eiser had de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Gravenhage of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemde.