ECLI:NL:RBROT:2005:AU4040
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.R. Sijmonsma
- P.J.M. Bruijnzeels
- F.A.G.M. Vluggen
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter in een strafzaak en de beoordeling van onpartijdigheid
In deze zaak heeft de rechtbank te Rotterdam op 3 oktober 2005 een verzoek tot wraking van de rechter behandeld. Het verzoek werd ingediend door de raadsman van de verdachte, mr. B.C.W. van Eijck, en was gebaseerd op de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven voor deze vrees, waaronder e-mailcorrespondentie tussen de behandelend officier van justitie en de rechter. De rechtbank benadrukte dat wraking mogelijk is op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, wanneer er aanwijzingen zijn dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is.
De rechtbank stelde vast dat er maandenlang e-mailverkeer had plaatsgevonden tussen de rechter en de officier van justitie, wat de schijn van partijdigheid kon wekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn status, een negatieve uitleg kon geven aan bepaalde zinsneden in de correspondentie. Dit leidde tot de conclusie dat de schijn van partijdigheid niet voldoende was vermeden, en dat de rechter mogelijk de indruk had gewekt niet onpartijdig te zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking toegewezen, waarmee de rechter werd gewraakt. De beslissing werd genomen in het bijzijn van de griffier, P.J. van der Zee, en onderstreepte het belang van een onpartijdige rechtspraak, zoals gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.