R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 205871 / HA ZA 03-2659
Uitspraak: 24 augustus 2005
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CIKAM B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres,
procureur mr. J.A.J. Leeman,
advocaat mr. Chr. H. Van Dijk te Amsterdam,
de naamloze vennootschap AIG EUROPE (NETHERLANDS) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. W.J. Hengeveld,
advocaat mr. P.J.M. Drion te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als "Cikam" respectievelijk "AIG".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 28 oktober 2003 en de door eiseres overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties;
- de zijdens Cikam bij faxbericht van 22 juni 2005 overgelegde producties ten behoeve van het pleidooi van 23 juni 2005;
- de bij gelegenheid van de pleidooien op 23 juni 2005 zijdens Cikam en AIG overgelegde pleitnotities met producties.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Cikam is gehuisvest in een vrijstaand pand bestaande uit een begane grond en een eerste verdieping. Het bedrijfsterrein is omgeven door een metalen hek.
2.2 De bedrijfsruimte van Cikam is voorzien van een elektronisch inbraaksignaleringssysteem. De actieve alarmopvolging heeft Cikam uitbesteed aan Randon Beveiliging B.V.
2.3 Op 10 september 2001 omstreeks 5.30 uur is ingebroken in het pand van Cikam.
2.4 In het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2001 is het volgende opgenomen:
“Aan de zijde van de busbaan op de begane grond heeft men een raam opengebroken, geforceerd. Tevens heeft men op de eerste verdieping aan de zijde van de busbaan ter hoogte van het openstaande raam ook een raam vernield cq ingegooid. Men is niet op de eerste verdieping binnen geweest. Men is wel op de begane grond binnen geweest en men heeft 3 kasten open gebroken en daaruit 26 laptops, inclusief draagtassen en toebehoren, gestolen van het merk Max Data en Acer, (…). Tevens heeft men een melder van het alarmsysteem vernield welke in de linkerbovenhoek hing tegen het plafond. Men heeft de andere kasten die niet waren afgesloten ook doorzocht maar hieruit niets gestolen.
Het terrein is rondom afgesloten met een hek en aan de busbaanzijde heeft men het hek verbogen waardoor er een smal persoon het terrein zou kunnen betreden.”
2.5 Cikam heeft bij AIG middels verzekeringstussenpersoon Aon Nederland (hierna: Aon) een zogenoemde Elektronicaverzekering afgesloten. In de op deze verzekering van toepassing zijnde voorwaarden is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:
“3 Dekking
(...)
3.3 Verlies van de verzekerde zaken ten gevolge van diefstal is uitsluitend verzekerd na inbraak.
3.3.1 Onder inbraak wordt verstaan schade aan of verlies van de verzekerde zaken door, ten gevolge of bij gelegenheid van diefstal of poging daartoe, waarbij de dader zich de toegang tot het gebouw, waarin deze zaken zich bevinden, heeft verschaft of heeft trachten te verschaffen door braak ten opzichte van bedoeld gebouw (hierna te noemen “buitenbraak”).
3.3.2 Onder buitenbraak wordt tevens verstaan braak aan deur(en), raam (ramen) enz. toegang gevende tot dat gedeelte van het gebouw waarin de verzekerde zaken zich bevinden.
(...)”
2.6 Aon heeft EMN Expertise B.V. (hierna te noemen: EMN) op 10 september 2001 opdracht gegeven het schadegeval in behandeling te nemen.
2.7 EMN heeft op 3 december 2001 - voor zover relevant - als volgt aan Aon gerapporteerd:
“Evenement
(...)
Op de begane grond hebben de daders een glazen raam weten te openen. Het raam wordt normaliter vergrendeld met een uitzetijzer en twee op het glas bevestigde raamafsluiters. Tijdens onze expertise hebben wij rond deze ruit geen sporen van braak aangetroffen. Wel was een van de binnenstrips losgeraakt, waarvan het vermoeden bestaat dat dit reeds voor onderhavig evenement heeft plaatsgevonden. De strip wordt bij een goede afsluiting van het raam dichtgetrokken en zonder beschadigingen te veroorzaken is het ons inziens niet mogelijk om deze strip weg te duwen of te verwijderen.
Wij hebben proefondervindelijk, in het bijzijn van de directie van verzekerde, vastgesteld dat bij een normale deugdelijke vergrendeling van de ruit deze niet vanaf de buitenzijde kan worden geopend. Indien de ruit bij het verlaten van het pand echter op een zogeheten “kierstand” wordt afgesloten, kan van buitenaf de vergrendeling eenvoudig zonder forcering worden weggeduwd. Indien het raam op een deugdelijke wijze is afgesloten, dient om de metalen spijlen een haakse bocht gemaakt te worden om bij de raamafsluiters te komen.
(...)
Schadeomvang
Volgens opgave van de verzekerde zijn bij de diefstal, na verwerking van de teruggevonden apparaten, 22 computers van het merk Max Data ontvreemd.
(...)”
2.8 EMN heeft blijkens voormelde rapportage de totale schade van Cikam als volgt begroot en vastgesteld:
Opstal, exclusief BTW (herstelkosten) f 1.582,--
Inventaris (getaxeerd), exclusief BTW f 3.122,--
Computerapparatuur, exclusief BTW f 85.775,--
Software, exclusief BTW f 9.493,--
Installatiekosten, exclusief BTW f 900,--
Reconstructiekosten, exclusief BTW f 1.800,--
Bedrijfsschade, extra kosten, exclusief BTW f 12.650,-- f 115.322,--
2.9 Op 5 december 2001 heeft Aon namens Cikam een claim bij AIG ingediend in verband met de op 10 september 2001 bij Cikam gestolen computers.
2.10 Op 15 januari 2002 is opnieuw ingebroken bij Cikam. Bij deze inbraak hebben de daders hetzelfde raam op de begane grond geopend als bij de inbraak op 10 september 2001.
2.11 De technische recherche heeft op 16 januari 2002 onderzoek gedaan aan het bedrijfspand van Cikam. In het hiervan opgemaakte proces-verbaal, gedateerd 29 januari 2002, is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:
“Ons werd een raam gewezen waardoor de dader de laatste keer was binnengekomen. Het was niet duidelijk hoe de dader het raam geopend zou kunnen hebben zonder dat de ruit eventueel gebarsten zou zijn. Wij zagen dat het raam zich op een hoogte van ongeveer 1.50 meter bevond. Wij zagen dat het een naar buiten openslaand raam betrof zonder een sponning erom heen. Het raam werd aan de binnenzijde vergrendeld middels twee raamboompjes alsmede een uitzetijzer.
Wij zagen dat het raam zich in een aluminium raamkozijn bevond. Wij zagen dat er terhoogte van de raamboompjes zich krassporen op het aluminium kozijn bevonden.
Door ons werd met behulp van een tie-rip, de rechter-onderhoek van het raam naar buiten toe opengetrokken. Hierbij werd door ons een ruimte gecreëerd, zodat het mogelijk was om het uitzetijzer met behulp van een schroevendraaier omhoog en vervolgens naar binnen toe te duwen.
Hiermee was de vergrendeling van het uitzetijzer opgeheven.
Vervolgens werd met behulp van een plamuurmes en een stuk dubbelgevouwen karton een ruimte gecreëerd tussen de ruit en het kozijn ter hoogte van de onderste raamboom. Deze ruimte was genoeg om met behulp van een buigtangetje het raamboompje uit de sluitkom te drukken.
Op dezelfde wijze werd vervolgens het bovenste raamboompje geopend.
Tijdens voornoemde handelingen is geen schade ontstaan aan de ruit. Het geheel van de handeling bedroeg ongeveer vijf minuten. (…) Bovenvermelde handeling werd uitgevoerd met de ons op dat moment aanwezige hulpmiddelen, echter is het niet ondenkbaar dat het met andere middelen (bijvoorbeeld; voorgevouwen aardedraad, luchtzakpompje) nog eenvoudiger en sneller is om deze en soortgelijke ruiten te openen zonder schade aan de ruit.”
2.12 EMN heeft Aon bij brief van 12 februari 2002 - voor zover relevant - als volgt bericht:
“Wij ontvingen tevens een mutatierapport en een proces-verbaal van bevindingen, (...), waarin verslag wordt gedaan van de wijze waarop de daders bij de diefstal van 10 september 2001 en de poging tot diefstal van 15 januari 2002 het raam zouden hebben kunnen geopend.
Door de recherche is proefondervindelijk vastgesteld dat er via een zogeheten veredelde flippermethode het raam kan worden geopend. Hierbij wordt een voorwerp aan de onderzijde tussen het raam en het kozijn geschoven om het uitzetijzer los te wippen. Vervolgens ontstaat voldoende ruimte om met behulp van bijvoorbeeld voorgevouwen aardedraad of een metalen strip de raamboompjes uit de sluitkommen te drukken. Door de politie is deze werkwijze uitgevoerd zonder dat hierbij sporen van braak werden veroorzaakt.
Door de politie werden lichte krasjes waargenomen op het aluminium kozijn ter plaatse van een raamboompje. Indien de daders de door de politie beschreven werkwijze hebben uitgevoerd zijn de raamboompjes van binnenuit geopend en was het niet nodig om aan de buitenzijde krassen te veroorzaken. We hebben niet kunnen vaststellen of deze krassen aangemerkt kunnen worden als braakschade teneinde het raam te kunnen openen.”
De in het proces-verbaal van 29 januari 2002 en de brief van EMN aan Aon van 12 februari 2002 beschreven wijze van binnentreden via het raam zal hierna kortheidshalve worden aangeduid als “openflipperen van het raam” dan wel “flippermethode”.
2.13 Op 17 januari 2002 is opnieuw via hetzelfde raam op de begane grond bij Cikam ingebroken. Dit keer vertoonde het raam duidelijke braaksporen.
De vordering luidt om AIG bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot:
1. betaling aan Cikam van een bedrag van € 110.618,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. voldoening aan Cikam van de buitengerechtelijke kosten van € 3.422,45, exclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
3. betaling aan Cikam van de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Cikam aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Als gevolg van de diefstal op 10 september 2001 heeft Cikam de in het rapport van EMN van 3 december 2001 weergegeven schade geleden.
3.2 Van deze schade is een bedrag van € 110.618,-- gedekt door de door Cikam bij AIG afgesloten Elektronicaverzekering.
3.3 De schade bestaat in werkelijkheid uit een bedrag van f 110.618,-- (derhalve
€ 50.196,25). Cikam heeft bij dagvaarding abusievelijk het bedrag van de door haar geleden schade dat door EMN in guldens was uitgedrukt als een bedrag in euro’s gevorderd.
3.4 Cikam heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt voor een bedrag van in totaal € 3.422,45, exclusief BTW.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Cikam, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.
AIG heeft daartoe - kort samengevat - het volgende aangevoerd:
4.1 De door Cikam geclaimde schade valt niet onder de dekking van de Elektronicaverzekering, omdat niet is voldaan aan de in de artikelen 3.3.1 en 3.3.2 van de verzekeringsvoorwaarden opgenomen vereisten voor vergoeding van diefstalschade.
4.2 De verzekeringsvoorwaarden vereisen dat de daders zich in geval van diefstal door braak toegang hebben verschaft tot het gebouw of tot het gedeelte van het gebouw waarin de verzekerde zaken zich bevinden. Zowel in de situatie dat de daders op 10 september 2001 het pand van Cikam hebben kunnen binnentreden omdat het raam op de begane grond van dit pand niet goed was afgesloten als in de situatie dat zij het gebouw hebben kunnen betreden omdat zij dit raam door middel van de zogenoemde flippermethode van buitenaf hebben geopend, is geen sprake van braak.
4.3 Braaksporen aan het raam om de vereiste braak te bewijzen, ontbreken.
4.4 Op de vordering van Cikam moet, als deze al wordt toegewezen, het eigen risico van Cikam ad in totaal € 2.495,79 in mindering worden gebracht.
4.5 AIG erkent dat door Cikam de in het petitum van de dagvaarding gestelde buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, maar op het gevorderde bedrag dient, als de vordering van Cikam wordt toegewezen, de betaalde BTW (€ 546,45) in mindering te worden gebracht omdat Cikam deze BTW heeft kunnen verrekenen.
4.6 Doordat Cikam bij dagvaarding abusievelijk een bedrag van € 110.618,-- in plaats van € 50.196,26 heeft gevorderd, bedroeg het griffierecht dat ieder der partijen heeft moeten betalen € 2.165,-- in plaats van € 1.020,--. Als de vordering van Cikam wordt toegewezen, dienen de proceskosten in die zin te worden gecompenseerd dat daarop het totaal bedrag dat partijen ten onrechte aan griffierecht hebben betaald, te weten € 2.290,--, in mindering wordt gebracht.
5.1 In geschil is of de door Cikam geleden schade wegens verlies van zaken als gevolg van de diefstal op 10 september 2001 gedekt is door de door Cikam bij AIG afgesloten Elektronicaverzekering. Blijkens de op deze verzekering van toepassing zijnde voorwaarden is verlies van verzekerde zaken als gevolg van diefstal uitsluitend verzekerd na inbraak. Onder inbraak wordt - kort gezegd en voor zover in casu relevant - verstaan verlies van verzekerde zaken door, ten gevolge van of bij gelegenheid van diefstal waarbij de dader zich de toegang tot het gebouw waarin deze zaken zich bevinden heeft verschaft door braak ten opzichte van bedoeld gebouw. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de daders zich op 10 september 2001 de toegang tot het bedrijfspand van Cikam hebben verschaft door middel van braak.
5.2 AIG stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van braak omdat het raam waardoor de daders op 10 september 2001 het pand van Cikam zijn binnengekomen (hierna: het raam) niet volledig was afgesloten en de daders dit dus van buitenaf konden openduwen. Subsidiair beroept AIG zich er op dat indien het raam wel volledig was afgesloten de daders het raam hebben opengeflipperd. Nu het openflipperen van het raam niet heeft geleid tot zichtbare beschadigingen, is geen sprake van braak.
5.3 Cikam stelt zich op het standpunt dat het raam op 10 september 2001 volledig was afgesloten en dat de daders het raam hebben geopend door dit open te flipperen. De omstandigheid dat dit openflipperen van het raam niet heeft geleid tot beschadigingen, leidt niet tot de conclusie dat geen sprake is van braak. In de verzekeringsvoorwaarden is de aanwezigheid van braaksporen niet als voorwaarde voor braak gesteld. Subsidiair stelt Cikam zich op het standpunt dat er wel sporen van braak aanwezig waren, zowel aan het kozijn van het raam waardoor de daders zich de toegang hebben verschaft tot de computers, als op overige plaatsen (het hek dat het pand omheinde, het raam op de eerste verdieping van het pand, de kasten waarin de computers zich bevonden en de melder van het alarmsysteem). Aangezien de polisvoorwaarden in algemene zin verwijzen naar braak, is het ingegooide raam op de eerste verdieping op zichzelf al voldoende spoor van braak om dekking onder de polis tot gevolg te hebben.
5.4 De rechtbank begrijpt dat Cikam (onder meer) de stelling betrekt dat voor dekking onder de verzekeringsovereenkomst niet relevant is of sprake is van braak ten opzichte van het raam op de begane grond van het pand van Cikam, maar dat voldoende is dat er sprake is van braak ten opzichte van het gebouw waarin de verzekerde zaken zich bevinden. Aldus is, zo begrijpt de rechtbank, de vereiste braak reeds aanwezig doordat de daders een raam op de eerste verdieping van het pand hebben ingegooid, ongeacht of ze via dat raam bij de uiteindelijk gestolen computers zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de bewoordingen van artikel 3.3.1 van de verzekeringsvoorwaarden op dit punt voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt naar het oordeel van de rechtbank evenwel mee dat van diefstal in de zin van de verzekeringsovereenkomst slechts sprake is als de daders zich de toegang tot het gebouw hebben verschaft door middel van braak en dat pas sprake is van het zich toegang verschaffen tot het gebouw indien daarmee ook de zaken, die uiteindelijk worden gestolen, worden bereikt.
5.5 De rechtbank gaat eveneens voorbij aan de stelling van Cikam dat er braaksporen waren aan het raam waardoor de daders het pand van Cikam zijn binnengetreden. Cikam heeft, na gemotiveerde betwisting door AIG, haar stelling bij dagvaarding dat het raam op de begane grond krassporen vertoonde direct na de inbraak van 10 september 2001, onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, zodat hieraan reeds om deze reden voorbij kan worden gegaan.
5.6 De discussie van partijen beperkt zich tot twee mogelijke manieren waarop de daders het raam op de begane grond van het pand van Cikam zijn binnengetreden: ofwel de daders hebben het raam van buitenaf open kunnen duwen omdat het niet volledig was afgesloten, ofwel de daders hebben het afgesloten raam opengeflipperd.
Het uitgangspunt van AIG dat geen sprake is van braak en dus van dekking onder de verzekeringsvoorwaarden als het betreffende raam niet goed was afgesloten is door Cikam niet bestreden, zodat de rechtbank hiervan uitgaat.
5.7 Het vorenstaande in aanmerking nemende dient allereerst te worden beoordeeld of het openflipperen van een raam kan worden aangemerkt als braak in de zin van artikel 3.3.1 van de verzekeringsvoorwaarden. Immers, als komt vast te staan dat het openflipperen van een raam niet kan worden aangemerkt als braak, is niet meer relevant of het raam op 10 september 2001 volledig was afgesloten.
5.8 De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van het begrip braak van belang is dat de onderhavige verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen op basis van een zogenoemde beurspolis, een verzekering die wordt gesloten op basis van gedeponeerde standaardvoorwaarden, vastgesteld door de georganiseerde verzekeraars en makelaars. Aldus is sprake van een verzekeringsovereenkomst die tot stand is gekomen tussen professionele, of althans professioneel vertegenwoordigde, partijen, zodat het bij de uitleg van een beding in de polis en de bijbehorende voorwaarden aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden in beider professionele kring over en weer redelijkerwijs aan deze polis en voorwaarden mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Voorts moeten bij die uitleg aard en strekking van de onderhavige polis en verzekering in aanmerking genomen worden.
5.9 Partijen zijn het erover eens dat het begrip “braak” als volgt moet worden gedefinieerd: “de verbreking van een afsluiting met het doel zich wederrechtelijk toegang te verschaffen”. AIG heeft aangevoerd dat uit het gebruik van het woord “verbreking” volgt dat voor braak in ieder geval enige vorm van beschadiging is vereist. Cikam betwist dit. De rechtbank is met Cikam van oordeel dat het gebruik van het woord “verbreking” in voormelde definitie niet per definitie betekent dat er voor braak sprake moet zijn van enige vorm van beschadiging. Voldoende is naar het oordeel van de rechtbank dat een afsluiting op een andere dan de geëigende manier wordt geopend.
5.10 Het Hof ’s-Gravenhage hanteert naar het oordeel van de rechtbank in haar arrest van 8 november 1979 (SES 1981/34) eenzelfde uitleg van het begrip “braak”. Volgens het Hof moet onder “braak” worden verstaan: “(...) verbreking waarbij iets beschadigd of geforceerd wordt”. Uit deze bewoordingen kan worden afgeleid dat ook volgens het Hof verbreking van een afsluiting niet per definitie tot beschadiging hoeft te leiden. Immers, volgens het Hof kan ook sprake zijn van verbreking als een afsluiting geforceerd is. Forceren wordt onder meer gedefinieerd als iets met de verkeerde middelen bereiken. Dit komt in de visie van de rechtbank overeen met haar hierboven weergegeven opvatting dat iets anders dan op de geëigende manier wordt geopend.
5.11 Cikam mocht er naar het oordeel van de rechtbank ook redelijkerwijs vanuit gaan dat schade als gevolg van diefstal, waarbij de daders zich de toegang tot het pand verschaften zonder dat dit tot zichtbare braaksporen leidde, door de door haar bij AIG afgesloten Elektronicaverzekering zou zijn gedekt. Immers, blijkens de verzekeringsvoorwaarden is voor dekking niet vereist dat er zichtbare sporen van braak zijn en door het enkele gebruik van het woord braak in artikel 3.3.1 van de voorwaarden had het Cikam, mede gelet op het hiervoor overwogene omtrent de uitleg van het begrip “braak”, niet duidelijk kunnen en hoeven zijn dat voor dekking zichtbare sporen van braak waren vereist. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de door AIG aangehaalde uitspraken van zowel de (thans geheten) Raad van Toezicht Verzekeringen (hierna: de Raad) als verschillende rechterlijke instanties kan worden afgeleid dat het niet ongebruikelijk is om als aanvullende eis in de verzekeringsvoorwaarden op te nemen dat voor braak is vereist dat er zichtbare beschadigingen zijn. AIG kon en mocht er dan ook niet op vertrouwen dat het Cikam duidelijk zou zijn dat ook zonder deze expliciet in de voorwaarden opgenomen eis, dekking beperkt was tot die gevallen van diefstal waar zichtbare sporen van braak aanwezig waren.
5.12 Het openflipperen van een raam is naar het oordeel van de rechtbank niet de geëigende manier om een raam te openen, zodat deze wijze van openen van een raam met als doel zich wederrechtelijk de toegang te verschaffen onder de hiervoor weergegeven definitie van braak valt.
De rechtbank kan AIG niet volgen in haar bij conclusie van antwoord (onderdeel 34) ingenomen stelling dat als een raam wordt geopend door middel van de flippermethode een correct middel is gebruikt aangezien er geen spoortje van een verkeerde toetakeling te zien is. De enkele omstandigheid dat geen schade is toegebracht, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat een correcte manier van openen is gehanteerd.
In dit verband merkt de rechtbank tevens op dat, anders dan AIG betoogt, de flippermethode niet zonder meer gelijk gesteld kan worden met het openen van een deur met een valse sleutel/loper. In laatstgenoemde situatie wordt de deur wel op de geëigende manier geopend en in eerstgenoemde situatie niet.
5.13 De rechtbank acht tevens van belang dat, naar AIG zelf heeft aangegeven, het doel van het opnemen van het braak-vereiste in de polisvoorwaarden mede is gelegen in de omstandigheid dat andere vormen van binnentreden in de regel minder de aandacht trekken en ten opzichte van het inbraakrisico voor de verzekeraar een te hoog risico vormen.
Vast staat dat in casu het openflipperen van het raam niet de enige handeling van de daders is geweest. Niet in geschil is dat de daders tevens een hek aan de busbaanzijde hebben verbogen en dat zij een raam op de eerste verdieping hebben vernield cq. ingegooid. In casu zijn er derhalve de nodige handelingen door de daders verricht die de aandacht van passanten hebben kunnen trekken, zodat er in ieder geval onder deze omstandigheden geen sprake is geweest van een verhoogd inbraakrisico in voormelde zin.
5.14 Ten aanzien van de veelvuldige verwijzingen van AIG naar uitspraken van de Raad merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank en de Raad hebben verschillende taken, moeten verschillende criteria hanteren en op verschillende wijze gedragingen van verzekerden en verzekeraars toetsen. Zo onderzoekt de Raad het gedrag van verzekeraars naar aanleiding van een klacht of ambtshalve en toetst zij dit gedrag aan de goede naam van het verzekeringsbedrijf, terwijl de rechtbank rechten en verplichtingen tussen verzekeraars en verzekerden vaststelt. Bij de uitleg van een polisclausule door de rechtbank kan de uitleg van eenzelfde of vergelijkbare polisclausule door de Raad dan ook niet meer dan een beperkte rol spelen. Afgezien hiervan, stelt de rechtbank vast dat in een groot deel van de door AIG aangehaalde uitspraken sprake is van een polisvoorwaarde waarin voor diefstal het vereiste van zichtbare schade of een vergelijkbaar vereiste is opgenomen. Nu dit vereiste in casu niet in de verzekeringsvoorwaarden is opgenomen, kunnen de betreffende uitspraken reeds om die reden geen rol van betekenis spelen. De overige door AIG aangehaalde uitspraken geven de rechtbank geen aanleiding om tot een ander uitleg van het begrip braak te komen dan hiervoor uiteengezet.
5.15 De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van AIG dat slechts door middel van braaksporen aan het raam bewezen kan worden dat sprake is geweest van verbreking en dus van braak. Hoewel de rechtbank met AIG van mening is dat braaksporen tot bewijs kunnen dienen van de omstandigheid dat sprake is geweest van verbreking van het raam, hoeft dit niet te betekenen dat alleen van verbreking sprake is als er sporen van braak zijn. Het bewijs van verbreking kan immers ook door middel van andere middelen dan sporen van braak worden geleverd.
5.16 De rechtbank gaat eveneens voorbij aan het beroep van AIG op de brief van Aon aan haar van 27 maart 2002 waarin de navolgende zinsnede is opgenomen: “Met betrekking tot de afgewezen schade van onze gezamenlijke relatie doen wij een beroep op u om te bezien of u bereid bent over te gaan tot een onverplichte betaling.” Zonder kennisname van de correspondentie die, naar Cikam stelt, aan deze brief is voorafgegaan, kan de rechtbank uit deze zinsnede niet de conclusie trekken die AIG hieruit trekt. Nu het op de weg van AIG, als de partij die zich ter zake op het rechtsgevolg beroept, lag om bedoelde correspondentie in het geding te brengen en zij dit heeft nagelaten, gaat de rechtbank aan deze stelling van AIG voorbij.
5.17 De rechtbank concludeert derhalve dat het openen van een raam door middel van de zogenaamde flippermethode kan worden aangemerkt als braak in de zin van artikel 3.3.1 van de Elektronicaverzekering. Hiervan uitgaande, is vervolgens aan de orde of het raam op 10 september 2001 volledig was afgesloten.
5.18 Nu AIG de door Cikam aan haar vordering ten grondslag gelegde stelling dat het raam op 10 september 2001 volledig was afgesloten en de daders derhalve door middel van braak door het raam zijn binnengekomen gemotiveerd heeft betwist, dient Cikam als de partij die zich op het rechtsgevolg beroept te bewijzen dat het raam op de begane grond van haar bedrijfspand waardoor de daders zijn binnengekomen op 10 september 2001 volledig was afgesloten.
Ten aanzien van het door Cikam te leveren bewijs overweegt de rechtbank thans reeds dat hieraan in een geval als het onderhavige niet al te hoge eisen mogen worden gesteld. Cikam zal derhalve kunnen volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat het raam volledig was afgesloten.
5.19 Uit het voorgaande volgt dat indien Cikam slaagt in het bewijs dat het raam op 10 september 2001 volledig was afgesloten, hiermee vaststaat dat het raam is opengeflipperd, in welk geval naar het oordeel van de rechtbank sprake is van braak als bedoeld artikel 3.3.1 van de Elektronicaverzekering. De door Cikam geleden schade wegens verlies van computers is in dat geval gedekt door deze verzekering. Mitsdien zal alsdan de vordering van Cikam onder 1 van het petitum worden toegewezen, zij het tot een bedrag van f 110.618,-- (€ 50.196.25) gelet op het bepaalde in rechtsoverweging 3.2 en 3.3 en na aftrek van het eigen risico van Cikam.
AIG stelt zich onder verwijzing naar het polisblad op het standpunt dat het eigen risico f 250,-- per gebeurtenis per object bedraagt en derhalve 22 (gestolen computers) x f 250 = f 5.500,-- oftewel € 2.495,79. Deze toepassing van de eigen risico-bepaling op het polisblad komt de rechtbank niet onjuist voor. Weliswaar is het begrip object niet gedefinieerd in de polisvoorwaarden maar gelet op het feit dat op het polisblad ten aanzien van transportrisico een eigen risico van
f 500,-- per gebeurtenis per laptop geldt, is aannemelijk dat in casu met het begrip object wordt gedoeld op de gestolen (en niet teruggevonden) computers.
Bovendien is deze stelling van AIG door Cikam niet, althans niet gemotiveerd, weersproken.
De rechtbank volgt AIG eveneens in het bij haar berekening gehanteerde aantal van 22 gestolen en niet teruggevonden computers. Weliswaar stelt Cikam, hetgeen door AIG niet is betwist, dat er 26 computers zijn gestolen waarvan er 6 zijn teruggevonden, hetgeen resulteert in 20 gestolen en niet teruggevonden computers, maar de rapportage van EMN van 3 december 2001 waarop de gevorderde schade is gebaseerd gaat uit van 22 gestolen en niet teruggevonden computers.
Aldus zal, als Cikam in het haar op te dragen bewijs slaagt, een bedrag van
€ 47.700, 46 aan haar worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, nu dit deel van de vordering niet is betwist.
5.20 Indien Cikam in het haar op te dragen bewijs slaagt, geldt ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten het volgende. AIG heeft erkend dat Cikam de gestelde buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, maar heeft ten aanzien van de gevorderde BTW over deze kosten ad € 546,45 gesteld dat Cikam deze heeft kunnen verrekenen. De rechtbank stelt vast dat Cikam ondanks de toevoeging “exclusief BTW” in onderdeel 2 van het petitum een bedrag van
€ 546,45 aan BTW heeft gevorderd. Gelet op het feit dat Cikam niet heeft betwist dat zij de BTW heeft kunnen verrekenen, zal haar vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten minus de over deze kosten in rekening gebrachte BTW ad € 546,45, derhalve een bedrag van € 3.001,97, worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, nu AIG dit deel van de vordering niet heeft betwist.
5.21 Indien de vordering van Cikam zal worden toegewezen, zal de rechtbank op de in dat geval door AIG aan Cikam verschuldigde proceskosten een bedrag van € 2.290,-- in mindering brengen, gelet op het feit dat Cikam, naar zij inmiddels heeft erkend, bij dagvaarding abusievelijk een bedrag van € 110.618,-- in plaats van € 50.196,26 heeft gevorderd en beide partijen als gevolg hiervan € 1.145,--
(€ 2.165,-- in plaats van € 1.020,--) meer griffierecht hebben betaald dan zij zouden hebben moeten betalen als Cikam het juiste bedrag had gevorderd.
alvorens verder te beslissen,
draagt Cikam op te bewijzen dat het raam op de begane grond van haar bedrijfspand waardoor de daders zijn binnengekomen op 10 september 2001 volledig was afgesloten;
bepaalt dat indien Cikam dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. J.F. Koekebakker;
bepaalt dat de procureur van Cikam binnen twee weken na vonnisdatum opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden september tot en met november 2005 en dat de procureur van AIG binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1582/1694