ECLI:NL:RBROT:2005:AU3427

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
214203 / HA ZA 04 - 977
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verzekeringspremies en vergoeding van kosten na beëindiging overeenkomst van opdracht tot dienstverlening

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Van der Hoek Makelaardij Onroerende Goederen en Assurantiebemiddeling B.V. betaling van openstaande verzekeringspremies en vergoeding van kosten na de beëindiging van een overeenkomst van opdracht tot dienstverlening met gedaagde [X]. De rechtbank Rotterdam heeft op 14 september 2005 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de feiten en de rechtsverhouding tussen partijen uitvoerig zijn besproken. Van der Hoek B.V. heeft in de periode van 1999 tot 2002 als assurantietussenpersoon opgetreden voor [X] en heeft een overeenkomst van opdracht tot dienstverlening gesloten voor de verkoop van een woning. De overeenkomst werd op 1 juli 2003 door Van der Hoek B.V. teruggegeven, waarna de vordering tot betaling van openstaande premienota's en kosten volgde. [X] heeft de vordering betwist en zich beroepen op opschorting van betaling, onder andere omdat hij geen duidelijkheid heeft gekregen over zijn verplichtingen. De rechtbank heeft de vorderingen van Van der Hoek B.V. beoordeeld en enkele vorderingen toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen op basis van onvoldoende onderbouwing of het ontbreken van overleg over kosten. De rechtbank concludeert dat [X] in verzuim is gekomen en dat de wettelijke rente kan worden toegewezen vanaf de datum van ingebrekestelling. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere bewijslevering en akten.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 214203 / HA ZA 04 - 977
Uitspraak: 14 september 2005
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap VAN DER HOEK MAKELAARDIJ ONROERENDE GOEDEREN EN ASSURANTIEBEMIDDELING B.V.,
gevestigd te Oostvoorne,
eiseres,
procureur mr. P.A. de Lange,
advocaat mr. M. Spaa te ‘s-Gravenhage,
- tegen -
[T.J.W. X],
wonende te Hellevoetsluis,
gedaagde,
procureur mr. D.J.R.M. Braakenburg,
advocaat mr. J.H. Pelle te ‘s-Gravenhage.
Partijen worden hierna aangeduid als "Van der Hoek B.V.” respectievelijk "[X]”.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 23 maart 2004 en de door Van der Hoek B.V. overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- akte uitlaten producties, tevens akte houdende wijziging van eis aan de zijde van Van der Hoek B.V.;
- tussenvonnis van deze rechtbank van 23 juni 2004, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 22 oktober 2004;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door Van der Hoek B.V. overgelegde productie;
- akte aan de zijde van [X], met producties;
- akte aan de zijde van Van der Hoek B.V., met producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
Van der Hoek B.V. heeft als assurantietussenpersoon in de periode 1999 – 2002 in opdracht en ten behoeve van [X] bemiddeld bij het afsluiten van onder meer een opstalverzekering, inboedelverzekering, inventarisverzekering, autoverzekeringen en ongevallenverzekeringen en periodiek de hiervoor verschuldigde verzekeringspremies aan [X] gefactureerd en geïncasseerd.
2.2
Van der Hoek B.V. is daarnaast op 25 september 2001 een overeenkomst van opdracht tot dienstverlening met [X] aangegaan, waarbij Van der Hoek B.V. als makelaar is opgetreden ten behoeve van de verkoop van het woonhuis van [X] te Hellevoetsluis.
2.3
Artikel 5 van de overeenkomst van opdracht van dienstverlening, voor zover hier relevant, bepaalt:
“Mocht de opdrachtgever de opdracht intrekken of opschorten dan is hij naast de tot dan toe gemaakte kosten als bedoeld onder 1 sub c, aan het NVM-lid een vergoeding verschuldigd van: 10% van de courtage passend bij de laatst gehanteerde vraagprijs.”
2.4
De Voorwaarden NVM 2000, voor zover hier relevant, bepalen:
(…)
Artikel II sub 9
Een opdracht loopt voor onbepaalde tijd. Hij eindigt onder meer door
- vervulling door het NVM-lid;
- intrekking door de opdrachtgever;
- teruggaaf door het NVM-lid;
(…)
Teruggaaf van de opdracht door het NVM-lid is slechts mogelijk op grond van gewichtige reden. Als gewichtige reden wordt in elk geval beschouwd:
(…)
- verstoring van de relatie tussen NVM-lid en opdrachtgever.
Het intrekken of teruggeven van een opdracht dient schriftelijk te geschieden.
(…)
Bij beëindiging of opschorting van de opdracht kunnen kosten in rekening worden gebracht overeenkomstig het bepaalde in artikel II.23, 24 en 25. Na het einde van de opdracht kunnen courtageverplichtingen ontstaan overeenkomstig het bepaalde in artikel II.16.
(…)
Artikel II sub 23
Tenzij anders overeengekomen vergoedt de opdrachtgever de kosten die het NVM-lid ten behoeve van de opdrachtgever maakt. Ten aanzien van het maken van deze kosten en de omvang ervan dient het NVM-lid tevoren met zijn opdrachtgever overleg te plegen. Een en ander geldt eveneens als de opdracht wordt opgeschort of eindigt door intrekking, teruggaaf of anderszins.
(…)
2.5
Van der Hoek B.V. heeft een advertentie in een krant geplaatst, waarin het woonhuis van [X] ter verkoop is aangeboden.
2.6
Met ingang van 1 juli 2003 heeft Van der Hoek B.V. de opdracht tot dienstverlening teruggegeven.
3. De vordering
De bij akte uitlaten producties, tevens akte houdende wijziging van eis gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [X] te veroordelen tot betaling van:
- € 11.904,94 zijnde de openstaande hoofdsom en de wettelijke rente tot en met 30 september 2004 ter zake de verzonden facturen;
- de openstaande wettelijke rente, niet langer vervallen dan een jaar, berekend tot en met 30 september 2004 over € 11.904,94, zijnde € 197,98;
- de wettelijke rente over € 11.904,94 vanaf 1 oktober 2004, althans vanaf datum dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke incassokosten primair groot € 1.219,08, subsidiair groot € 780,00;
- kosten van de procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Van der Hoek B.V. aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
[X] laat, ondanks sommaties hiertoe, na te betalen een bedrag van in totaal € 8.127,21 aan premienota’s met premievervaldata in de periode 25 juli 1999 tot en met 14 maart 2002, ter zake verzekeringen met polisnummers:
- 21253187 (zekerheidscombinatie), in totaal € 1.495,39;
- 30425788 (opstalverzekering), in totaal € 453,37;
- 31164576 (goederen / inventarisverzekeringen), in totaal € 98,33;
- 31164578 (goederen / inventarisverzekeringen), in totaal € 98,33;
- 83204791 (motorrijtuigenverzekering), in totaal € 1.023,93;
- 83212991 (motorrijtuigenverzekering), in totaal € 496,98;
- 83465021 (motorrijtuigenverzekering), in totaal € 369,66;
- 850745385 (motorrijtuigenverzekering), in totaal € 1.732,47;
- 1158965385 (motorrijtuigenverzekering), in totaal € 2.261,86;
- 83204792 (ongevallen inzittendenverzekeringen), in totaal € 15,09;
- 83212992 (ongevallen inzittendenverzekeringen), in totaal € 45,27;
- 83465022 (ongevallen inzittendenverzekeringen), in totaal € 36,53.
3.2
Van der Hoek B.V. vordert tevens, op grond van artikel 5 van de overeenkomst van opdracht van dienstverlening en artikel II sub 9 en sub 23 van de Voorwaarden NVM 2000, een bedrag groot € 1.798,99 wegens de voortijdige beëindiging van de overeenkomst van opdracht tot dienstverlening.
[X] laat ook betaling van dit bedrag, ondanks sommaties hiertoe, na.
3.3
Tenslotte maakt Van der Hoek B.V. aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten die zij heeft moeten maken en wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de vervaldata van de desbetreffende premienota’s.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Van der Hoek B.V. in de kosten van het geding.
[X] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Verzekeringen
4.1
[X] beroept zich op zijn opschortingsrecht ten aanzien van betaling van eventuele openstaande premienota’s totdat Van der Hoek B.V. voldoende duidelijkheid heeft verschaft en een deugdelijk overzicht van zijn verplichtingen heeft opgesteld.
[X] voert als tweede verweer dat de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde nota’s ter zake verzekeringspremies nimmer door hem zijn ontvangen.
4.2
Over de afzonderlijke verzekeringspolissen en premienota’s voert [X] de navolgende aanvullende verweren.
4.3
Ten aanzien van polisnummer 21253187 (zekerheidscombinatie) heeft [X] begin 2001 fl. 468,04 en op 10 februari 2001 fl. 435,33 betaald.
Daarnaast corresponderen de gevorderde bedragen niet met de verzonden premienota’s.
4.4
De premienota ter zake polisnummer 30425788 (opstalverzekering) is onduidelijk, nu een opstalverzekering ook onderdeel uitmaakt van de verzekering onder polisnummer 21253187 (zekerheidscombinatie).
4.5
De premienota’s voor de verzekeringen met polisnummer 31164576 en 31164578 (goederen / inventarisverzekering) heeft [X] nimmer ontvangen.
4.6
Op 16 oktober 2000 heeft [X] fl. 1.614,00 betaald, zijnde de premie voor een heel jaar voor de motorrijtuigenverzekering onder polisnummer 83204791. Deze verzekering diende met ingang van 9 februari 2001 te worden beëindigd wegens verkoop van de verzekerde auto, hetgeen ook aan Van der Hoek B.V. is medegedeeld. De premienota gedagtekend 10-10-2001 (€ 732,45) is derhalve ten onrechte opgemaakt, dit geldt ook voor de premienota voor de verzekering onder polisnummer 83204792 (ongevallen-inzittendenverzekering).
Verder is in 1999 de voor de motorrijtuigenverzekering van een BMW verschuldigde premie groot fl. 5.618,25 betaald. Deze BMW is vervolgens verkocht, waardoor deze verzekering is opgeschort. Op 20 november 1999 is een Volvo aangeschaft. De restant verzekeringspremie van voornoemde BMW is vervolgens verrekend met de voor deze Volvo over 1999 te betalen verzekeringspremie, zodat [X] per saldo te veel heeft betaald.
4.7
De premies voor de verzekering onder polisnummer 83212991 (motorrijtuigenverzekering) en 83212992 (ongevallen-inzittendenverzekering) worden ten onrechte gevorderd, nu beide verzekeringen zijn beëindigd door schorsing van de auto per 15 september 1998 bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de premienota’s op de periode daarna betrekking hebben. Deze schorsing is destijds gemeld aan Van der Hoek B.V.
4.8
De premienota’s voor de verzekeringen onder polisnummer 83465021 (motorrijtuigenverzekering) en 83465022 (ongevallen-inzittendenverzekering) worden eveneens ten onrechte gevorderd, nu door verkoop van de verzekerde auto beide verzekeringen per 11 maart 2000 zijn beëindigd en de premienota’s op de periode daarna betrekking hebben. Deze verkoop is destijds aan Van der Hoek B.V. medegedeeld.
4.9
De verzekeringen met als polisnummers 850745385 en 1158965385 (beide motorrijtuigenverzekeringen) hebben betrekking op dezelfde auto (Volvo 850 met kenteken LB-LT-31). [X] heeft de verzekeringspremies voor deze auto betaald en er bestaan geen betalingsverplichtingen meer.
4.1
Tenslotte heeft [X] nog een aantal andere betalingen verricht die mogelijk (mede) betrekking hebben op de in het geding zijnde premienota’s.
Overeenkomst van opdracht tot dienstverlening
4.11
[X] voert als eerste verweer tegen deze vordering dat uit hoofde van artikel 5 van de overeenkomst een recht op vergoeding uitsluitend bestaat indien de opdrachtgever de opdracht tot dienstverlening heeft ingetrokken. Daarnaast betwist [X] dat de kosten zonder meer verschuldigd zijn en dat de kosten 10% van de courtage van de laatst gehanteerde vraagprijs zou bedragen.
Als een volgende verweer voert [X] aan dat artikel II sub 23 Voorwaarden NVM 2000 alleen van toepassing is als de opdrachtgever de opdracht intrekt. Hij stelt voorts dat het in dit artikel voorgeschreven overleg ten aanzien van de kosten en de omvang daarvan niet heeft plaatsgevonden.
Het laatste verweer houdt in dat de redelijkheid en de billijkheid zich verzetten tegen toewijzing van deze vordering, aangezien de opdracht zonder enige opgaaf van redenen is teruggegeven.
4.12
De verschuldigdheid en de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten worden betwist.
5. De beoordeling
5.1
[X] heeft zich niet op de bij wet voorgeschreven wijze verzet tegen de vermeerdering van eis door Van der Hoek B.V., zodat de rechtbank van de vermeerderde eis zal uitgaan.
verzekeringen
5.2
Het bij conclusie van antwoord door [X] ingeroepen opschortingsrecht is, nu bij akte uitlaten producties, tevens akte houdende wijziging van eis het gevraagde overzicht is overgelegd, in het verdere verloop van de procedure niet althans onvoldoende onderbouwd gehandhaafd. Dit verweer zal dan ook worden gepasseerd.
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de in 3.1 vermelde verzekeringen ten behoeve van [X] zijn afgesloten en dat Van der Hoek B.V. gerechtigd is om de verzekeringspremies voor zover nog verschuldigd te incasseren.
5.4
Het tweede onder rechtsoverweging 4.1 weergegeven verweer van [X] wordt als een beroep op het niet intreden van verzuim gekwalificeerd, omdat de premienota’s door hem niet ontvangen zijn.
[X] heeft erkend dat uit genoemde verzekeringen voor hem de verplichting volgt om de hieraan gekoppelde verzekeringspremies voorafgaand aan de premievervaldatum te betalen. Hiermee staat de opeisbaarheid van de vordering tot betaling van de verzekeringspremies vanaf de premievervaldatum, voor zover deze premies nog verschuldigd zijn, vast.
Of bedoelde premienota’s wel of niet verzonden en ontvangen zijn, is hiermee alleen van belang voor het tijdstip waarop de gevolgen van het verzuim intreden (verschuldigdheid wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten). Hierop zal nader worden ingegaan in rechtsoverwegingen 5.21 e.v.
5.5
Thans zal de rechtbank de afzonderlijke verweren tegen de diverse premienota’s beoordelen.
21253187 (zekerheidscombinatie)
5.6
Het verweer dat de gevorderde bedragen niet corresponderen met de verzonden premienota’s valt in het licht van het overgelegde overzicht, de polissen en de premienota’s zonder nadere toelichting niet te begrijpen, althans dient als onvoldoende onderbouwd te worden aangemerkt. Nu deze toelichting ontbreekt zal dit verweer dan ook als onvoldoende onderbouwd worden.
Voorshands is niet komen vast te staan dat de door [X] gestelde betalingen in mindering strekken op de openstaande premienota’s. Immers, de door [X] gestelde betaling van fl. 468,04 blijkt niet uit het door hem overgelegde bankafschrift. De wel uit dit bankafschrift blijkende betaling groot fl. 435,33 valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te herleiden tot één van de premienota’s opgenomen in het door Van der Hoek B.V. overgelegde overzicht.
Nu [X] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde betalingen, zal hij overeenkomstig artikel 150 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) en zijn bewijsaanbod worden belast met het bewijs, dat deze twee betalingen in mindering strekken op de gevorderde premienota’s van de hier bedoelde verzekering.
Hiertoe zal de zaak naar de rol worden verwezen, opdat [X] zich bij akte hierover kan uitlaten.
30425788 (opstalverzekering)
5.7
De rechtbank begrijpt het hier gevoerde verweer aldus dat de premie voor deze opstalverzekering niet verschuldigd is, omdat deze verzekering volgens het polisblad per 24 augustus 1999 is opgegaan in de zekerheidscombinatie waarvoor al premienota’s zijn verzonden.
[X] kan niet gevolgd worden in dit verweer. Nu de gevorderde premie voor de opstalverzekering een premievervaldatum vóór 24 augustus 1999 heeft, terwijl de gevorderde premies van de zekerheidscombinatie vervaldata hebben nà 24 augustus 1999, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk dat sprake is van de door [X] gestelde overlap.
De vordering tot betaling van de premie ter zake de opstalverzekering zal, als onvoldoende gemotiveerd betwist, worden toegewezen.
31164576 en 31164578 (goederen / inventarisverzekering)
5.8
Behoudens het in rechtsoverweging 5.20 e.v. te bespreken verweer dat de desbetreffende premienota’s niet door [X] zijn ontvangen, wordt deze vordering inhoudelijk verder niet betwist.
Deze vordering wordt, als onvoldoende gemotiveerd betwist, toegewezen.
83204791 (motorrijtuigenverzekering)
5.9
De rechtbank concludeert uit de eigen stellingen onder 9b in de akte uitlaten na comparitie van Van der Hoek B.V., dat de premie over 2001 groot € 732,45 door [X] betaald is. Immers, blijkens de overgelegde premienota (productie 1 bij dagvaarding) ziet het gevorderde op premiebetaling 2001, zodat moet worden vastgesteld dat deze premienota is voldaan. De vordering tot betaling van de premienota groot € 732,45 met als premievervaldatum 10 oktober 2001 zal dan ook worden afgewezen.
5.1
De rechtbank begrijpt dat [X] als verweer voert dat het gevorderde premiebedrag groot € 291,48 (premievervaldatum 6 december 1999) is verrekend met een reeds eerder betaalde premie van een opgeschorte verzekering van een BMW. Deze verrekening wordt gemotiveerd door Van der Hoek B.V. weersproken.
Nu [X] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde verrekening, zal hij overeenkomstig artikel 150 Rv. met het bewijs van deze verrekening worden belast. Op grond van de thans overgelegde bescheiden kan niet worden aangenomen dat die verrekening heeft plaatsgevonden.
Indien [X] slaagt in dit bewijs, zal de vordering tot betaling van de premienota groot € 291,48 (premievervaldatum 6 december 1999) worden afgewezen. Slaagt [X] niet in dit bewijs, dan ligt deze vordering voor toewijzing gereed.
Hiertoe zal de zaak naar de rol worden verwezen, opdat [X] zich bij akte hierover kan uitlaten.
83212991 en 83465021 (motorrijtuigenverzekering)
83204792, 83212992 en 83465022 (ongevallen-inzittendenverzekering)
5.11
Partijen verschillen van mening over de noodzakelijkheid van het door [X] verstrekken van vrijwaringsbewijzen.
Van der Hoek B.V. stelt dat op grond van de polisvoorwaarden [X] eerst van zijn verplichting tot betaling van de verzekeringspremies wordt ontheven, indien hij vrijwaringsbewijzen van de verzekerde auto’s overlegt. Bij comparitie van partijen stelt Van der Hoek B.V. dat dit vereiste uit de polisvoorwaarden volgt.
[X] stelt dat een vrijwaringsbewijs niet nodig is, omdat de betrokken verzekeringsmaatschappij zelfstandig de inschrijving van de verzekerde auto bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer kan nagaan.
5.12
Tussen partijen is niet in geschil dat [X] deze vrijwaringsbewijzen niet heeft doen toekomen aan Van der Hoek B.V., maar dat de betreffende auto’s in het Centraal Register WAM, bijgehouden door de Rijksdienst voor het Wegverkeer, wel zijn afgemeld.
Kennisgeving van afmelding heeft evenwel geen privaatrechtelijke werking, zodat het gegeven dat de betreffende auto’s bij het Centraal Register WAM zijn afgemeld niet kan toe- of afdoen aan het ongewijzigd voortbestaan van de verzekeringsovereenkomst en de daaraan verbonden verplichting tot premiebetaling.
Het komt derhalve aan op de inhoud van de polisvoorwaarden om de vraag te kunnen beantwoorden of, en zo ja vanaf welk moment, [X] is ontheven van zijn verplichting tot betaling van premie.
Nu Van der Hoek B.V. zich beroept op de rechtsgevolgen van het niet verstrekken van bedoelde vrijwaringsbewijzen, zal zij overeenkomstig artikel 150 Rv. en haar bewijsaanbod worden belast met het bewijs van haar stelling dat uit de toepasselijke polisvoorwaarden volgt dat [X] eerst van zijn verplichtingen tot het betalen van verzekeringspremies wordt ontheven, indien hij vrijwaringsbewijzen van de verzekerde auto’s overlegt.
Hiertoe zal de zaak naar de rol verwezen worden voor het nemen van een akte, opdat Van der Hoek B.V. de betreffende polisvoorwaarden kan overleggen.
Indien Van der Hoek B.V. slaagt in haar bewijs, liggen de vorderingen ter zake de premienota’s van de hier bedoelde verzekeringen voor toewijzing gereed. Slaagt Van der Hoek B.V. niet in haar bewijs, dan zullen de vorderingen ter zake betaling van de hier bedoelde verzekeringen worden afgewezen.
[X] zal de bedoelde vrijwaringsbewijzen dienen te overleggen, hetgeen eveneens bij akte kan geschieden.
850745385 en 1158965385 (motorrijtuigenverzekering)
5.13
De rechtbank begrijpt het eerste verweer van [X], namelijk het bestaan van twee polisnummers voor één te verzekeren auto als volgt, dat de Volvo 850 met kenteken LB-LT-31 “dubbel” verzekerd is.
Uit de polisbladen, die als productie 2 bij dagvaarding zijn overgelegd, volgt dat de motorrijtuigenverzekering met als polisnummer 850745385 ziet op een Volvo 850 met kenteken LB-LT-31 per 6 september 1999, vanaf 14 december 1999 op een Volvo 850 met kenteken NP-JS-11 en vanaf 11 december 2001 op een Volvo V70 met als kenteken 37-GD-LX.
De motorrijtuigenverzekering met als polisnummer 1158965385 ziet op een Volvo 850 met als kenteken LB-LT-31 vanaf 19 april 2000.
Het eerste verweer van [X] dient als onvoldoende gemotiveerd te worden verworpen, nu gezien de ingangs- en einddatum van verzekering met polisnummer 850745385 en de ingangsdatum van verzekering met polisnummer 1158965385 zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet volgt dat sprake is van een “dubbele” verzekering van de Volvo 850 met kenteken LB-LT-31.
De vorderingen ter zake de premies van de verzekering met polisnummer 850745385 worden, nu de verschuldigdheid door [X] verder niet betwist wordt, toegewezen.
5.14
Ten aanzien van het tweede verweer, dat inhoudt dat er geen betalingsverplichtingen (meer) bestaan voor de verzekering met als polisnummer 1158965385, wordt als volgt overwogen.
De door [X] overgelegde bankafschriften waaruit de door hem gestelde betalingen moeten worden afgeleid, leveren voorshands geen bewijs op voor zijn stelling dat er geen betalingsverplichtingen voor deze verzekering meer zouden bestaan. De op deze bankafschriften vermelde betalingen zijn niet zonder meer te herleiden tot de gevorderde premie. Nu [X] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde betalingen, zal hij overeenkomstig artikel 150 Rv. en zijn bewijsaanbod worden belast met het bewijs van deze stelling.
Hiertoe zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte, opdat [X] zich hierover kan uitlaten.
overige betalingen
5.15
De door [X] gestelde overige betalingen die mogelijk op de onderhavige verzekeringen zijn verricht, zijn alle, bij akte uitlaten na comparitie van partijen, door Van der Hoek B.V. gemotiveerd weersproken. Nu [X] zich hierover niet heeft kunnen uitlaten, zal hij, alvorens hierover een beslissing genomen kan worden, daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
Hiertoe zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte.
overeenkomst van opdracht tot dienstverlening
5.16
Uit productie 10 bij dagvaarding volgt dat het gevorderde bedrag is opgebouwd uit een vergoeding (€ 1.410,00) en advertentiekosten (€ 101,76), beide bedragen te vermeerderen met BTW.
5.17
[X] heeft niet betwist dat de Voorwaarden NVM 2000 overeengekomen zijn en onderdeel uitmaken van de overeenkomst van opdracht tot dienstverlening.
5.18
Artikel 5 van de overeenkomst van opdracht tot dienstverlening bepaalt dat recht op vergoeding groot 10% van de courtagekosten bestaat, indien de opdrachtgever de opdracht intrekt of opschort. Nu als onbestreden vaststaat dat Van der Hoek B.V. als opdrachtnemer de opdracht heeft teruggegeven en op deze wijze heeft beëindigd, bestaat derhalve geen recht op een vergoeding.
5.19
Artikel II sub 23 van de Voorwaarden NVM 2000 bepaalt dat de opdrachtgever ook bij teruggave van de opdracht door opdrachtnemer de door hem gemaakte kosten dient te vergoeden, echter alleen indien van tevoren overleg is gepleegd over het maken van deze kosten en de omvang ervan. [X] heeft bij conclusie van antwoord onweersproken gesteld dat bedoeld overleg niet heeft plaatsgevonden zodat in rechte van de juistheid van deze stelling zal worden uitgaan. Nu dit overleg niet heeft plaatsgevonden, bestaat er ook geen verplichting tot vergoeding van de advertentiekosten.
Hierbij komt dat uit de overeenkomst van opdracht tot dienstverlening blijkt dat partijen overeengekomen zijn, dat de kosten terzake “fotowoninggids” voor rekening van Van der Hoek B.V. komen.
5.2
De vordering tot betaling van de kosten wegens het teruggeven van de opdracht tot dienstverlening, wordt afgewezen. De overige verweren behoeven derhalve niet te worden beoordeeld.
buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
5.21
De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente kan eerst worden toegewezen, indien vast staat dat de schuldenaar in verzuim is gekomen.
5.22
[X] heeft niet betwist dat hij de brief van 26 juni 2003 afkomstig van NCM Eurocollect B.V. heeft ontvangen. Hiermee kan in het midden blijven of de premienota’s zijn verzonden en door [X] zijn ontvangen, nu deze brief als een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 BW is te beschouwen. [X] wordt hierin immers een redelijke termijn van acht dagen geboden, waarbinnen alsnog nakoming dient plaats te vinden. [X] is derhalve in verzuim met ingang van 5 juli 2003, zodat vanaf deze datum de wettelijke rente over het nog nader vast te stellen bedrag kan worden toegewezen.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten zal daarentegen worden afgewezen. De door Van der Hoek B.V. gestelde buitengerechtelijke incassowerkzaamheden omvatten niet meer dat het verzenden van enkele (herhaalde) aanmaningen. De kosten van deze werkzaamheden zijn begrepen in een proceskostenveroordeling.
5.23
De rechtbank zal in afwachting van de bewijslevering verder iedere beslissing aanhouden.
5.24
Krachtens het bepaalde in artikel 337 lid 2 Rv. kan hoger beroep van dit vonnis slechts tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld.
6. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 12 oktober 2005 voor het nemen van een akte door:
- [X] ter voldoening aan het in rechtsoverwegingen 5.6, 5.10, 5.12, 5.14 en 5.15 gestelde;
- Van der Hoek B.V. ter voldoening aan het in rechtsoverweging 5.12 gestelde;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.B.F. Telders.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1699 / 127